Tussen stigma en charisma
(1982)–Paul Schnabel– Auteursrechtelijk beschermdEen analyse van de relatie tussen nieuwe religieuze bewegingen en geestelijke volksgezondheid
Paul Schnabel, Tussen stigma en charisma. Een analyse van de relatie tussen nieuwe religieuze bewegingen en geestelijke volksgezondheid. Erasmus Universiteit Rotterdam, Rotterdam 1982
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: diss Rotterdam 1982-4
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het proefschrift Tussen stigma en charisma. Een analyse van de relatie tussen nieuwe religieuze bewegingen en geestelijke volksgezondheid van Paul Schnabel uit 1982.
redactionele ingrepen
p. 267, 269: In de digitale versie kunnen accolades over meerdere regels niet weergegeven worden. Op deze pagina's zijn ze op elke regel herhaald. Ook de woorden die erop volgen worden om misverstanden te voorkomen op iedere regel herhaald.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 2, 10, 387 en 388) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
tussen stigma en charisma
[pagina 3]
tussen stigma en charisma
een analyse van de relatie tussen nieuwe religieuze bewegingen en geestelijke volksgezondheid
PROEFSCHRIFT
TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM OP GEZAG VAN DE RECTOR MAGNIFICUS PROF. DR. J. SPERNA WEILAND EN VOLGENS BESLUIT VAN HET COLLEGE VAN DEKANEN. DE OPENBARE VERDEDIGING ZAL PLAATSVINDEN OP WOENSDAG 10 FEBRUARI 1982 DES NAMIDDAGS TE 3.45 UUR
DOOR
PAUL SCHNABEL
GEBOREN TE BERGEN OP ZOOM
[pagina 4]
PROMOTOR PROF. DR. C.J.B.J. TRIMBOS
CO-REFERENTEN
PROF. DR. A. DE SWAAN
PROF. DR. J. SPERNA WEILAND
[pagina 5]
inhoudsopgave
I. | Nieuwe religieuze bewegingen en geestelijke volksgezondheid | 11 |
A. | De onrust en de ongerustheid | 11 |
1. | De gevaarlijke sekte | 11 |
2. | Sekten in koppen: wat de pers erover schrijft | 13 |
3. | Een ruimer perspectief | 16 |
4. | De bezwaren en gevaren in kaart gebracht | 18 |
5. | De sekten waar het om gaat | 21 |
B. | Geestelijke volksgezondheid en geestelijke gezondheidsleer | 22 |
1. | Wat is geestelijke volksgezondheid? | 22 |
2. | De geestelijke volksgezondheid en de wetenschap | 25 |
3. | De geestelijke gezondheidsleer en dit onderzoek | 27 |
4. | De opzet van het onderzoek en van het boek | 29 |
5. | Stigma en charisma | 30 |
II. | Nieuwe religieuze bewegingen in Nederland | 32 |
1. | De ‘Divine Light Mission’ | 32 |
2. | Transcendente Meditatie | 33 |
3. | Hare Krishnabeweging | 35 |
4. | De beweging rond Bhagwan Shree Rajneesh | 37 |
5. | Ananda Marga | 38 |
6. | Verenigingskerk/Unified Family/Moonbeweging | 40 |
7. | Children of God/Family of Love | 41 |
8. | Scientology Kerk | 43 |
9. | Christelijke evangelisatiebewegingen | 45 |
10. | Andere sekten of nieuwe religieuze bewegingen | 48 |
III. | De aantrekkingskracht van de nieuwe religieuze bewegingen | 52 |
A. | De omvang van de nieuwe religieuze bewegingen | 52 |
1. | Een overzicht van de aantallen leden en sympathisanten | 52 |
2. | Kern en periferie van een beweging | 54 |
3. | De macht van het grote getal | 57 |
4. | Ter vergelijking: nieuwe religieuze bewegingen in de Bondsrepubliek Duitsland | 58 |
[pagina 6]
B. | De nieuwe religieuze bewegingen in de publieke opinie | 61 |
1. | De bekendheid met ‘bijzondere’ levensbeschouwingen | 61 |
2. | De verwantschap met ‘bijzondere’ levensbeschouwingen | 63 |
3. | De jongeren en ‘bijzondere’ levensbeschouwingen | 65 |
4. | De aantrekkingskracht van de nieuwe religieuze bewegingen op jongeren | 69 |
C. | De toekomst van de nieuwe religieuze bewegingen | 70 |
IV. | Sekte of cult? Charisma of stigma? | 75 |
