Waardering
Er valt geen beter bewijs voor de populariteit van de Schoolmeester te leveren dan een compleet overzicht van de drukken van De Gedichten, en van de verspreiding in bloemlezingen en schoolboeken. Niet alleen verscheen herdruk op herdruk, maar al vanaf zijn bijdragen aan de almanak Holland ontving de Schoolmeester de eer van de navolging. In hetzelfde jaar van De Gedichten kwam een Neefje van den Schoolmeester met een Negental lees- en leerlesjes over natuurlijke historie en nog wat anders, voor de lieve jeugd in rederijkers- en huiskamers. Het motto voor dit bundeltje luidt: ‘En heb ik niet zo mooi als “de schoolmeester” verteld/Bedenk, ik ben hier ook maar als ondermeester gesteld’. Naast het Neefje wierpen zich nog op een Ex-Schoolmeester en een Kweekeling van den Schoolmeester. Zo zijn er meer voorbeelden van navolging te noemen.
Van de zijde der officiële literaire kritiek uit die dagen zijn ons weinig reacties op De Gedichten bekend. Van Lennep gewaagt in zijn nabeschouwing van ‘de gretigheid (...) waarmede de dichtproeven telkens werden ontfangen’, maar hiervan vinden we de neerslag niet in de belangrijkste recenserende tijdschriften. Wel besprak De Gids enkele malen de almanak Holland, waarbij enige regels apart besteed werden aan de gedichten van de Schoolmeester.
Voor de literaire geschiedschrijving is populariteit geen criterium en zo zien we dat, op een enkele uitzondering na, de Schoolmeester in de literair-historische handboeken veelal met een paar regeltjes wordt afgedaan. Bovendien blijft de waardering - als die er al is - meestal beperkt tot zijn komische kant, de dwaasheid van zijn luim en de vaardigheid van zijn techniek.
Het is allereerst Kalff geweest die hem ruime aandacht gunt. Hij wijst op het gevoelige karakter van Van de Lindes poëzie en treft in De Gedichten de dubbelzinnigheid van de romantische humor aan, die een innerlijke tweespalt vorm geeft. De tekst brengt hij in verband met Van de Lindes weemoed en zwaarmoedigheid en zo krijgt dit werk het reliëf dat de poëzie van Piet Paaltjens allang verworven had.
Ook Knuvelder geeft Van de Linde royale waardering, maar hij kon intussen steunen op de studies en tekstuitgaven van Kelk en Kossmann.
Het feit dat De Gedichten pas na de dood van Van de Linde gebundeld zijn, heeft er toe geleid dat in de handboeken een zekere verlegenheid omtrent de plaatsing van dit werk te bespeuren valt. Zo wordt Van de Linde vaak in verband gebracht met auteurs van een latere generatie en verschijnt hij vooral als secondant van HaverSchmidt, die 27 jaar jonger is.
Kelk en Kossmann hebben het beeld van de Schoolmeester ingrijpend