| |
B. Een voorbeeld van een beweging in ontwikkeling: Scientology
1. Van audience cult tot client cult
‘The creation of dianetics is a milestone for Man comparable to his discovery of fire and superior to his inventions of the wheel and arch’; met deze woorden opent de Synopsis van ‘Dianetics, the Modern Science of Mental Health’, het boek dat in 1950 de basis legde voor het succes
| |
| |
van L. Ron Hubbard. ‘Oversell’ is steeds de strategie geweest van de scientologen als het gaat om de verspreiding van hun eigen gedachten, ‘overkill’ als het gaat om de kritische opmerkingen van buitenstaanders. Pretentieus zijn eigenlijk alle bewegingen die hier besproken worden, maar weinige zijn dat in de mate waarin de Scientology Kerk dat is en vrijwel geen enkele beweging verbindt de pretentie van de eigen onfeilbaarheid en volmaaktheid zozeer met agressie tegen iedereen die daar anders over denkt. Deze combinatie heeft Scientology tot een van de meest omstreden en gevreesde bewegingen gemaakt, niet alleen in Nederland, maar ook in veel andere landen.
De Church of Scientology is voortgekomen uit een vorm van lekenpsychotherapie, Dianetics, die door Hubbard in de jaren voor 1950 werd ontworpen. Hubbard's beschrijft de oorzaken van de problemen die veel mensen in hun leven tegenkomen - psychosomatische kwalen, slechte relaties, weinig succes - en een therapie om daar wat tegen te doen. Het uitgangspunt is dat de mens in principe goed is en eenmaal bevrijd van het kwaad dat hem is aangedaan, permanent in staat om op een hoog intellectueel, emotioneel en fysiek niveau te functioneren. Het ongeluk van de mens, dat in de Europese psychologie en in de psychoanalyse toch vooral als het resultaat van de reactie van het individu op zijn omgeving wordt gezien en in die zin bijna door hemzelf bewerkt wordt, is in de Amerikaanse opvatting van de van nature goede mens iets wat het individu aangedaan wordt en waarvan hij zich weer kan bevrijden door zijn eigen inzet. Het is in laatste instantie vreemd aan hemzelf en de enige schuld, die hem werkelijk toegeschoven kan worden, is de weigering zijn situatie in eigen hand te nemen en zich te bevrijden van zijn ongeluk.
Dianetics past in de traditie van de ‘angewandte Aufklärung’ (Dahrendorf, 1968), zoals we die kunnen terugvinden in de leer- en gedragstherapie en ook in de humanistische psychotherapie, de bewuste poging de wereld te begrijpen in termen van veranderbaarheid en maakbaarheid door de mens zelf. De Verlichting-in-de-praktijk vinden we ook terug in bijvoorbeeld de gedragstherapie en de humanistische psychotherapie: bij deze benaderingen staat niet het inzicht in het ontstaan van psychische problemen centraal, maar de opheffing van deze problemen door het toepassen van een techniek, die in een logisch verband staat met de wijze waarop de problemen zich manifesteren.
Dianetics is een parapsychotherapie, die zich in zijn oorspronkelijke opzet niet bijzonder ongunstig onderscheidde van andere vormen van (para)psychotherapie, van pogingen om wat aan je eigen problemen te doen. In de periode dat Hubbard de Church of Scientology stichtte, waren er ook nog wel verbindingen tussen hem en vertegenwoordigers
| |
| |
van andere therapeutische stromingen. De relatie met de academische wetenschap was al wel zeer gespannen, maar toch nog niet helemaal verbroken. Terugkijkend is er zeker reden te veronderstellen dat de inventiviteit en de durf van Hubbard hem - in andere omstandigheden? met andere ambities? bij een andere persoonlijkheidsstructuur? - een gerespecteerde plaats in de officiële therapeutische wereld had kunnen opleveren.
