De gedichten van den Schoolmeester
(1902)–De Schoolmeester– Auteursrecht onbekend
[pagina 235]
| |
De Mop en de Kees.
| |
[pagina 236]
| |
Dat, naar ik hoor, zeer fraai moet wezen,
En zelfs in 't ‘redeloos’ Handelsblad werd geprezen:
‘Over de leverziekte’ namelijk ‘onder de Keezen,’
‘En hoe die kwaal,
Voor den “vernuftigen” mensch zelfs fataal,
Helaas! maar al te menigmaal
Onder dit “onvernuftig vee”
(Volgens Gravé)Ga naar voetnoot1),
Die bleeke keffers, uit happige eigenbaat,
Hyeensche hebzucht en galzieke overmaat
Van duivelen-wangunst ontstaat,’
Toen, of het toeval 't woû,
Een oude sjouw
Van een stoffel
Zonder wenkbraauw,
Met een oog als bezweken kabiljaauw,
Zijn hiel door zijn ééne mouw,
En zijn elleboog door zijn andre pantoffel....
- Wat doet zoo iemand in de koû? -
Ensin, een Kees zoo verwaand als een paauw,
Mank aan alle vier, maar anders vrij gaauw,
Met zijn staart in zijn rokzak, en een lever in zijn bek,
(Hoogst waarschijnlijk ontvreemd onder 't gesprek
Aan d' een of d' anderen slager in lamsvleesch of spek;
Want in 't kapen zijn Keezen alles behalve gek)
Aan komt klauteren over 't gegrendeld hek,
Net vis-à-vis Mop,
- Met zijn staart thands op -
En in 't passant ‘bonjour!’ zeit: ‘gaat het je nog altijd gelukkig
In Holland, Geeltjen? want fortuin is zoo nukkig?’ -
| |
[pagina 237]
| |
‘Ja, perfect, manke sneeuwbal! maar met jou gaat het krukkig.’
Waarop Kees grimmig doorklimt; doch naauwlijks in den top
Van gemeld tuinhek, in d' effen vliet
- Daar Mop intusschen aan 't blaffen schiet
Zijn eigen met een tweeden lever in den mond ziet,
En terstond - en wat Kees deê het niet? -
Twee levers voor één verkiest;
Doch - daar Mop nu verbaast zijn oogen wrijft en niest -
Zijn equilibrium en de heuselijke lever verliest,
En, ofschoon hy braaf ‘help!’ riep in zijn verdriet,
Of volgens Siegenbeek zelfs ‘hullep!’, het hielp hem niet.
‘Keesjen-lief viel in 't watertjen diep’Ga naar voetnoot1)
| |
[pagina 238]
| |
Waar hy natuurlijk tegen de lamp aanliep,
En dadelijk als drenkeling ontsliep,
Terwijl Mop in zijn eigen blaft: ‘Kijk!
De Inspecteur heeft gelijk.’
| |
Moraal.Waar ik een gesneuveld Minister,
Ik hield van zulke fabels een register,
En ik schreef: Cui bono?
Aan Pio Nono.
|
|