Het aandeel der Minderbroeders in onze middeleeuwse literatuur
(1936)–Wolfgang Schmitz– Auteursrecht onbekendInleiding tot een bibliografie der Nederlandse Franciscanen
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||
Hoofdstuk IX
| |||||||||||||||||||
LevenFrans Titelmans - niet te verwarren met zijn jongere broer Peter, de bekende inquisiteurGa naar voetnoot1) - werd in Hasselt geboren, in 1502, of mogelijk reeds enige jaren vroeger. Ofschoon niet van arme familie, was hij toch door de vroegtijdige dood van | |||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||
zijn ouders aangewezen op een weldoener en protector, die zijn opleiding uitstekend verzorgde. Zo kon hij in 1519 filosofie gaan studeren aan de Universiteit van Leuven, waar hij spoedig van zijn genialiteit blijk gaf, door uit 142 concurrenten als eerste te voorschijn te treden. Zijn professoraat aldaar, dat lange tijd door vele geschiedschrijvers werd betwijfeld, is een nu wel algemeen aangenomen historisch feit. Het heeft echter slechts kort geduurd: roeping tot het kloosterleven bracht hem er toe, van zijn glorievolle funktie afstand te doen en in de franciscanerorde te treden (1523). Ook hier mocht hij zijn dorst naar wetenschap lessen: Leermeesters als Amandus van Zierikzee en Martinus van der Keele lieten zijn talent niet ongebruikt. Dat hem de nieuwe post van lector toevertrouwd werd, ter opleiding van jonge medebroeders, was een voor de hand liggend gevolg: uit deze lessen ontstond zijn werk. Gedurende deze jaren ook is hij opgetreden tegen Erasmus. Als lector in 't klooster kreeg hij een grote naam: niet slechts binnen, óók buiten de muren; want de lessen gingen ook door buitenstaanders bezocht worden, daar de Leuvense kloosterschool geïncorporeerd was in de Universiteit. Karel V heeft in deze periode Titelmans gekend en hoog geacht. Dán komt de omkeer. De glorie, die hij heeft willen ontvluchten, achterhaalt hem binnen het klooster. En dat was niet zijn doel, toen hij het Franciscanerkleed vroeg. In 1536 verlaat hij, met verlof van zijn Overheid, Leuven om naar Rome te gaan. Daar meent hij definitief de stilte te bereiken door over te gaan naar de Orde der Capucijnen. Nu treedt zijn heiligheid groots voor de dag: op eigen verzoek wordt hij belast met de verzorging der melaatsen in het S. Jacobs-hospitaal; en als oud-Universiteitsstudenten hem bezoeken en vragen naar zijn vroeger zo rijke bibliotheek, wijst hij trots op zijn zieken: dat zijn mijn boeken tegenwoordig! Tot Provinciaal gekozen, sterft hij reeds het jaar daarop (1537). Eén jaar slechts is hij Capucijn geweest; literair of wetenschappelijk werk heeft hij als zodanig niet meer geproduceerd. | |||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||
WerkKardinaal Bellarminus noemt Titelmans ‘vir sanctus et doctus cuius omnia scripta etiam philosophica miram pietatem spirant’Ga naar voetnoot1). En niemand minder dan Erasmus heeft Titelmans fel aangevallen en bestreden. Dat zijn werk belangrijk werd geacht, blijkt reeds uit deze dubbele belangstelling van over de grenzen. Een brief van zijn broeder PeterGa naar voetnoot2) getuigt bovendien van de talloze aanvragen van drukkers om verlof tot het uitgeven van Titelman's werk. Deze schreef zijn omvangrijk oeuvre geheel in 't latijn. Slechts één werkje - overigens nog interessant genoeg - bezitten wij van hem, dat hij in de moedertaal heeft samengesteld. Om Titelman's werk enigszins overzichtelijk te maken, volgen wij, althans in grote lijn, de indeling door van Calmpthout in zijn monografie gemaaktGa naar voetnoot3); deze lijkt ons de beste onder vele andere. Wij onderscheiden dan vier groepen: filosofische, exegetische, theologisch-ascetische en historische werken. | |||||||||||||||||||
Filosofische.
| |||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||
Exegetische.A. Oude Testament.