A. | De nieuwe religieuze bewegingen en de kerk-sektetypologie | 75 |
1. | Sekte en kerk | 75 |
2. | De onbruikbaarheid van de klassieke definitie | 77 |
3. | Sekte en cult | 79 |
B. | Een voorbeeld van een beweging in ontwikkeling: Scientology | 84 |
1. | Van audience cult tot client cult | 84 |
2. | Auditing: de alternatieve psychotherapie van Scientology | 87 |
3. | Van client cult tot cult movement | 88 |
4. | De sektarische kanten van Scientology | 91 |
C. | De betekenis van het charismatische leiderschap in nieuwe religieuze bewegingen | 96 |
1. | Charisma en charismatisch leiderschap | 96 |
2. | De nieuwe religieuze bewegingen en hun charismatische leiders | 98 |
3. | De enscenering en ensceneerbaarheid van charisma | 101 |
4. | De kosten van het charismatisch leiderschap | 102 |
5. | De gevaren van het charisma | 105 |
6. | Het probleem van de levende charismatische leider | 108 |
7. | Charisma en zelfstigmatisering | 112 |
8. | Zelfstigmatisering en het lot van de volgelingen | 114 |
V. | Monisme, mystiek en meditatie | 118 |
A. | Het hindoeïstische monisme | 121 |
1. | De monistische wereldvisie | 121 |
2. | De mystieke weg: de technische en de charismatische benadering | 124 |
3. | Het verlichte stadium: moeilijk of gemakkelijk bereikbaar | 125 |
4. | Hindoeïsme en christendom: het psychologische verschil | 127 |
B. | Meditatie en mystiek | 129 |
1. | Oosterse en westerse mystiek | 129 |
2. | Hatha-yoga en bhakti-yoga | 130 |
3. | Het Tantrisme van Bhagwan | 132 |
4. | Tantrisme en humanistische psychologie | 134 |
5. | Shaktisme en narcisme | 136 |
6. | Leren mediteren | 137 |
7. | De rol van de goeroe | 138 |
8. | De vergoddelijkte goeroe | 140 |
9. | De populariteit van de hindoeïstische mystiek | 143 |
[pagina 7]
10. | De effecten van meditatie | 145 |
C. | De alledaagse mystiek van Transcendente Meditatie | 146 |
1. | TM als orthopraxis | 146 |
2. | TM en wetenschappelijk onderzoek | 148 |
3. | De effecten van TM | 152 |
VI. | Een overzicht van het psychologische en psychiatrische onderzoek naar leden en ex-leden van nieuwe religieuze bewegingen | 154 |
1. | Het tekort aan goede onderzoeken | 154 |
2. | Het onderzoek van Deutsch: de volgelingen van Baba | 155 |
3. | Het onderzoek van Galanter, Rabkin, Rabkin en Deutsch: de volgelingen van Moon | 160 |
4. | Het onderzoek van Galanter en Buckley: de volgelingen van Maharaj Ji | 163 |
5. | Het onderzoek van Barker: de Moonies in Engeland | 166 |
6. | Het onderzoek van Kuner: de volgelingen van Mo, Moon en Anandamurti | 169 |
7. | Het onderzoek van Van der Lans: de Nederlandse volgelingen van Maharaj Ji en Anandamurti | 171 |
8. | Het onderzoek van Ungerleider en Wellisch: leden en ex-leden vergeleken | 177 |
9. | Het onderzoek van Singer: problemen na het verlaten van de sekte | 178 |
10. | Het onderzoek van Clark: de gevaren voor de gezondheid | 181 |
11. | De sekte als een persoonlijke oplossing voor persoonlijke problemen | 183 |
VII. | Hulpbehoefte, hulpvraag en hulpverlening | 186 |
A. | De situatie in Nederland | 186 |
1. | Kinder- en jeugdpolitie | 187 |
2. | Raden voor Kinderbescherming | 189 |
3. | Geneeskundige (Hoofd)inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid | 189 |
4. | Stichting De Ombudsman | 191 |
5. | Het studentenpastoraat | 191 |
6. | De geestelijke gezondheidszorg: psychiatrische ziekenhuizen en ambulante geestelijke gezondheidszorg | 191 |
7. | Individuele hulpverleners | 195 |
8. | Samenwerkende Ouders Sekteleden | 196 |
9. | Subcommissie Onderzoek Sekten - Vaste Commissie voor Volksgezondheid | 197 |
10. | De Stichting Joeka | 198 |
11. | Conclusies op basis van de inventarisatie | 200 |
