| |
B. De nieuwe religieuze bewegingen in de publieke opinie
1. De bekendheid met ‘bijzondere’ levensbeschouwingen
Het onderzoek ‘Opnieuw: God in Nederland’ biedt de mogelijkheid nader te onderzoeken hoe het gesteld is met de kennis over en de sympathie voor allerlei levensbeschouwelijke stromingen, waaronder ook een aantal van de nieuwe religieuze bewegingen. Aan de respondent werd gevraagd of hij bekend was met het bestaan van een bepaalde stroming en als het antwoord ja was, werd hem vervolgens gevraagd of hij zich met deze stroming sterk verwant, enigszins verwant, niet verwant voelde of er afwijzend tegenover stond (Goddijn e.a. 1979, 172). Tabel 1 geeft een overzicht van de antwoorden op de vraag naar bekendheid met een bepaalde stroming, eerst voor de hele onderzoekspopulatie, dan voor mannen en vrouwen apart en tenslotte voor de Roomskatholieken, Nederlands Hervormden, Gereformeerden en onkerkelijken apart.
Uit de tabel blijkt dat de ‘oude’ sekten (theosofie, anthroposofie, soefi) het minst bekend zijn bij de Nederlandse bevolking. Het Leger des Heils en de Jehova's Getuigen zijn het meest bekend, maar er is een groot verschil in waardering van deze twee groepen, zoals straks zal blijken. De vijf voor ons onderzoek van direct belang zijnde stromingen, herkenbaar aan de asterisk (*), zijn bij ruim een derde tot meer dan de helft van de bevolking bekend. Dat is gezien de grote publiciteit rond deze bewegingen eigenlijk nog niet eens zo'n hoog percentage.
Kijken we naar de verdeling per geslacht van de bekendheid met de genoemde levensbeschouwelijke stromingen, dan valt in het algemeen op, dat mannen altijd hoger scoren dan vrouwen en dus meer bekend zijn (of zeggen te zijn) met de genoemde stromingen dan vrouwen. Soms is het verschil zelfs erg groot (Vrijmetselarij, Verenigingskerk, TM) of minstens opvallend (Humanisme).
Terzijde moet opgemerkt worden dat in Goddijn e.a. (1979, 76-77) een verkeerde interpretatie staat vermeld van de bekendheid met levensbeschouwelijke stromingen naar geslacht. Ten onrechte wordt daar aan de vrouwen een grotere kennis toegeschreven.
De verdeling van de bekendheid naar godsdienstige gezindte van de respondent laat zien dat vooral de gereformeerden goed bekend zijn met wat er godsdienstig buiten hun deur gebeurt. Vanzelfsprekend zijn de
| |
| |
Tabel 1. Bekendheid met levensbeschouwelijke stromingen, naar geslacht en godsdienst
|
|
totaal |
man |
vrouw |
r.k. |
n.h. |
geref. |
onkerk. |
Leger des Heils |
99% |
99% |
99% |
99% |
100% |
100% |
99% |
Jehova's Getuigen |
99 |
99 |
90 |
100 |
98 |
100 |
97 |
Humanisme |
83 |
87 |
78 |
81 |
79 |
90 |
84 |
Yogaleer |
79 |
80 |
77 |
76 |
68 |
85 |
84 |
Pinksterbeweging |
74 |
77 |
70 |
63 |
88 |
91 |
71 |
Spiritisme |
74 |
77 |
71 |
64 |
78 |
83 |
78 |
Vrijmetselarij |
66 |
73 |
60 |
63 |
71 |
74 |
62 |
Mormonen |
58 |
62 |
55 |
48 |
59 |
70 |
63 |
* Jesus People |
57 |
60 |
55 |
50 |
53 |
77 |
60 |
* Hare Krishna |
54 |
57 |
50 |
50 |
47 |
46 |
62 |
* Children of God |
48 |
50 |
45 |
40 |
41 |
51 |
55 |
* Verenigingskerk/ Moon |
38 |
44 |
33 |
29 |
38 |
40 |
45 |
* Transcendente Meditatie |
37 |
41 |
32 |
31 |
33 |
43 |
41 |
Theosofie |
21 |
25 |
18 |
15 |
22 |
23 |
25 |
Antroposofie |
20 |
24 |
17 |
14 |
17 |
26 |
25 |
Soefi |
14 |
17 |
11 |
10 |
17 |
12 |
15 |
Bron: Opnieuw: God in Nederland - blz. 172 (KRO-De Tijd-onderzoek). |
|
|
|
|
|
|
|