Hubbard was een van de eersten die het principe van de Galvanic Skin Response therapeutisch ging benutten (via de E-meter), een van de eersten die het gedragstherapeutische principe van flooding, de herhaalde confrontatie met de angstinducerende situatie, ging toepassen en zeker ook een van de eersten die heeft geprobeerd het therapeutisch proces zelf controleerbaar te maken door het introduceren van standaard-programma's. Op het moment dat Hubbard begon, was de psychotherapie nog hoofdzakelijk beperkt tot de psychoanalyse. De ontwikkeling van de gedragstherapie en van de humanistische psychotherapie komt eigenlijk pas op gang op het moment dat Hubbard zijn bijzondere versie daarvan al min of meer als een afgerond geheel aanbiedt. Tussen Hubbard's conceptie en Fritz Perls' Gestalttherapie, Arthur Janov's Primal Scream therapy en zeker Werner Erhard's EST bestaan nog onvoldoende onderzochte verbindingen.
Hubbard heeft overigens zeker de invloed van Freud ondergaan en zich van daaruit ontwikkeld op een manier, die een opmerkelijke overeenkomst heeft met de ontwikkeling van Wilhelm Reich, enkele jaren eerder (vanaf 1939 ongeveer). Begonnen als een briljante leerling van Freud verwijderde Reich zich niet alleen steeds meer van hem, maar vervreemdde hij ook van de wetenschappelijke wereld als geheel. Hij ontwierp een eigen materialistische libidotheorie en een allesomvattende daarop gebaseerde wetenschap, de orgonomie. Er komt een eigen instituut, Orgonon, een eigen uitgeverij, een eigen tijdschrift en een soort E-meter in het groot, de ‘Orgone Energy Accumulator’. Erkenning bleef uit, er kwamen moeilijkheden met de autoriteiten, maar hoe minder erkenning en hoe meer moeilijkheden, hoe meer ook Reich zich in zijn theorieën vastbeet en hoe grandiozer zijn fantasieën werden (De Graaf, 1975). Men kan Hubbard niet echt als leerling van Freud beschouwen, maar de basis van zijn theorie is zeker op Freud terug te voeren (de postulering van een onderbewustzijn, de betekenis van vroege ervaringen, de ‘Bearbeitung’ als therapeutisch principe) en zijn verdere ontwikkeling lijkt sterk op die van Wilhelm Reich, zelfs de retoriek vertoont overeenkomsten. Hubbard is overigens wel succesvoller geweest dan Reich in het scheppen van een eigen alternatieve wetenschappelijke en therapeutische wereld.
| |
| |
Tussen 1950 en 1954 heerst er nogal wat verwarring over de juiste lijn voor Dianetics. Er zijn leerlingen van Hubbard, die Dianetics verder lijken te willen ontwikkelen binnen de muren van de academische wereld, als onderdeel van de psychologie dus. Tegelijkertijd gaat Dianetics als zelfhulpbeweging aan zijn eigen succes ten onder. Veel mensen gaan de technieken van Hubbard enthousiast toepassen, maar met de Dianetics Foundations gaat het veel minder goed. Hubbard's secondanten van het eerste uur, met name de vertegenwoordigers uit wetenschappelijke en medische hoek, hebben grote moeite met de snelle ontwikkeling van Dianetics in een meer esoterische en absolutistische richting.
Dat wordt allemaal nog eens versterkt, wanneer Hubbard prenatale ervaringen en ervaringen uit vorige levens als bestaand en behandelbaar in zijn theorie en therapie opneemt. Tezelfdertijd ontstaan er moeilijkheden met de autoriteiten op grond van beschuldigingen van het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst en worden er door een exechtgenote van Hubbard pogingen in het werk gesteld hem krankzinnig te laten verklaren. Tenslotte zijn er dan ook nog onverkwikkelijke financiële en organisatorische problemen (Whitehead, 1974; Wallis 1976).