B. Nieuwe Testament.
| |||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||
Een Commentaar over de Apocalyps, S. Marcus en S. Lucas werden wel begonnen, maar nooit voltooid of gedrukt. | |||||||||||||||||||
Theologisch-ascetisch.
| |||||||||||||||||||
Historisch.
| |||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||
Hiermede sluit de serie latijnse werken. Volledigheidshalve wijzen we er op, dat vele biografen - Wadding, Valerius, Molanus o.a. - nog méér als van Titelmans opgeven; wij kennen daarvan echter geen bestaande exemplaren. Te samen vinden we aldus nog vier boeken vermeld:
De mogelijkheid, dat ze hier of daar nog in bibliotheken aanwezig zijn, is vanzelfsprekend grootGa naar voetnoot1).
Het enige nederlandse werk, dat Titelmans schreef, en dat wij om zijn belangrijkheid voor ons doel niet onder de bovengenoemde categorieën brachten, is:
't Is een eenvoudige, klare uiteenzetting van de katholieke leer, met het doel zijn lezers tot godsvrucht op te wekken; vandaar zijn de uitleggingen meestal in de vorm van beschouwingen en gebeden. Uit de H. Schrift heeft hij rijkelijk geput: de citaten zijn talrijk en zakelijk. De twee en dertig contemplatiën (in latere uitgaven drie en dertig) handelen dan over de Eeuwigheid, God, de schepping, de zondeval, de Menswording en zo verder. Titelmans bewijst hier, dat hij even goed nederlands als latijn kan schrijven. Een citaat uit ‘over de Wijsheid Gods’: ‘Daar en is niet een wormken cruypende opter aerden, niet een vischken vlietende int watere, nyet een vliechsken inder | |||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||
lucht, wij en moghen daer in mercken ende bekennen u godlicke wijsheit, also dattet ons soude onmoghelyc wesen eenich van dien dingen volcomelyc te begripen. Ja, niet een bladeken van eenen boom en isser, oft een spierken gras comende uter aerden, dwelc niet en betuyget u onbegripelike wijsheit’Ga naar voetnoot1) Of een fragment uit zijn lijdensverhaal: ‘Also dan sidy wtgegaen met uwen discipulen door dat loopende waterken ghenaempt Cedron daer een hofken was daer ghi dicwils pleecht te gaen om uwen vader te bidden. Ende daer wesende heeft u bevangen alsulcke droefheyt ende banghichheit also dat ghi tot uwen discipulen seydet Mijn siele is bedroeft totter doot toe. Ende terstont onttreckende u van uwen discipulen hebdy versocht int heymelyc uwen hemelschen vader om voor hem wt te storten die bitterheyt uwer sielen als voor eenen sonderlingen ende eenigen vertrooster van alle den ghenen die zijn in bangicheyt ende bedruct van herten. Ende hier is u alsulcke vervaernis overcomen wt die crancheit der menscelicker natueren ende der sinlicheyt dat ghi hebt tot drie reysen toe ghebeden uwen vader dat hi den kelck des bitter lijdens dat u aenstaende was van u soude nemen’Ga naar voetnoot2). Uit de proloog blijkt, dat Titelmans dit werkje niet later dan 1531 heeft uitgegeven. Ook verklaart hij, hierin de tien geboden en de zeven sacramenten niet te zullen behandelen: ‘dat sal ick (spaert mij God) vervullen binnen corte daghen, als ick sal uitgheven nae dit boec een ander van de X geboden ende VII sacramenten...ghemaect van den eerweerdighen ende geleerden predicant broeder Thomas van Herentals...’. Werken van drie andere auteurs zijn namelijk door Titelmans verzorgd. Op zichzelf beschouwd zou dit niet zo belangrijk zijn, wanneer onze auteur hieraan niet enkele punten had toegevoegd, welke voor de kennis van zijn persoon en werk interessant zijn. Voor de uitgave van Herenthals - die wij reeds vroeger bespraken - schreef Titelmans een commendatieGa naar voetnoot3) en aan 't slot een eigenhandige woordverklaring. | |||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||
De later te bespreken kroniek van Amandus van Zierikzee, lopende tot 1524, heeft Titelmans voortgezet tot 1534, en een inleiding ervoor geschreven. En bij het werk van Abt Arnold - De Septem verbis Domini - schreef onze auteur de commentaar.
Als we ten slotte nog wijzen op een gebed voor de H. Kerk, in de druk der tijden door Titelmans gemaakt, dat we vonden in een oude bloemlezing van gebedenGa naar voetnoot1), menen we, een vrij volledig overzicht te hebben gegeven van zijn omvangrijk werk.