Noot 1: De tabel werd opnieuw opgesteld waarbij de stromingen werden gerangschikt naar volgorde van algemene bekendheid. Voor de verdeling naar geslacht kon gebruik gemaakt worden van niet eerder gepubliceerde tabellenmateriaal, ook de verdeling naar kerkelijke gezindte werd opnieuw gemaakt aan de hand van de oorspronkelijke tabellen. De cijfers wijken daarom wat af van de cijfers zoals gepubliceerd in ‘Opnieuw: God in Nederland’ (tabel 28, blz. 118). |
|
|
|
|
|
|
|
Noot 2: De respondenten konden ook zelf een andere levensbeschouwelijke stroming noemen, waar ze mee bekend waren. Velen zeiden wel te weten van zulke stromingen, maar slechts weinigen noemden ze ook. De belangrijkste extra genoemde stromingen zijn Youth for Christ en de Rozekruizers, telkens door 1% van de respondenten genoemd. |
|
|
|
|
|
|
|
gereformeerden (en ook de hervormden) goed bekend met zulke nabije stromingen als de Pinksterbeweging - bij katholieken zijn die veel minder bekend. Ook zijn de gereformeerden opvallend goed bekend met de Jesus People, die we hier voor het gemak maar even met Youth for Christ gelijkstellen, al is dat ook een grove simplificatie (Harder e.a. 1976). De katholieken blijken het minst geïnformeerd te zijn over andere levensbeschouwelijke stromingen, minder nog dan de onkerkelijken. Dit hangt zeker samen met het feit dat katholieken voor een belangrijk deel in landstreken wonen, waar naast het katholicisme nauwelijks andere godsdiensten voorkomen, maar het heeft er zeker ook mee te maken dat katholieken in het algemeen ook veel minder geïnteresseerd zijn in de
| |
| |
mogelijkheid dat de waarheid in de afscheiding ligt. De behoefte om zelf een standpunt in te nemen over wat er buiten de muren ván de r.k.-kerk op religieus gebied gebeurt, is bij katholieken erg gering. Het heeft al heel lang geduurd voor de discussie binnen de muren op gang kwam. Buiten de kerk als instituut is er voor de meeste katholieken voor henzelf geen geloofsbeleving meer denkbaar. Binnen het instituut kerk kan je op zoek gaan naar een passende vorm van geloven, dat is het katholieke standpunt. Dat een vorm van geloven je opwekt op zoek te gaan naar een passende kerk, is veel meer een protestantse gedachte. De hoogleraar kerkgeschiedenis Quispel zei in 1981 in een interview in de NCRV-Gids: ‘Wat de orden zijn voor de katholieke kerk, zijn de sekten voor het protestantisme’.
Opvallend en voor ons van belang is de redelijk gelijke verdeling van de bekendheid met de nieuwe religieuze bewegingen tussen de geslachten en tussen de aanhangers van verschillende levensbeschouwelijke stromingen. Weinig verschil in mate van bekendheid met, maar houdt dat nu ook in dat er weinig verschil is in de mate van verwantschap of afwijzing?
| |
2. De verwantschap met ‘bijzondere’ levensbeschouwingen
De eerste kolom van tabel 2a geeft aan hoeveel procent van alle respondenten - representatief voor de Nederlandse bevolking van 17 jaar en ouder - zich sterk of enigszins verwant voelt met ieder van de genoemde levensbeschouwelijke stromingen. De tweede kolom geeft het percentage aan voor alleen die respondenten, die aangaven weleens van de betrokken levensbeschouwing te hebben gehoord. Hoe groter het verschil tussen de percentages in de beide kolommen, hoe minder mensen van de betrokken stroming hebben gehoord. De oorspronkelijke antwoordmogelijkheden ‘sterk verwant’ en ‘enigszins verwant’ zijn bij de bewerking van het enquêtemateriaal al onmiddellijk samengetrokken, omdat het aantal respondenten dat van de antwoordmogelijkheid ‘sterk verwant’ gebruik heeft gemaakt, erg beperkt was gebleven.
