[Inleiding]
Na een beschrijving der jaargangen van De Gemeenschap in het eerste hoofdstuk en na een samenvatting der beschreven aspecten en een nuancering naar tijdsfase en persoonlijke schakeringen binnen de redactie in het tweede, lijkt het mij nuttig deze studie af te sluiten via een confrontatie van eigen bevindingen met het beeld dat in andere geschriften van De Gemeenschap is gegeven. Nuttig, om tenminste een drietal redenen. Omdat in de bestaande literatuur over De Gemeenschap veelal een bepaald aspect centraal staat, kan door een confrontatie tussen mijn onderzoek en die literatuur datgene wat ik inzake zo'n aspect tot nu toe geformuleerd heb, ‘toegespitst’, geconcretiseerd en verhelderd worden. Vervolgens lijkt mij een bespreking van andere publikaties tegen de achtergrond van eigen onderzoek een verkieslijke manier om een aantal resultaten en conclusies aan te bieden. En tenslotte: omdat de bestaande literatuur over De Gemeenschap zich, zoals gezegd, vaak op een bepaald onderwerp richt - op de verhouding tussen het blad en het zogenaamde ‘rijke Roomsche Leven’ bijvoorbeeld, op de vraag hoe het blad zich opstelt temidden van de politiekmaatschappelijke stromingen van de tijd, of hoe het zich vooral als literair tijdschrift heeft gemanifesteerd - kan de aandacht voor die literatuur ook een aanzet vormen voor een situering van De Gemeenschap in een levensbeschouwelijk en politiek klimaat en voor een aanduiding van de specifieke identiteit van het tijdschrift in de literatuur en literatuuropvattingen van het interbellum. Als uitgangspunt bij de keuze van te bespreken literatuur heeft gegolden dat (a) alleen die publikaties in aanmerking kwamen die ná de laatste aflevering van De Gemeenschap zijn verschenen en voorts ook (b) alleen geschriften die aspecten van mijn onderzoek raken. In aansluiting op die laatste overweging wil ik nog enkele opmerkingen aan mijn commentaren vooraf doen gaan. Onder de geschriften die ik in dit
hoofdstuk bespreek, zijn er nogal wat die niet uitsluitend of niet voornamelijk en in enkele gevallen zelfs niet meer dan in geringe mate op De Gemeenschap betrekking hebben. Het zal duidelijk zijn dat mijn beoordeling ervan uitsluitend hun relatie met mijn onderwerp zal betreffen. Voorts blijken de meeste publikaties weliswaar voornamelijk over een bepaald onderwerp te handelen, maar wat zich in mijn onderzoek voordeed manifesteert zich ook hier: de aspecten zijn niet geheel van elkaar te scheiden en gaan vaak verbinding met elkaar aan. Hoewel ik in de bespreking de literatuur ‘per onderwerp’ zal groeperen en met die opzet ook mijn aandacht voor verschillende kwesties enigszins hoop te ‘spreiden’, brengt hun samenhang mee dat