Men zal het gaarne toegeven: jammer, dat de opera omnia van deze schrijver nooit in een standaarduitgave zijn verschenen, gelijk dat toch van grote auteurs pleegt te geschieden. Er schijnt eenmaal een voornemen daartoe te hebben bestaan: een zekere Franciscus van Toulouse heeft ten minste in 1675 een uitgave in drie folio-delen ontworpen. Of deze ook tot stand is gekomen, blijft nog een open vraag: er zijn tot heden toe geen exemplaren van deze opera omnia bekend. Jammer. Titelmans is het waard! | |||||||||||||||||||
Titelmans en Erasmus....neque Erasmus doctrinae suae castigationem ferre poterat. Het zou voorzeker beter geweest zijn voor Erasmus' naam, wanneer hij wat minder ijdel en minder heet gebakerd, zich in zijn strijd-correspondentie mèt en óver Titelmans niet zo zeer bloot had gegeven. Nu hij ànders deed, is dit slechts een bewijs te meer voor de grootheid en het succes van zijn tegenstander. Erasmus is al op gevorderde leeftijd, wanneer de jonge Titelmans begint te doceren en daarbij in zijn eigen colleges de nieuwe latijnse bijbel-vertaling van Erasmus aanvalt. Deze laatste, dit horende, reageert daarop aanstonds in een brief | |||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||
aan een derdeGa naar voetnoot1). Hij heeft gehoord, dat in Leuven een Franciscaan in zijn publieke lessen hem nogal eens aanvalt: ‘Dit soort van menschen heeft vrees voor niemand’. Even later schrijft Erasmus dan persoonlijk aan Titelmans. Zéér vleierig...en zeer klein. Titelmans moet niet vergeten ‘wat zijn Orde past’. Erasmus heeft zich immers voor de belangen des Geloofs aan zoveel gevaren blootgesteld... Een zéér mooi getuigschrift - als het gemeend is - voor de Franciscanen-orde volgt dan: ‘Ik ben de vijand van geen enkele kloosterorde; en de uwe heb ik altijd geacht, omdat deze meer dan de andere onbedorven is’.
Waarschijnlijk voelt de briefschrijver zelf reeds, dat Titelmans bij 't lezen van dìt encomium toch even zal glimlachen: en de auteur van de Laus Stultitiae laat dan voorzichtigheidshalve volgen: ‘Zo ik in mijn geschriften soms spot en gisp, dan is dit tot uw voordeel......gij moet immers óók afkeuren wat ìk laak...’ en er volgt een zeer brave raad voor de Observanten orde. Eén van Erasmus' grieven is deze, die alweer bewijst hoe groot toch de invloed van Titelmans is: ‘ge hebt vroeger reeds door heimelijke raadgevingen mijn werken uit de bibliotheken verjaagd, waar nu de felste lasterschriften van mijn vijanden staan opgesteld...’Ga naar voetnoot2).
Een brief van twee jaar laterGa naar voetnoot3) is van groot belang voor Erasmus' verhouding tot de Orde. ‘In alle landen komt men aandragen met enige franciscanen - die om hun uiterlijk heilig leven nog geacht worden - welke in hun preken en publieke lessen Erasmus aanvallen’. In Leuven is dat dan Titelmans. Deze publiceert in 1529 zijn | |||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||
Collationes - gesprekken met Valles, Faber, Erasmus, over ad Romanos. Ze zijn héél anders van toon dan Erasmus' woorden tot hèm. Hij spreekt deze aan met ‘optime Desyderi’ en verwijt hem wel ernstig maar ook zacht en respect-vol zijn zoveel kwaad stichtende spotzucht. Erasmus wordt bitter en hatelijk. Zijn Responsio ad Collationes spreekt van cuiusdam iuvenis gerontodidascali - Titelmans waagde het ook Erasmus te kapittelen - en hij wenst hem daarbij de ware ootmoed, rechtzinnigheid en vele andere goede dingen. En zelfs raadt hij hem...geen ijdele en valse roem te zoeken!
Titelmans antwoordt nog eens - op hoger bevel - nu met zijn Epistola apologetica, Erasme frater carissime... Zijn volhardend zachtmoedige toon schijnt nu enige indruk te maken: een brief van Erasmus aan Petrus MesiaGa naar voetnoot1) noemt onze auteur ‘wat geleerder en ook wat nederiger dan Uw landgenoot...maar die intussen toch nog ‘verbazend hoogmoedig en brutaal’ is. Een meer algemene brief van hetzelfde jaar ‘ad quosdam impudentissimos graculos’ borduurt nog wat voort op ditzelfde thema. Vier jaar heeft de polemiek tussen Erasmus en Titelmans geduurd. De laatste is hier de meerdere gebleven. En het is waar, wat Valerius Andreas zegtGa naar voetnoot2): ‘Zó waren toen de tijden; Erasmus kon niet verdragen, dat men zijn leer aanviel’. |
|