Men ziet dat het Leger des Heils als de grote winnaar uit deze verwantschapstest naar voren komt. Iedereen kent het Leger des Heils en in meerderheid voelt men zich sterk of enigszins verwant met het Leger des Heils. Dat betekent niet, dat 60% van de bevolking ook aanvechting heeft het heilsuniform aan te trekken, maar wel dat men sympathiek staat tegenover het werk van het Leger des Heils. Voor de Jehova's Getuigen geldt precies het omgekeerde. Bijna net zo bekend als het Leger des Heils, maar vrijwel zonder enige sympathie onder de bevolking.
Van de nieuwe religieuze bewegingen kan alleen TM hopen op een
| |
| |
Tabel 2a/2b. Verwantschap met levensbeschouwelijke stromingen; afwijzing van levensbeschouwelijke stromingen
|
|
|
2a |
|
2b |
|
sterk of enigszins verwant, in % van alle respondenten |
sterk of enigszins verwant, in % van alle respondenten die de stroming kennen |
afwijzing in % van alle respondenten |
afwijzing in % van alle respondenten die de stroming kennen |
|
I |
II |
I |
II |
Leger des Heils |
60% |
60% |
3% |
3% |
Jehova's Getuigen |
2 |
2 |
55 |
56 |
Humanisme |
25 |
30 |
11 |
13 |
Yoga-leer |
14 |
18 |
10 |
12 |
Pinksterbeweging |
5 |
7 |
23 |
31 |
Spiritisme |
3 |
4 |
35 |
47 |
Vrijmetselarij |
3 |
3 |
22 |
33 |
Mormonen |
1 |
1 |
24 |
42 |
* Jesus People |
2 |
3 |
24 |
42 |
* Hare Krishna |
1 |
1 |
23 |
42 |
* Children of God |
1 |
2 |
20 |
43 |
* Verenigingskerk (Moon) |
1 |
2 |
22 |
57 |
* Transcendente Meditatie |
4 |
11 |
11 |
30 |
Theosofie |
2 |
7 |
4 |
18 |
Antroposofie |
3 |
13 |
3 |
12 |
Soefi |
- |
2 |
4 |
26 |
Bron: Opnieuw: God in Nederland, niet eerder gepubliceerde tabellen. |
|
|
|
|
zekere sympathie bij de bevolking (4% van de hele bevolking, 11% van de mensen die van TM gehoord hebben). Alle andere komen laag tot zeer laag uit, voor een deel zelfs nog aanzienlijk lager dan de ‘oude’ sekten.
Afwijzend staat meer dan de helft van de mensen die bekend zijn met de Unified Family en de Jehova's Getuigen, tegenover deze stromingen. Tussen de 40 en de 50% staat afwijzend tegenover het spiritisme, de mormonen, Jesus People, Hare Krishna, Children of God, Pinksterbeweging; Vrijmetselarij en Transcendente Meditatie kunnen op de duidelijke afwijzing van ongeveer een derde van de met deze stromingen bekende mensen rekenen.
Mannen zijn zowel in het positieve als in het negatieve uitgesprokener dan vrouwen. Mannen zeggen vaker zich sterk of enigszins verwant te voelen met een stroming (vooral bij het humanisme is het verschil tussen
| |
| |
mannen (30%) en vrouwen (20%) erg groot), maar mannen staan ook vaker afwijzend tegenover een stroming.
Kijken we naar de houding ten opzichte van de 16 opgesomde levensbeschouwelijke stromingen, zoals die door de vertegenwoordigers van de vier grote levensbeschouwelijke stromingen in het onderzoek wordt ingenomen, dan blijkt dat in het algemeen de gereformeerden het meest uitgesproken zijn in hun afwijzing van andersgeaarde stromingen. Een uitzondering moet gemaakt worden voor de Pinksterbeweging en de Jesus People, waar de gereformeerden duidelijk positief en voor een deel ook duidelijk negatief over denken. De buitenkerkelijken voelen zich vooral aangetrokken tot Yoga en Transcendente Meditatie, een sympathie die door nogal wat katholieken gedeeld wordt. Uiteraard voelen de buitenkerkelijken zich ook voor een belangrijk deel sterk of enigszins verwant met de humanisten (42%). Hoe weinig hard de betekenis van die verwantschap is, wordt wel duidelijk als we bedenken, dat van de katholieken en hervormden ruim 20% verwantschap voelt met het humanisme, terwijl tegelijkertijd bij de volkstelling van 1971 nauwelijks meer dan 1% van de buitenkerkelijken te kennen gaf zich als humanist te beschouwen (41.000 mensen).