| |
2. Auditing: de alternatieve psychotherapie van Scientology
Het therapeutische aanbod van Scientology is weinig gevarieerd en simpel van structuur. ‘Auditing’ heeft, zoals Vrolijk (1978) heeft laten zien, duidelijk relaties met de leertheorieën in de psychologie en met de praktijk van de gedragstherapie. De bedoeling is negatieve ervaringen uit het verleden op te sporen, met elkaar in verband te brengen, opnieuw te beleven, en te herhalen net zo lang tot ze hun traumatische betekenis hebben verloren. De E-meter fungeert daarbij als een soort bio-feedback. Volgens Scientology is ‘auditing’, een woord dat in het Nederlands zoiets als toetsing betekent, veel meer: ‘the action of asking a preclear a question (wich he can understand and answer), getting an answer to that question and acknowledging him for that answer. Auditing gets rid of unwanted barriers that inhibit, stop or blunt a person's natural abilities as well as gradiently increasing the abilities a person has so that he becomes more able and his survival, happiness and intelligence increase enormously’ (What is Scientology? 1978, 331). Het feit dat Scientology zichzelf als een kerkgenootschap beschouwt en ‘auditing’ als een religieus te duiden vorm van geestelijke bijstand, is hier alleen nominaal van belang.
Vrolijk (1978, 195-198) formuleert de volgende bezwaren tegen de auditingprocedure:
1. | Psychische problemen worden zonder uitzondering teruggebracht tot
|
| |
| |
| remmingen en traumata als gevolg van nare gebeurtenissen in het verleden. |
2. | De methode wordt toegepast zonder behoorlijke selectie van de cliënten, er wordt geen indicatie gesteld: ‘auditing’ is voor iedereen goed en helpt tegen alles. |
3. | De methode richt zich op het opheffen van problemen uit het verleden, maar biedt geen aanknopingspunten voor de toekomst: er wordt geen nieuw gedrag aangeleerd. |
4. | De Hubbard E-meter, een eenvoudige leugendetector, is een onnauwkeurig, onbetrouwbaar en verouderd apparaat. |
5. | De methode wordt toegepast door ‘hastily trained laymen’, leken die leken hulp bieden in een situatie waarin emotioneel en voor de cliënt vaak bedreigend en beschamend materiaal op tafel komt. Er is geen enkele garantie dat de cliënt op vertrouwelijke behandeling van dit materiaal mag rekenen en dat wat hij vertelt nooit tegen hem gebruikt zal worden. |
6. | De suggestie van een bestaan vóór dit leven, onderdeel van de Scientology-filosofie, kan gevaarlijk zijn voor de cliënt. Het kan hem van zijn omgeving en van hemzelf vervreemden. Problemen van nu kunnen ongecontroleerd naar een vorig bestaan teruggeprojecteerd worden. |
Men kan hier nog aan toevoegen dat de auditing-procedure naar inhoud en structuur rigide en sterk geformaliseerd is: met de specifieke kenmerken en behoeften van de cliënt wordt geen rekening gehouden. Tenslotte is het dan ook nog verontrustend, dat de methode wordt gehanteerd door mensen, die geen aanspraak kunnen maken op een maatschappelijk aanvaarde gedragswetenschappelijke kwalificatie. Van psychische problemen en van hulpverlening weten zij niet meer dan hun binnen Scientology geleerd is, niet meer dus dan L. Ron Hubbard op dit gebied aan inzichten en ideeën heeft weten te ontwikkelen. Voor alle kwalen wordt een panacee geboden, dat ontwikkeld is op basis van jarenlange, diepgaande maar nergens gedocumenteerde research. Van een wisselwerking tussen wetenschap enerzijds en Scientology anderzijds is geen sprake, Scientology is een alternatief systeem, dat zich volledig afsluit van de medische en gedragswetenschappen.
