Waarde van Lennep
(1993)–De Schoolmeester– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Amicissime, Uw brief vond mij op 't bed, in 't algemeen, en meer speciaal op een soort van sponde-secreet, met een geweldige borstziekte begaafd en in doodsbenaauwdheid wegens het bijzijn van een slaapkameraad die mij sints een geruimen tijd het leven tot een kruis maakt en dien all de pillen van Old Engeland tot nog toe niet weg hebben kunnen werken. Reeds sedert lang was ik ziek doch altijd wandelende langs 's Heeren straten, doch nu heb ik weder bloed gespogen, ben bedlegerig, onder de handen van een gepoeyerden kwakzalver en voor het overige beroerd en wel. De man zegt dat ik spoedig beter zal zijn en zoo hoop ik daar ik nog geen lust heb om te overlijden, ofschoon het mij aan den anderen kant onverschillig is, daar alles hier toch tegenloopt en ik dus elders misschien beter mijn fortuin zal maken. Voor het overige is mijn geweten zeer gerust doch ik ben onbeschrijfelijk landelijk en melancholiek, 't geen zeer natuurlijk is daar de ramen van mijn kamer, gelijk gij weet, het uitzicht geven op twee secreeten en verder niets, voor het overige zie ik geen levendige ziel dan nu en dan mijn colossale Hospita, die wegens hare immense volume wel voor een ‘philipine’Ga naar eind1 of ‘dubbele’ zou kunnen doorgaan, een scheele meid die bovendien blind is en eenige wandluizen. Mrs. By heeft mij reeds een sick-nurse op den hals willen jagen om mij op te passen, doch hiervoor pas ik daar deze dames gewoonlijk the grand | |
[pagina 72]
| |
climacteric reeds sints lang gepasseerd zijn en dus good for nothing. Indien ik alzoo mogt komen uit te knijpen zal er niemand bij mijn legerstede weenen en ik zelf waarschijnlijk genoodzaakt zijn om u het nieuws mede te deelen. [...] Wees zoo goed bij gelegenheid Willem mijne erkentenis te betuigen voor zijne bemoeyingen, ik ben van zijne belangstelling overtuigd en er hem dankbaar voor. Te Heiloo in een warme pastory gezeten, met Van Rhijn en zijn vrouw, is het hem gemakkelijk mij tot den marteldood uit te dagen, doch indien hij geroepen werd om, ‘zonder maleGa naar eind2 of staf’, aan de zwarte schapenGa naar eind3 uit de christelijke kudde het woord te gaan verkondigen, zouden wij zien hoe ver hij zelf de martelaarsdeugden in beoefening zou brengen. Zoo valt het ook u, die getrouwd zijt en vijf kinderen hebt, ligt om mij tot lubbenGa naar eind4 te veroordeelen, doch indien gij nog zoo weinig wist en genoten hadt van de geheimen der voortteeling als ik zoudt gij zulk eene canibaalsch vonnis niet hebben kunnen vellen. Stel u voor het overige volkomen omtrent deze historie (van de twee misses) gerust. Het was een bloote grap die niets om 't lijf had en reeds vergeten is. Bovendien is het mijne schuld niet dat ik declaraties ontfang, ik geloof dat gij denkt dat ik reeds een meisje ongelukkig maak wanneer ik slechts aanbel of mijn hand in haar presentie in mijn broekzak steek, of mijn neus snuit. Hoe dit zij, dit meisje deed mij, zonder eenige aanleiding van mijne zijde, I declare, doch alleen omdat zij gehoord had dat ik spoedig naar de Kaap zou gaan, een formeele declaration van de l'amour zoowel van de la coeur als van de la pantalon. In het begin, I confess, had ik hier wel ooren naar, (doch dit is, gelijk Stapleton in Jacob Faithful zegt, ‘nothing but human natur’.Ga naar eind5 Lees dezen onbeschrijflijk schoonen roman toch zoo spoedig mogelijk) en antwoordde dus ‘as you like it’ en koosde en kuste a little en ging vervolgens naar huis. Doch toen ik 's avonds nadacht over de drankstem van den ouden Heer Jasperse die mij te Leyden | |
[pagina 73]
| |
op mijn kamer kwam vragen of ik zijn dochter wilde honoreren, waarop ik dadelijk ja antwoordde, en aan den weg tusschen Leyden en het Haagsche Schouw en aan het blaauwe oog van of door Van der Boon, en aan een allerwelsprekendsten brief dien ik onlangs hier (mirabile dictu!Ga naar eind6) van de voedstermoeder van mijn babe ontfing en aan duizend andere voordeelen van het vaderschap, vatte ik dadelijk de pen op en schreef dat ik alles als gekheid beschouwde, zoowel van hare zijde als van de mijne, dat zij onmogelijk iemand kon beminnen dien zij zóó weinig kende en die bovendien, en cas de besoin, geen penny had om naar Gretna-Green te gaan; dat ik begreep dat zij een weinig met mij had willen dollen en dat, daar zij op haar jaren (18 and a fraction) en met haar talenten (muziek, eenige talen, de pot kooken en een fameuse eetlust) een veel beteren koop kon sluiten met den een of anderen Amerikaanschen dichter of kantoorbediende, alles tusschen ons moest afgedaan zijn. In dit briefje sloot ik de schoone haarstreng, ten minste een el lang, die ze mij gegeven had en verzocht tevens twee of drie krullen van mijn eigen ligchaam terug en speelde haar alles den volgenden dag in handen. 's Avonds kreeg ik het briefje dat ik hier bijvoeg, en 't welk mij min of meer unsettelde. daar ik zag dat dit muisje welligt een staart zou hebben. Ik begaf mij echter den volgenden dag op het bepaalde uur naar hare woning en vond haar alleen, en in tranen! Dit was meer dan mijn hart kon wederstaan en ik was op het punt om aan een klein zusjen voor Geraert te beginnen, toen de gedachte dat ik hem hierdoor merkelijk in de nalatenschap zou benadeelen mij dadelijk de mast deed strijken en mij moed gaf om haar het dwaze onzer eventueele verbindtenis onder 't oog te brengen, en, toen dit niet hielp, haar, onder het zegel der geheimhouding, mijn geval met Helena te verhalen; waarop ik mijn broek vastknoopte, het achterste gedeelte van mijn hemd naar voren haalde, mijn hoed en mijn gloves opnam en, met een ‘good bye, miss Ann,’ het huis verliet. De eerste | |