Samenvattend kunnen we vaststellen dat slechts een zeer klein deel van de bevolking zich ‘sterk of enigszins verwant’ voelt met de overgrote meerderheid van de in het onderzoek ‘Opnieuw: God in Nederland’ ter beoordeling voorgelegde levensbeschouwelijke stromingen.
| |
3. De jongeren en ‘bijzondere’ levensbeschouwingen
Het zou natuurlijk toch nog mogelijk kunnen zijn, dat dit voor jongeren wat genuanceerder ligt. We zullen dat nu nagaan voor de leeftijdsgroepen van 17-24 jaar en van 25-34 jaar. De lijst van stromingen maken we wat kleiner door de theosofie, de antroposofie en de soefi-beweging er uit weg te laten. Jongeren hebben daar nog minder van gehoord dan ouderen, met als uitzondering de antroposofie, die bij 26% van de 25-34-jarigen bekend is en door 6% van die leeftijdsgroep ook als sterk of enigszins verwant gezien wordt.
Tabel 3 laat zien dat het vooral de leeftijdsgroep 25-34 jaar is, die goed geïnformeerd is over het bestaan van de verschillende levensbeschouwelijke stromingen in Nederland. Men is er meer mee bekend dan de leeftijdsgroep 17-24 jaar en dan de Nederlandse bevolking als geheel. Dat geldt ook voor de nieuwe religieuze bewegingen. Het effect van de publiciteit wordt zichtbaar in de hoge bekendheidsgraad van de Hare Krishnabeweging: heel weinig aanhang, maar door zijn opvallende presentatie het symbool van de nieuwe religieuze bewegingen, zoals die in
| |
| |
Tabel 3. Bekendheid met levensbeschouwelijke stromingen, naar leeftijdsgroep
|
|
17-24 jaar |
25-34 jaar |
alle leeftijdsgroepen |
Jehova's Getuigen |
99% |
98% |
99% |
Leger des Heils |
97 |
100 |
99 |
Yoga |
88 |
88 |
79 |
Humanisme |
84 |
89 |
83 |
* Hare Krishna |
70 |
72 |
54 |
Spiritisme |
69 |
77 |
74 |
Pinksterbeweging |
67 |
80 |
74 |
* Jesus People |
65 |
71 |
57 |
Mormonen |
54 |
65 |
58 |
* Children of God |
51 |
64 |
48 |
Vrijmetselarij |
44 |
68 |
66 |
* Trancendente Meditatie |
39 |
50 |
37 |
* Verenigingskerk (Moon) |
35 |
42 |
38 |
Bron: Opnieuw: God in Nederland, niet eerder gepubliceerde tabellen. |
|
|
|
de pers of op de televisie gepresenteerd worden. In dit verband moet toch ook nog gewezen worden op de opmerkelijke bekendheidsgraad van het spiritisme, een in meer dan één opzicht ‘onzichtbare’ beweging (er zijn maar een paar honderd praktizerende spiritisten in Nederland en pas in 1980 heeft de Spiritistische Vereniging Harmonia een eigen huis verworven in Amsterdam). De fascinatie die uitgaat van de gedachte aan omgang met de geesten van gestorven mensen, maakt spiritisme voor veel mensen tot een begrip, zonder dat er ooit een spiritistische ervaring of zelfs maar een ontmoeting met èen spiritist heeft plaatsgehad (er is geen sprake van enige spiritistische zendingsactiviteit in Nederland en veel aandacht in de pers heeft het spiritisme de laatste jaren ook niet gehad).
De betrekkelijk geringe bekendheid met Transcendente Meditatie - in vergelijking met bijvoorbeeld de bekendheid van de Hare Krishnabeweging - wijst er opnieuw op, dat bekendheid met nieuwe religieuze bewegingen weinig te maken heeft met de omvang van die beweging of de mate van verspreiding van eigen brochures e.d., maar met de aandacht die de beweging trekt als ‘feature’ in de media. De misschien enige uitzondering op dat gebied vormen de Jehova's Getuigen, die door hun herhaalde deur-aan-deur zendingswerk bij vrijwel iedere Nederlander uit eigen ervaring bekend zijn. Dat dat niet noodzakelijkerwijs tot sympathie voor de stroming of gevoelens van verwantschap hoeft te leiden, hebben we al gezien.