| |
3. Van client cult tot cult movement
Uit de moeilijkheden waarvan in de eerste paragraaf sprake was, komt Hubbard als overwinnaar te voorschijn en hij kiest dan ideologisch en organisatorisch voor een andere en veel strakkere lijn. In 1954 richt hij in Los Angeles de Church of Scientology op. In de jaren daarna houdt
| |
| |
hijzelf de organisatie strak in de hand. Scientology verbreidt zich over de wereld en komt op vele plaatsen in botsing met de justitie, de medische stand en de pers. Het is niet zozeer de leer die zoveel weerstand oproept, noch ook het feit dat men zich als kerk presenteert (in de Verenigde Staten wordt een kerkgenootschap immers veel meer als een vereniging van gelijkgestemden gezien dan in bijvoorbeeld Nederland, het Amerikaanse kerkgenootschap is niet zozeer een religieus alswel een sociaal gegeven). Scientology roept vooral weerstanden op door de arrogante presentatie, de agressieve houding ten opzichte van de gevestigde geestelijke gezondheidszorg, de strakke discipline van de organisatie, de gerichtheid op geld en de (vermoede) pogingen om politiek en maatschappelijk invloed te verwerven.
Sinds 1968, Scientology was toen nog niet eens in Nederland gevestigd, duikt de naam Scientology in de landelijke pers steeds weer opnieuw op, meestal met de bedoeling tegen de activiteiten, die ook onder andere en vaak meer respectabel klinkende namen dan Scientology ondernomen worden, te waarschuwen (bijvoorbeeld Rothuizen, 1977). Het antwoord van Scientology op de ‘tegenwerking’ is steeds hetzelfde: conflicten met de overheid en met maatschappelijke instanties worden tot in hoogste instantie juridisch uitgevochten, conflicten met particulieren worden langs de weg van intimidatie beslecht (Komrij, 1979; Wallis, 1973b). Wallis citeert Hubbard op dit punt wat betreft de pers: ‘... we do not want Scientology to be reported in the press, anywhere else than on the religious page of newspapers... we should be very alert to sue for slander at the slightest chance so as to discourage the public presses from mentioning Scientology’ (1973b, 546). De afkeer van kritiek, commentaar of zelfs maar berichtgeving door andere bronnen dan de organisatie, i.c. Hubbard, zelf, is op alle fronten, ook intern, voelbaar.
Erg uitzonderlijk is dat op zich niet; mensen die heilig in iets geloven en zich daarvoor inzetten, worden in het algemeen door kritiek eerder geraakt dan gesticht. Wallis (1973b) wijst erop dat zeker als een groep zichzelf beschouwt als in het bezit van de absolute waarheid, kritiek of commentaar alleen aanvaardbaar is van degenen die beschouwd kunnen worden als de vertegenwoordigers bij uitstek van de eigen groep. Wallis ziet een duidelijke parallel tussen Scientology en de Christian Science van Mary Baker Eddy vroeger. ‘Since both are highly authoritarian sects, to permit commentary by outsiders threatens to undermine the authority of the leadership as the sole legitimate interpreters of the doctrine... Vilification of the enemy is therefore a natural recourse’ (Wallis, 1973b, 547). Wallis geeft dan een aantal pikante voorbeelden van de wijze waarop hij bij zijn onderzoek door scientologen werd achtervolgd, geïntimideerd en verdacht gemaakt. Hij is de enige niet (Komrij, 1979)
| |
| |
en gezegd moet worden, dat het uitzonderlijke van de afkeer van kritiek van Scientology zeker wel zit in de felheid, waarmee ‘vermoede’ tegenstanders - altijd ‘aberrees’ en ‘suppressive persons’ - in persoon worden bestreden. In autoritaire bewegingen reserveert men een dergelijke benadering meestal slechts voor renegaten.