B. | De situatie in de Bondsrepubliek | 201 |
1. | Het onderzoek van Sieber | 202 |
2. | Rehabilitationszentrum Haus Altenberg | 204 |
3. | Het overheidsbeleid in de Bondsrepubliek Duitsland | 205 |
[pagina 8]
C. | Overwegingen voor een beleid | 207 |
1. | Nederland en de Bondsrepubliek vergeleken: de luide roep om hulp en de kleine vraag naar hulp | 207 |
2. | De bevoegdheden van de Geneeskundige (Hoofd)inspectie van de Geestelijke Volksgezondheid ten aanzien van nieuwe religieuze bewegingen | 210 |
3. | Een beleid ten aanzien van psychotherapie, psychotrainingen en groeigroepen | 214 |
VIII. | Hersenspoeling, ‘snapping’ of bekering | 220 |
1. | Hersenspoeling: een angstaanjagend begrip | 220 |
2. | Het onderzoek van Lifton: hersenspoeling en ideologisch totalisme | 221 |
3. | Kenmerken van ideologisch totalisme | 222 |
4. | De beperkingen van het ideologisch totalisme | 224 |
5. | Nieuwe religieuze bewegingen en ideologisch totalisme | 226 |
6. | Het onderzoek van Conway en Siegelman: ‘snapping’ | 229 |
7. | Snapping en bekering | 231 |
8. | Zich bekeren, bekeerd worden en bekeerd blijven | 233 |
IX. | Deprogrammeren: de duivel uitdrijven met Beëlzebub | 238 |
1. | De geschiedenis herhaalt zich omgekeerd | 238 |
2. | Wat is deprogrammeren? | 239 |
3. | Deprogrammering als exorcistisch ritueel | 243 |
4. | Deprogrammering als een vorm van inquisitie | 245 |
5. | Deprogrammering als ‘hersenspoeling’ | 246 |
6. | De gevolgen van deprogrammering: crisis en rouw | 249 |
7. | Het gebrek aan kwantitatieve gegevens | 252 |
8. | De strafbaarheid van deprogrammeren | 253 |
9. | De betekenis van deprogrammering in de relatie tussen ouders en kind | 254 |
10. | Deprogrammeren en de publieke opinie over de nieuwe religieuze bewegingen | 258 |
11. | De betekenis van de ‘anti-cult movement’ | 260 |
12. | Deprogramming revisited | 261 |
X. | De toekomst van godsdienst, kerken en sekten in Nederland | 264 |
1. | Veranderingen in het godsdienstig landschap | 264 |
2. | De kerkgenootschappen van Nederland en hun aanhang | 265 |
3. | Kerkelijkheid en onkerkelijkheid in Nederland | 269 |
4. | De immigrantengodsdiensten | 271 |
5. | De importkerken | 273 |
6. | Pacificatie en proselitisme | 276 |
7. | De importkerken en de pacificatie | 279 |
8. | De toekomst van God in Nederland | 284 |
XI. | De kernculturele behoefte aan een paracultureel aanbod | 287 |
A. | De betekenis van het paraculturele aanbod | 287 |
[pagina 9]
1. | De nieuwe religieuze bewegingen: tegenbeweging of zoekbeweging? | 287 |
2. | De kleine illusies en hun soms grote gevolgen | 289 |
3. | Het paraculturele aanbod | 291 |
4. | Het individuele van het paraculturele aanbod | 294 |
5. | Esoterische cultuur tegenover exoterische cultuur | 298 |
6. | De historische wortels van het paraculturele aanbod | 302 |
B. | Het paraculturele aanbod nader bezien | 306 |
1. | De sacralisering van de gezondheid en de opkomst van de alternatieve geneeswijzen | 306 |
2. | De betrekkelijkheid van het bijgeloof | 310 |
XII. | Op zoek naar een nieuwe verhouding tussen kerk en staat | 314 |
1. | De last van het religieuze pluralisme | 314 |
2. | De traditie van religieuze tolerantie | 316 |
3. | Van de Grondwet van 1815 tot het Europese Verdrag van 1954 | 317 |
4. | De Wet op de Kerkgenootschappen van 1853 | 321 |
5. | De bijzondere positie van Kerkgenootschappen | 323 |
6. | De ruime grenzen van de godsdienstvrijheid | 326 |
7. | De betekenis van artikel 9 van het Europese Verdrag | 329 |
8. | De wenselijkheid van een feitelijk neutrale overheid | 334 |
9. | De normalisering van de betrekkingen tussen kerk en staat | 335 |