Bij de jongeren is dat niet anders: slechts 2 à 3% van de jongeren voelt zich sterk of enigszins verwant met de Jehova's Getuigen, terwijl het Leger des Heils op de sympathie van 50 à 60% kan rekenen. Afgewezen
| |
| |
Tabel 4a. Verwantschap met en afwijzing van levensbeschouwelijke stromingen, jongeren 17-24 jaar
|
|
sterk of enigszins verwant, in % van hele leeftijdsgroep |
sterk of enigszins verwant, in % van respondenten die de stroming kennen |
afwijzing, in % van respondenten die de stroming kennen |
afwijzing in % van hele leeftijdsgroep |
|
I |
II |
III |
IV |
Jehova's Getuigen |
3% |
3% |
49% |
49% |
Leger des Heils |
51 |
51 |
3 |
3 |
Yoga |
20 |
18 |
9 |
8 |
Humanisme |
30 |
26 |
10 |
8 |
* Hare Krishna |
- |
- |
40 |
28 |
Spiritisme |
9 |
6 |
37 |
26 |
Pinksterbeweging |
6 |
4 |
27 |
18 |
* Jesus People |
6 |
4 |
33 |
22 |
Mormonen |
- |
- |
35 |
18 |
* Children of God |
3 |
2 |
36 |
18 |
Vrijmetselarij |
- |
- |
23 |
10 |
* Transcendente |
|
|
|
|
Meditatie |
15 |
6 |
15 |
6 |
* Verenigingskerk |
|
|
|
|
(Moon) |
- |
- |
50 |
18 |
Bron: Opnieuw: God in Nederland, niet eerder gepubliceerde tabellen. |
|
|
|
|
worden de Jehova's Getuigen door eveneens 50 à 60%, terwijl het Leger des Heils nauwelijks wordt afgewezen. Tabel 4a geeft de verwantschap en de afwijzing weer, zoals die door jongeren van 17-24 jaar ten opzichte van de levensbeschouwelijke stromingen wordt gevoeld, tabel 4b doet hetzelfde voor de leeftijdsgroep van 25-34 jaar.
Uit tabel 4a blijkt dat de jongeren van 17-24 jaar van de nieuwe religieuze bewegingen alleen Transcendente Meditatie redelijk frequent noemen als enigszins of sterk verwant, maar altijd nog na yoga, humanisme en Leger des Heils. Bien étonner de se trouver ensemble, zeker wanneer men constateert dat de vijfde in het rijtje het spiritisme is. Hara Krishna en de Verenigingskerk komen in het rijtje helemaal niet voor. Afwijzend staan ook de jongeren vooral tegenover de Verenigingskerk, de Jehova's Getuigen, Hare Krishna, Children of God en Mormonen.
De leeftijdsgroep 25-34 jaar is nog geprononceerder in zijn oordeel. Leger des Heils staat weer bovenaan, daarna komt weer een hele tijd niets en dan humanisme en yoga (humanisme bij deze leeftijdsgroep
| |
| |
Tabel 4b. Verwantschap met en afwijzing van levensbeschouwelijke stromingen, jongeren 25-34 jaar
|
|
sterk of enigszins verwant, in % van hele leeftijdsgroep |
sterk of enigszins verwant, in % van respondenten die de stroming kennen |
afwijzing, in % van respondenten die de stroming kennen |
afwijzing in % van hele leeftijdsgroep |
|
I |
II |
III |
IV |
Jehova's Getuigen |
2% |
2% |
58% |
58% |
Leger des Heils |
62 |
62 |
5 |
5 |
Yoga |
21 |
19 |
10 |
9 |
Humanisme |
35 |
31 |
8 |
7 |
* Hare Krishna |
1 |
1 |
47 |
33 |
Spiritisme |
6 |
4 |
47 |
35 |
Pinksterbeweging |
4 |
3 |
35 |
28 |
* Jesus People |
3 |
2 |
46 |
32 |
Mormonen |
1 |
1 |
40 |
26 |
* Children of God |
3 |
2 |
47 |
31 |
Vrijmetselarij |
3 |
2 |
24 |
16 |
* Transcendente |
|
|
|
|
Meditatie |
16 |
8 |
23 |
15 |
* Verenigingskerk |
|
|
|
|
(Moon) |
2 |
1 |
60 |
30 |
Bron: Opnieuw: God in Nederland, niet eerder gepubliceerde tabellen. |
|
|
|
|
duidelijk meer dan yoga). Daarna nog TM en daarna niets meer of in ieder geval zeer lage percentages. De afwijzing overheerst ook hier, met als enige uitzonderingen Leger des Heils, humanisme en yoga. Meer dan de helft wijst de Verenigingskerk en de Jehova's Getuigen met nadruk af, bijna de helft keert zich tegen Hare Krishna, Spiritisme, Jesus People en Children of God.