Hoewel de Scientologen in het algemeen gul zijn met het verschaffen van informatie over de organisatie, het ledental, de kosten van cursussen, de IQ's van de leden, de data van oprichting van nieuwe missies en kerken, de erediploma's van Hubbard, de parafernalia van de kerkdiensten, de overal ter wereld spelende rechtszaken e.d., is het toch bijzonder moeilijk een duidelijk beeld te krijgen van de werkelijke omvang en de werkelijke betekenis van dit alles. De wereld van Scientology ziet er bedrieglijk echt uit, maar steeds opnieuw voelt men zich een Laarmans die de redactielokalen van het ‘Algemeen Wereldtijdschrift’ wordt binnengeleid, met L. Ron Hubbard in de rol van directeur-generaal Boorman. Ik wil daarmee niets afdoen aan de mogelijke gerechtvaardigheid van de door zo velen al breed uitgemeten sinistere kanten van Scientology, maar alleen de gedachte opwerpen dat de indrukwekkende façade van Scientology en de even indrukwekkende activiteit die naar buiten wordt uitgestraald, weleens minder aan substantie zou kunnen verbergen dan op het eerste gezicht lijkt. Wallis (1973c) heeft gewezen op de hoge graad van inefficiency in de Scientology-organisatie, als gevolg van overbureaucratisering, lange en rigide besluitvormingslijnen en ritualisme. Köllen (1980) noemt de wereld van Scientology een ‘science fiction spel’, waar met reële elementen een schijnwereld wordt gecreëerd, met een eigen taal, een eigen hiërarchie, een eigen wetenschap, een eigen juridisch systeem, een eigen vorm van hulpverlening. Naarmate je hoger komt, raak je ook voor een steeds groter deel van je tijd betrokken bij Scientology en wordt je financieel ook steeds afhankelijker.
De tijd om nog te gaan werken ontbreekt, het geld om de cursussen te betalen moet verdiend worden, minstens ten dele althans, door de verkoop van Scientology-produkten (boeken, cursussen). Op de prijzen van de cursussen worden in bepaalde gevallen weer ingewikkelde kortingen toegepast, enz. enz. Wat bij dit alles opvalt, is dat het een in toenemende mate centripetaal systeem is, maar dat het centrum zelf leeg is, althans onzichtbaar blijft. De wereld van een scientoloog wordt steeds scientologischer, en dat is eigenlijk heel vreemd, omdat Scientology bij uitstek een leer voor de wereld lijkt te zijn. Met andere woorden, hoe verder men vordert langs de lijnen van Scientology, hoe beter men in de normale wereld zou moeten kunnen functioneren en hoe succesvoller men in die wereld zou moeten zijn. Dat is echter niet zo, succes wordt in
| |
| |
toenemende mate gemeten in termen van succes in de wereld van Scientology. Dat roept de gedachte op, dat Scientology als organisatie en als filosofie weleens bij uitstek aantrekkelijk zou kunnen zijn voor mensen die in de gewone samenleving niet op een vergelijkbare mate van succes hoeven te rekenen, noch op een vergelijkbare manier carrière zouden kunnen maken.
Psychotherapie en psychiatrie zijn voor scientologen niet alleen zeer belangrijke stenen des aanstoots, maar vrijwel steeds ook onbereikbare gebieden van beroepsuitoefening. De academische wetenschap is door Scientology niet alleen verre voorbij gestreefd, maar het begrip dat scientologen van wetenschap hebben, wijst niet op een brede eigen ervaring met dit gebied van de werkelijkheid. Bij alle kunstmatige complexiteit is Scientology als organisatie toch nauwelijks meer dan een sterk gestroomlijnde en gehiërarchiseerde, van iedere vorm van twijfel en onzekerheid ontdane kopie van de gewone samenleving. Het alternatief dat Scientology zijn leden biedt, is geen subcultuur, maar eerder een supercultuur: de huidige samenleving, maar dan bevrijd van het kwaad en de ellende van de menselijke geschiedenis. Een samenleving van totaal goede en totaal vrije mensen.
Hoe die samenleving bereikt moet worden, is door Hubbard of in naam van Hubbard nauwkeurig aangegeven in de programma's voor de toepassing en verbreiding van Scientology. De door de leden uit te voeren taken binnen de organisatie zijn in hoge mate geritualiseerd en gestandariseerd, en kunnen in principe door iedereen geleerd en getraind worden. De grondstructuur van het scientologische denken is binair en dualistisch, een zeer simpele en effectieve combinatie om de werkelijkheid te kunnen definiëren en evalueren. De beperkingen van Scientology als organisatie (de verveling, het gebrek aan ruimte voor de eigen creativiteit, de controle) en de kritiek van de buitenwereld blijven voor veel leden acceptabel, zolang zij de Scientology-filosofie, die een grote afstand schept tussen hun eigen voortreffelijkheid en de slechtheid van de buitenwereld, kunnen blijven aanhangen.