10. | Een Commissie voor de Vrijheid van Gedachte, Geweten en Godsdienst? | 338 |
Epiloog | 341 | |
Bijlage | ||
Overzicht van de kerkgenootschappen, die ex art. 1 lid 2 van de Wet op de Kerkgenootschappen sinds 1853 het Ministerie van Justitie mededeling hebben gedaan van hun inrichting en bestuur | 345 | |
Aangehaalde literatuur | 351 | |
Samenvatting | 366 | |
Zusammenfassung | 374 | |
Dankwoord | 384 | |
Curriculum vitae | 386 |
[pagina *1]
Stellingen
1. | De nieuwe religieuze bewegingen kunnen in Nederland in het algemeen niet als een gevaar voor de geestelijke volksgezondheid beschouwd worden, sommige reacties erop wel. |
2. | Er zijn geen aanwijzingen, dat er in het kader van de geestelijke gezondheidszorg bijzondere voorzieningen voor de opvang, behandeling en begeleiding van leden en ex-leden van nieuwe religieuze bewegingen moeten worden getroffen. |
3. | De bijzondere wettelijke bepalingen ten aanzien van kerkgenootschappen moeten de wereld uit, te beginnen met de Wet op de Kerkgenootschappen van 1853. |
4. | De registratie van kerklidmaatschap door de Burgerlijke Stand en het verstrekken van inlichtingen aan kerkgenootschappen door de Burgerlijke Stand en de Inspectie van de Inkomstenbelasting zijn activiteiten die anno 1982 beschouwd kunnen worden als schendingen van de persoonlijke levenssfeer van de burger en daarom zo snel mogelijk dienen te worden beëindigd. |
5. | Godsdienstvrijheid is een waarde, die aan de meeste godsdiensten vreemd is. De maatschappelijke waarde die de godsdienstvrijheid vertegenwoordigt, zal de samenleving dan ook zelf moeten bewaken en handhaven. De instelling van een Nationale Commissie voor de Vrijheid van Gedachte, Geweten en Godsdienst zou daar een bijdrage toe kunnen zijn. Taak van de commissie zou zijn, om op grond van klachten of eigen onderzoek, gevallen waarin het Grondrecht van vrijheid van godsdienst, gedachte en geweten met een beroep op dat grondrecht tegen zichzelf gekeerd wordt, te signaleren, het publiek daartegen te waarschuwen en eventueel de overheid te adviseren over het in die gevallen te voeren beleid. |
[pagina *2]
6. | De gezondheid is het geloof van onze dagen en de gezondheidszorg is haar kerk. De nu snel toenemende kritiek op de medische stand moet echter niet gezien worden als een vorm van ketterij of van geloofsafval, maar als een teken van anticlericalisme. Het geloof blijft, maar de geloofsbedienaren zijn te machtig geworden. |
7. | In de pleidooien voor meer ‘zelfhulp’ en ‘mantelzorg’ in de geestelijke gezondheidszorg wordt te zeer over het hoofd gezien, dat de geestelijke gezondheidszorg zijn bestaansrecht voor een belangrijk deel vindt in het behandelen van de problemen, die door ‘zelfhulp’ en ‘mantelzorg’ zijn ontstaan. De neurose is nog altijd de populairste vorm van zelfhulp, de psychose het spectaculairste gevolg van sommige vormen van mantelzorg. |
8. | Het verdwijnen van de IMP's als instituten zou een ramp zijn voor de geestelijke gezondheidszorg, wanneer daarmee ook de functie psychotherapie, zoals die door de IMP's in de afgelopen jaren kwalitatief en kwantitatief is geboden, zou komen te verdwijnen. Binnen de geestelijke gezondheidszorg dient voldoende ruimte te blijven voor psychotherapie als professionele, multidisciplinaire en teamgebonden activiteit. |
9. | De ambulante geestelijke gezondheidszorg zou activiteiten op het gebied van preventie, GVO en consultatie moeten richten op de hulpverleners in de eerste lijn. Directe contacten met de bevolking van een wijk of een regio dienen buiten de curatieve sfeer zoveel mogelijk te worden vermeden. |