Ten opzichte van de leeftijdsgroepen boven de 35 jaar hebben de jongeren in het algemeen meer weet van het bestaan van nieuwe religieuze bewegingen, maar in hun oordeel daarover verschillen ze niet veel van de ouderen en niet veel van de Nederlandse bevolking als geheel, zoals vergelijking met tabel 2a en 2b aantoont. Hoogstens voelen de jongeren wat meer verwantschap met yoga, humanisme, Transcendente Meditatie en - maar in veel mindere mate - spiritisme. Ouderen hebben weer meer belangstelling voor de Pinksterbeweging en de ‘oude’ sekten, al blijft die belangstelling, ‘verwantschap’, procentueel zeer laag.
| |
| |
| |
4. De aantrekkingskracht van de nieuwe religieuze bewegingen op jongeren
Hoe groot is nu de aantrekkingskracht van de nieuwe religieuze bewegingen op jongeren? De Volkstelling 1971 helpt ons hier niet veel verder, zoals we al hebben vastgesteld, maar één interessant gegeven willen we er toch nog aan ontlenen. Van de jongeren van 15-19 jaar rekent, afgaande op de Volkstelling, 2,4% zich in 1971 tot een kerkelijke gezindte buiten één van de vier hoofdstromen (r.k., n.h, geref., onkerkelijk), van de jongeren van 20-24 jaar was dat 2,8%, van de 25-34 jarigen ruim 4% (Van Hemert, 1979, 29). Voor de twee laagste leeftijdsgroepen is dat minder dan voor de vergelijkbare leeftijdsgroepen in de Volkstelling 1960 kon worden vastgesteld en ook minder dan het aandeel van de ‘overige gezindten’ in 1971 bij de Nederlandse bevolking als geheel (3,1%). De boven 25-jarigen springen er ten opzichte van 1971 en ten opzichte van de Nederlandse bevolking als geheel sterk uit, maar nadere analyse van de voor hen gevonden cijfers toont aan, dat we in deze leeftijdsgroep in 1971 bovenproportioneel veel immigranten (vooral gastarbeiders) aantreffen. Met andere woorden, uit de Volkstelling 1971 valt op geen enkele manier af te leiden dat het juist jongeren zijn die zich in bijzondere mate tot ‘ongewone’ godsdiensten voelen aangetrokken. De uitkomsten zijn zelfs nog lager dan in 1960, en toen ging het al om zeer geringe percentages. Het verschil tussen (Nederlandse) jongeren en (Nederlandse) ouderen in belangstelling voor godsdiensten buiten de hoofdstromen is bovendien minimaal.
Uit de analyse van Van Hemert (1979) blijkt wel dat de leeftijdsgroepen 20-24 jaar en 25-39 jaar in 1971 sterk oververtegenwoordigd zijn onder de Hindoes en Boeddhisten: ‘In hoeverre de toename van de Boeddhisten... en van de Hindoes betrekking had op buitenlanders die naar Nederland kwamen en in hoeverre op ‘overloop’ van Nederlanders, valt niet uit te maken’ (1979, 94). Voorzover het om Nederlanders gaat, zijn de aantallen dan nog erg klein: in 1971 waren er ternauwernood 2500 Hindoes en nog geen 900 Boeddhisten in Nederland, de immigranten inbegrepen.
De volkstellingcijfers zijn ook bij geringe aantallen en lage percentages zeer betrouwbaar. De volkstellingcijfers zijn immers niet gebaseerd op steekproefonderzoek, maar op onderzoek onder (vrijwel) de gehele populatie. De marge van onzekerheid die bij steekproefonderzoek vooral voor de lage percentages fataal kan zijn, is vrijwel gelijk aan 0.
|
|