| |
4. De sektarische kanten van Scientology
Scientology is een organisatie, die zijn leden moet zien te winnen en zien te overtuigen van de bijzondere revenuen die verwacht kunnen worden van het lidmaatschap en het daarin geïnvesteerde geld. Dat laatste is in dit geval erg belangrijk, omdat Scientology een kerk is die zijn aanbod een marktwaarde toekent. De leden vormen een markt, die kleiner én williger wordt naarmate de prijzen stijgen. Buiten Scientology heeft het aanbod geen of weinig waarde en het introductieaanbod is daarmee in
| |
| |
overeenstemming (gratis persoonlijkheidstest, daarna goedkope introductiecommunicatiecursus). Is men eenmaal lid, dan kan men zelf de ‘waarde’ van het lidmaatschap verhogen door het investeren van tijd, geld en aandacht in verdergaande cursussen uit een steeds groeiend cumulatief aanbod.
Het is niet moeilijk om toegang te krijgen tot Scientology en in die zin kan Scientology, aldus Wallis (1973a), ook niet als een exclusief genootschap gezien worden. Scientology maakt daarbij gebruik van in de commerciële wereld niet onbekende technieken: ‘hard-sell advertising techniques, ...personal salesmanship, public display advertising, extensive use of mail advertising’. Wallis wijst erop dat weliswaar bij de entree (vrijwel) geen criteria worden gehanteerd, maar dat bij voortduring en bevestiging van het lidmaatschap wel degelijk criteria gehanteerd worden, met geen andere bedoeling dan de leden in het gareel te houden: ‘Scientology operates a quite rigorous practice of expulsion of its deviant, uncommitted, unproductive or fractious members’ (1973a, 139). Ook het onderhouden van contacten met dergelijke leden wordt de andere leden ontraden of zelfs verboden. De controle wordt strikter en de sancties worden zwaarder, naarmate men verder in de organisatie komt. De afhankelijkheid van de organisatie is dan meestal al behoorlijk groot, omdat zo ver gevorderde leden vaak al als vrijwilliger voor een groot deel van hun tijd aan Scientology zijn verbonden en daarbuiten niet veel meer hebben om op terug te vallen, noch financieel, noch sociaal. Met andere woorden, wie eenmaal echt scientoloog geworden is, zal er alle belang bij hebben zelf zoveel mogelijk in woord en gedrag de organisatie, dat wil zeggen de superieuren, welgevallig te blijven.
Tegenover de druk tot aanpassing en gehoorzaamheid staat als beloning mede het gevoel deel uit te maken van een elite op de ‘only route to Total Freedom’. Scientologen vinden hun werk niet alleen het belangrijkste in de wereld, maar ook het belangrijkste wat er voor de wereld gedaan kan worden. De retoriek van Scientology is vol van verwijzingen in die richting en de afstand tot de omgeving wordt opzettelijk vergroot door de omgeving niet alleen te beschouwen als niet-deeluitmakend van de elite, maar zelfs voor te stellen als vijandige tegenpool van de elite, die de Scientology Kerk vormt.
Het begrip elite wordt in de sociologie in twee heel verschillende betekenissen gebruikt. De eerste betekenis verwijst naar het verschijnsel van de maatschappelijk erkende elite: de groep mensen die de representanten bij uitstek van de kwaliteiten van een samenleving of groep geacht worden, en wel door de overige leden van de samenleving of groep zelf. Een maatschappelijk erkende elite heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor de samenleving of groep als geheel en die
| |
| |
verantwoordelijkheid wordt ook erkend. De tweede betekenis van het begrip elite verwijst naar het verschijnsel van de elite die zichzelf als zodanig aanwijst. Om allerlei redenen kan een groep mensen van zichzelf vinden, dat ze bijzondere kwaliteiten bezit die haar tot een elite maakt. Zolang men op grond van het eigen elitebesef geen claim op erkenning of op bijzondere rechten laat gelden, is de vraag of een zelf aangewezen elite op maatschappelijke erkenning mag rekenen nauwelijks een probleem.