10. | In de geestelijke gezondheidszorg dient een voor de intra-, semi- en extramurale sector geïntegreerd registratiesysteem tot ontwikkeling te worden gebracht. Dit systeem moet erop gericht zijn het eigen karakter van de GGZ zo goed mogelijk tot uitdrukking te brengen. Naar inhoud, vorm en structuur zou het registratiesysteem ontwikkeld moeten worden onafhankelijk van de in de somatische gezondheidszorg bestaande systemen. Voor wat betreft de diagnosticering en de classificatie van psychische problemen zou aansluiting gezocht kunnen worden bij de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Third Edition, van de American Psychiatric Association. |
11. | Er is behoefte aan een algemene Wet Ingrepen op Verzoek, die de verantwoordelijkheid van de hulpverleners en betrokkenen regelt |
[pagina *3]
met betrekking tot de besluitvorming over en de uitvoering van ingrepen, die medisch gezien niet noodzakelijk zijn, maar (alleen) door een medicus verantwoord kunnen worden uitgevoerd. De Wet Ingrepen op Verzoek zou dan in de plaats kunnen komen van de nu bestaande of te verwachten aparte regelingen met betrekking tot abortus provocatus, euthanasie, hulp bij zelfdoding, geslachtsverandering, donorinseminatie, sterilisatie, e.d. | |
12. | De wens van een homoseksueel heteroseksueel te willen worden zou in het kader van een psychoanalyse uitsluitend als overdrachtsprobleem bewerkt moeten worden. De psychoanalyticus, die op de wens zelf ingaat of zelf een dergelijke wens met betrekking tot zijn analysand koestert, schept een tegenoverdrachtsprobleem, dat onherkend en onbewerkt vrijwel zeker tot de mislukking van de analyse zal leiden. |
13. | Een onopgelost probleem in het iconologische onderzoek blijft de verhouding tussen de reconstructie van de intrinsieke betekenis van het kunstwerk enerzijds en de reconstructie van de betekenistoeschrijving door de kunstenaar zelf, zijn opdrachtgever en zijn tijdgenoten anderzijds. Vooral ten aanzien van de zeventiendeeeuwse Nederlandse schilderkunst stelt zich de vraag, in hoeverre de betekenistoeschrijving door kunstenaar en opdrachtgever verder ging dan het ‘conventionele’ onderwerp en in hoeverre de gewone burger meer zag dan het ‘natuurlijke’ onderwerp. Deze vragen zouden het onderwerp moeten zijn van een sociale iconologie. |
14. | Het eigen boekenbezit dient door de Overheid krachtig te worden bevorderd. Daar de marge van uitgeverij en boekhandel 50-70% van de prijs van een boek uitmaakt, zou in het kader van de cultuurspreiding subsidiëring van boekhandel en uitgever overwogen kunnen worden op basis van de formule, die nu al voor schouwburgen, orkesten, museums e.d. geldt. |
15. | Het Nederlandse provincialisme kenmerkt zich door een onderschatting van de internationale oriëntatie van Nederland zelf en een overschatting van de internationale oriëntatie op Nederland. |
16. | De betekenis van Intermediair als bron van informatie over de stand van zaken in andere wetenschappen wordt miskend. |
17. | Gezien het feit dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking in |
[pagina *4]
de afgelopen 25 jaar onkerkelijk of minstens onkerks is geworden, en gezien het feit dat in diezelfde periode het jaarlijkse tekort op de rijksbegroting ongeveer de omvang heeft bereikt van het nationale inkomen in 1957, zou het van realisme getuigen wanneer de hoopvolle verzuchting op de rand van de Nederlandse gulden ‘God zij met ons’ vervangen zou worden door de nuchtere constatering ‘Wij zijn van God los’. |
Stellingen behorend bij het proefschrift van Paul Schnabel, Tussen Stigma en Charisma. Een analyse van de relatie tussen nieuwe religieuze bewegingen en geestelijke volksgezondheid.
Rotterdam, Erasmus Universiteit, 1982.