[pagina 74]
| |
dagen was ik echter een weinig uneasy, vooral toen ik voor het eerst in de fransche kerk hare tante zag, die niets van den moord wist, doch ons razend had aangemoedigd, waarschijnlijk denkende, als alle husband-hunters, damn their eyes! dat ik a good match zou zijn. Deze verhaalde mij dat Ann, gedurende eenige dagen almost out of her mind was geweest, poor thing; dat zij de zonderlingste fancies had en zich, sints gisteren verbeeldde dat zij a hen was; dat zij den ganschen dag op drie edamsche kaasjens zat, zeggende dat dit haar eyeren waren die ze uit moest broeyen, en dat heaven alone wist wat er van worden moest. You will soon give us a call Mr. de Linde? - I will of course Ma'am, if you allow me. - ‘Suppose you dine today with us, pot luck, recollect’ (Ik had een razenden honger daar ik gelijk Willem Veder teregt zegt, meestal in London leeg loop, doch ik antwoordde:) I'm very sorry indeed, but I am engaged this whole week to dine out, much obliged. - What a pity; well whenever you like, we'll always be most happy to see you, at any time you like, but don't postpone it. - You are very kind. I'll soon come and see you, good bye Mam good bye Miss Jane, my love to miss Ann. - ‘Good morning Mister De Linde.’ - Nu liep ik inderdaad met mijn kop tegen den wand en wist niet meer wat te beginnen; dat een meisje van wegens verliefdheid op mij, gek was geworden, was mij niet overkomen sints mijn zestiende jaar, toen Anne Feersma, dochter van een reder te Harlingen en thans gehuwd aan Jh. Doyer, boterkooper te Zwolle (alles kan navraag lijden) buiten mijn weten, zóó verliefd op mij was, dat zij, na mijn vertrek uit Overijssels hoofdstad, waar ik Feith een visite had gemaakt, in het dolhuis werd opgesloten voor een jaar! Mijn vader hield dit alles echter wijsselijk voor mij verborgen doch verhaalde het aan mijn zuster,Ga naar eind7 die het naderhand aan mij verhaalde bij gelegenheid dat zij een geheime correspondentie ontdekte tusschen mij, Louise en Emma Krantz, twee dochters van een haagschen lakenkooper Spuistraat, hoek van de Wagen- | |
[pagina 75]
| |
straat, op welke beiden ik toen smoorlijk verliefd was. Ik was dus, gelijk ik zeide, ‘at my wit's end,’ en daar ik, gelijk toevallig dagelijks het geval is, geen invitatie for dinner had, kroop ik van de kerk naar de kroeg, nam een goalGa naar eind8 whiskey en verzettede mijn chagrin in den drank. Die gansche week was ik gelijk een kip die een ei moet leggen en in zoo verre gelijk aan het lieve meisje; doch den volgenden Zondag sprak ik de tante weer, die mij tot mijn groote vreugd verhaalde dat Ann was doing quite well, dat zij haar eetlust langzamerhand terugkreeg (hier viel een steen van mijn hart) en dat zij gisteren met haar broeder een' heele goose! had opgegeten. ‘She quite finished her with William - poor thing’. - Nu was ik gerust, maakte den volgenden dag een visite, bleef eeten en vond Ann, gezonder, vrolijker en hongeriger dan ooit. - Ziedaar de gansche historie, oordeel dus niet voor tijd is dus weet of wacht en houdt het fatale mes nog maar wat tehuis. Kunt gij inderdaad denken dat ik, na zoo duur betaald te hebben, na alles bijna in de schipbreuk te hebben verloren opnieuw dwaasheden zou doen. Ik heb u menigmaal verzekerd dat gij omtrent het tegendeel gerust kost zijn en nu beloof ik u opnieuw (omdat ik weet dat mijn geluk u na aan 't hart ligt) dat ik, zoo ik beter worde, niet trouwen vrijen of naaijen (except publieke jagt) zal of het moet zijn met, over of op een rijke weduwe. Van buitenbeentjens heb ik voor altijd genoeg, ofschoon dit geval veel te ver getrokken wordt. De koning van Engeland heeft immers meer dan een half dozijn bastaarden, komt er openlijk voor uit en plaatst hen in de eerste betrekkingen: de een is Lord Fitzclarence,Ga naar eind9 de andere Lady so and so etc. Waarom zegt Van Hengel daar niets van? Doch Shakespeare zegt met reden wat in een officier een grap is, is in een soldaat een misdaad.Ga naar eind10 [...] Doch God weet wat er buiten mijn weten en buiten weten van Mevrouw gebeurt! Jij vertelt mij ook niet meer als je hebben wilt dat ik weten zal en ik geloof dat er tusschen bei- | |
[pagina 76]
| |
den met heele stralen buiten het potje van de HeerengrachtGa naar eind11 wordt gewaterd. [...] |
|