De scientologen zijn in die zin wel een probleem. Zij beschouwen zichzelf als een elite en ontlenen daaraan bepaalde vrijheden en rechten, die maatschappelijk geen erkenning vinden. Dit conflict tussen elitebesef en elite-erkenning kan leiden tot een antinomistische houding, waarin men zich van wetten en maatschappelijke normen niets meer hoeft aan te trekken. Dat wat voor anderen geldt, geldt voor de elite niet meer; wat gedaan door anderen slecht zou zijn, wordt, gedaan door vertegenwoordigers van de elite, goed om geen andere reden dan dat de elite geen slechte dingen kan doen. Bij scientologen is een dergelijke houding, gerechtvaardigd vanuit de ideologie van de fundamenteel goede mens en de ‘clear’ als verwerkelijking daarvan, zeker waarneembaar.
De in de literatuur vaak gesignaleerde onscrupuleuze houding van scientologen tegenover tegenstanders of vermoede tegenstanders kan op die manier worden verklaard. Omringd door ‘aberrees’ en ‘suppressive persons’ heeft de scientoloog soms geen andere keus dan de weg van intimidatie, geweld, list of bedrog. Daarmee wordt in de ogen van de gevestigde samenleving natuurlijk niets goedgepraat, maar het verschijnsel op zich wordt er wel begrijpelijker door. Het zou te simpel zijn dit gedragspatroon, dat vrij openlijk getoond wordt, als ‘misdadig’ af te doen in de zin van een bewuste overtreding van normen, die men zeer wel op zichzelf van toepassing weet. Antinomisme is een gevaar, dat in sekten en daarmee vergelijkbare organisaties altijd aanwezig blijft. Soms beperkt het zich tot de leiders van de organisatie - en dan zijn het vooral de leden die er de minder prettige gevolgen van ondervinden -, soms wordt het een kwaliteit in het optreden van alle leden van de organisatie - en dan kan de buitenwacht het slachtoffer worden. Bij Scientology is door de sterke hiërarchische structuur van de organisatie beide het geval.
Volgens Wallis kun je niet stellen dat Scientology vijandig tegenover de staat of de samenleving als zodanig staat. Scientology staat vijandig tegenover wat als bedreiging, concurrentie of tegenwerking beschouwd kan worden: ‘Scientology is largely non-political except as a pressure group in its own interest’ (1973a, 141). Voor Scientology bestaat er in de wereld niets belangrijkers dan Scientology zelf, al het andere is
| |
| |
acceptabel en waardevol, maar komt op de tweede plaats. Van de typische voorschriften die in veel religies te vinden zijn, van een verzaking van de wereld, van het opgeven van wereldse ambities en verlangens, van dat alles is bij Scientology geen sprake.
Agressief is Scientology geweest in het contact met de gevestigde psychiatrie en de psychotherapie en de instituties die de daarbij behorende beroepsuitoefening beschermen. Wallis: ‘No dramatization of the Anti-Christ has displayed more horror and virulence than Scientology's portrayal of the psychiatrist’ (1973a, 143). Op alle mogelijke manieren trekken Scientology en Hubbard ten strijde tegen het kwaad van de psychiatrie, tegen de toepassing van psychofarmaca, electroshock, neurochirurgie en dwangmaatregelen. Psychiatrie wordt direct in verband gebracht met Nazi-Duitsland en het Russische en Chinese communisme. Het Nederlands Comité voor de Rechten van de Mens is de naam waaronder Scientology in Nederland het onrecht psychiatrische patiënten aangedaan, aan de kaak stelt. Het internationale blad ‘Freedom’ is een ander wapen in de strijd. De indruk is wel dat de strijd zich de laatste jaren wat meer afspeelt volgens de regels die daarvoor in de samenleving algemeen gelden. Wallis (1976) heeft de indruk dat Scientology op dit en op andere gebieden bezig is zich wat meer aan te passen aan wat maatschappelijk gebruikelijk is. Enige scepsis is hem daarbij echter niet vreemd.
