Waarde van Lennep
(1993)–De Schoolmeester– Auteursrechtelijk beschermdLeiden, 24 oktober 1833Het gewone leven aan de universiteit in Leiden begon weer, en de ouderejaarsstudent kreeg een taak bij de ontgroeningen van eerstejaars. Hij stelde ze op een zachtaardige wijze op de proef in hun dichtvermogens. Een van zijn slachtoffers was Nicolaas Beets, die opdracht kreeg een vers te maken met eindrijmen die Van de Linde hem voorschreef. Behalve het gedicht van Beets, dat nogal breedspra- | |
[pagina 26]
| |
kig is, bevat de brief een heel fris en weinig negentiende-eeuws gedicht van Van de Linde zelf.
Amicissime, 't is om helsch te worden. Sints het ontvangen van uw' laatsten, die mij heeft doen sterven van 't lagchen, zoek ik, dagelijks, overal een maandlang onder mijn nagelaten gedichten naar een puikjuweeltje, dat ik voor niets in de wereld zou willen missen, daar het in 't vak van gevoelige poezy verre weg het beste is wat ik immer heb gelezen en wat ik immer hoop te leveren. - Ha, Goddank! daar voel ik het satanskind in mijn broekzak. Terwijl ik u dezen schrijf, loop ik mijn' kop gek te zoeken in alle kisten en kassen, zonder aan mijn zak te denken, waarin ik mij nu zoo duidelijk als den dag van gisteren herinner, dat ik het van morgen heb gestoken. Doch ter zake, want ik wil het u volstrekt mededeelen, misschien kunt gij het hier of daar in uw SaffoGa naar eind1 wel gebruiken; 't is Tollens nagezongen,Ga naar eind2 en, als het zijne, gerigt Aan een gevallen meisje (hetwelk à propos van feilen hier zeer ter snede komt) Neen! Tollens.
Haar mond was rood,
Haar hair was blond,
Haar kleeding bont,
Haar kleur gezond;
Haar oog was blaauw,
Haar bedstee naauw,
Haar minnaar gaauw,
Haar weerstand flaauw......
Zij was een vrouw! -
Haar buik werd rond
| |
[pagina 27]
| |
Zij ongezond,
Haar maag, gewond,
Braakt fluks in 't rond,
Uit dubb'len mond;
En uit den dop
Der baringskrop
Stond ras een pop,
Vol leven, op,
Die, door geschrei
En zuur geworden rijstenbrij,
(Ter neer gelegd op bed en sprei)
Haar vloeken doet het zoet gevlei
Der hartvervoerbre minnarij,
En de' onweerstaanbre kozerij,
In venus vette klaverwei,
Van d' angelsteek der liefdebij;
Maar, boven en behalve dat
De vruchtbaarheid van 't minnenat!
Extempore 1829-1831.
[...] Ik zend u hiernevens een vers hetwelk een groen in mijne tegenwoordigheid op een door mij opgegeven onderwerp en op gegeven eindrijmen heeft vervaardigd, en hetwelk mij zoo bij uitstek heeft bevallen (sauf quelques remarques) dat ik mij niet heb kunnen weerhouden het u mede te deelen en gaarne getroost ik mij de moeite van het afschrijven, zoo ik er uw oordeel bij gelegenheid eens over mag vernemen. De maker heet Beets en is de zoon van een Haarlemsch Apotheker, zijn voornemen is theologant te worden, doch behalve dat hij zeer schoone verzen maakt en een fraaije stem heeft, weet hij volstrekt niets gelijk bij zijne ontgroening is gebleken. [...] |