Wallis ziet de oorlog van Scientology tegen psychiatrie en psychotherapie als een oorlog tegen een concurrent. Zeker waar Scientology gezondheid (tegenwoordig meestal impliciet, verborgen achter de religieuze façade) belooft, zijn de psychiatrie en de psychotherapie alternatieve aanbieders op dezelfde markt. Bovendien hebben zowel psychiatrie als psychotherapie Scientology afgewezen als een niet serieus te nemen en mogelijk zelfs gevaarlijke vorm van therapie. Wallis wijst erop dat de psychiatrie voor Scientology ook waarde heeft als ‘contrastconception’: juist de nabijheid van de reguliere geestelijke gezondheidszorg maakt het nodig afstand te houden en de gewone psychiatrische en psychotherapeutische hulpverlening niet als een vergelijkbaar maar juist als een volstrekt onvergelijkbaar aanbod te beschouwen. Scientology is goed, psychiatrie is slecht.
Scientology is egalitair alleen in die zin dat in principe iedereen door een proces van auditing en training kan uitgroeien tot een staat van ‘clear’ (volgens de opgave van de organisatie zelf hebben tussen 1966 en eind 1978 bijna 7000 mensen over de hele wereld deze staat bereikt) en zelfs Operating Thetan, het hoogste niveau van functioneren dat denkbaar is. Auditing en training gebeuren hoofdzakelijk vis-à-vis of alleen, maar steeds met behulp van standaardmateriaal (cursusboeken,
| |
| |
woordenboeken, films, bandopnames, enz.) in feite dus onder de directe leiding van Hubbard zelf.
Binnen Scientology is geen plaats voor exegese, interpretatie, commentaar of innovatie door een ander dan Hubbard zelf (gebeurt het wel door anderen, dan in zijn naam en met zijn copyright). De organisatie is al even rechtlijnig en hiërarchisch opgebouwd. Het is een beetje gebruikelijk geworden om organisaties als Scientology depreciërend als multinationals te betitelen. Daar is wat voor te zeggen, maar een multinational die zo inflexibel, hiërarchisch, centralistisch en dirigistisch geleid zou worden als Scientology, zou zeker geen lang leven beschoren zijn in een markt-economie. Het functioneren van Scientology als organisatie is, al zou men dat niet meteen zeggen, uiteindelijk toch minder gericht op het werven van leden en het verwerven van invloed, dan op het beschermen en beveiligen van het gezag van Hubbard. Alles wat dat gezag kan bedreigen, wordt onder controle gehouden, bijgesteld of uitgestoten.
Wallis laat er geen twijfel over bestaan Scientology als een totalitaire organisatie te beschouwen, vooral voor de kernleden van de organisatie is er nauwelijks te ontkomen aan het dichte netwerk van regels, procedures en activiteiten. In feite is er voor de kernleden weinig anders meer mogelijk dan zich full-time in dienst te stellen - tegen een geringe vergoeding - van Scientology. Afwijkingen, twijfels en kritiek worden niet geduld en actief opgespoord, behandeld en vervolgd. De Ethics Officers, de Committees of Evidence en de E-meter spelen daarbij een belangrijke rol. Opnieuw, dit geldt allemaal niet voor de cursisten in de lagere regionen van de organisatie, maar wel voor iedereen die als staflid zich volledig of voor een belangrijk deel van zijn tijd aan Scientology wijdt of wil gaan wijden. In Scientology is alles gericht op een overaanpassing aan de leer en op een overidentificatie met de belangen van de organisatie. Dat verklaart ook de overreactie op alles wat als vijand of vijandig gezien wordt.
De vraag of Scientology nu wel of niet een echte kerk of echte sekte is, is uiteindelijk niet zo interessant. Duidelijk is dat Scientology een ideologie is die in zijn effecten religieus van karakter is. Duidelijk is ook dat Scientology een organisatie is, die, als kerk opgebouwd, in zijn effecten sektarisch is.
|
|