Het aandeel der Minderbroeders in onze middeleeuwse literatuur
(1936)–Wolfgang Schmitz– Auteursrecht onbekendInleiding tot een bibliografie der Nederlandse Franciscanen
[pagina 58]
| |||||||||||||
Hoofdstuk VII
| |||||||||||||
A. Indica mihi.‘Ce livre...est comme le résumé, la fleur suprëme de la dévotion tendre du moyen âge à l'humanité du Christ’. Vernet Een fijn-gevoeld, literair-mooi werkje bezit de franciscaanse letterkunde in het boekje, dat in 1503 het licht zag onder de titel van ‘Wandelinge der kersten menschen’, doch dat later - en terecht, want ook reeds door de schrijver zelf - naar de beginwoorden Indica mihi is gehetenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||
[pagina t.o. 58]
| |||||||||||||
Opengeslagen Indica Mihi. Den Haag 1518. (Den Haag, M. Meerm. Westr.).
| |||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||
Wanneer wij het oorspronkelijke handschrift inzien - de latere uitgaven zijn niet correct - dan kunnen wij gemakkelijk in het werk zes verschillende deeltjes onderscheiden.
Het handschrift is niet bij toeval aldus in elkander gezet: twee delen zijn uit Bonaventura vertaald, en de vier andere zijn, blijkens citaten en toespelingen, van éénzelfde auteur. Wie dat is? We weten iets: hij ondertekent B.V. en noemt zich zelf ‘enen armen simpelen mynre broeder oft observant’ in Amsterdam. Reeds Verjans wees er op, dat even later als provinciaal optrad een Bonaventura Vorsel, wiens initialen dus corresponderen met die van de schrijver. Deze Vorsel is echter overigens als auteur geenszins bekend en we komen dus niet verder dan tot een niet onaannemelijke hypothese.
Het boekje is genoemd naar een vers van het HoogliedGa naar voetnoot2): indica mihi quem diligit anima mea. Diep is de schrijver doorgedrongen in het Lijden van Christus: fijn en piëteit-vol weet hij er over te spreken. Het eerste tractaat staat hierin nog boven de andere: mooi van taal, mooi van plastiek, mooi van devotie, al is het waar, dat ook dit werkje de, overigens kleine, fout vertoont van zoveel middeleeuws werk: de voorstelling | |||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||
is wat te realistisch soms voor moderne smaak. Het boekje is ontstaan weer ‘doer die begheerte der devoeter biechtkinderen. Opdat si hem souden mogen altijt becommeren mitten brudegom der sielen’. De lof, die VernetGa naar voetnoot1) het toekent, is niet gering: als in 1926 een franse vertaling verschijnt van dit middeleeuws nederlands werkjeGa naar voetnoot2), schrijft hij: ‘Une des plus riches acquisitions de la littérature spirituelle, en ce XXe siècle, a été l'édition...d'un manuscrit, en vieux flamand, qui fut terminé en 1500 et qui renferme plusieurs opuscules sur la vie et la passion du Christ...Ce livre, qui termine le moyen âge, est comme le résumé, la fleur suprême de la dévotion tendre du moyen âge à l'humanité du Christ’. Het is zeker te hopen, dat men hier te lande dit, tot nog toe zo weinig bekende, fijnzinnig geestelijk werkje naar waarde gaat schatten en dat, waar reeds een moderne franse vertaling aanwezig is, óók een moderne nederlandse uitgave spoedig moge verschijnen. Die zal dan gebaat worden door de vele opmerkingen en aanwijzingen welke, in verband met een eventueel nieuwe uitgave, over dit boekje zijn geschreven. | |||||||||||||
B. Fasciculus Myrrhae.‘een seer sonderlinghe ende devote materie van die passie ons heren...’. Ook de schrijver van dit zeer uitgebreid en omvangrijk werk is ons niet bekend. Hij noemt zich slechts een Minderbroeder van de keulse provincie; zijn boek, dat in 1517 verscheenGa naar voetnoot3), moet wel spoedig grote opgang gemaakt hebben. In drie delen handelt het over Christus' Lijden. Het eerste spreekt ‘van de diepheyt ofte diepe swaerheydt des ghebenedijden lijdens ons Salighmakers Jesu Christi’, dat de auteur dan beschouwt als lichamelijk en ziele-lijden. Het tweede deel, handelend over ‘het Bondelken van myrrhe’, is een algemene | |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
methode om het Lijden van Jesus vruchtbaar te overwegen. Het laatste en uitvoerigste deel wordt gevormd door een complex van getijden: practische oefeningen dus. De provinciaal Weynsen, die de uitgave bezorgd heeft, is echter geenszins de schrijver. Naar deze zoeken we vergeefs. Verjans heeft eens de veronderstelling geopperd dat Hendrik van Santen de auteur zou zijnGa naar voetnoot1), maar daar is geen redelijk bewijs voor aan te halen. Een andere hypothese onderstelt als auteur Jan van Alen, omdat achter díéns werk - vertaling van de Contemplationes Idiotae - gewoonlijk een fragment van de Fasciculus volgt, onder de titel van ‘noch een dancbaerheit van die geheele passie’Ga naar voetnoot2). Maar, allereerst komt die Dancbaerheit héél veel voor; bovendien, we moeten voorzichtig zijn met dat argument: inschuivingen en overnemingen zijn in de middeleeuwse boeken immers aan de orde van de dag. De titel is weer ontleend aan 't eerste hoofdstuk van het Hooglied: Fasciculus myrrhae dilectus meus mihi inter ubera mea commorabitur. Een simpel samenspraakje-op-rijm tussen het spinnend vrouwtje en Christus gaat aan 't werk vooraf. Zeldzaam is het boek niet: er zijn zeer veel uitgaven van verschenen. Dat het succes had, blijkt uit het feit dat reeds zeventien jaar na 't verschijnen een spaanse vertaling uitkwamGa naar voetnoot3). Van de Hollandse tekst verscheen weer in de zeventiende eeuw een ‘moderne’ uitgave, door p. Cauwe. Waarom - en of? - het boek op de index geplaatst werd, is een raadsel. Niets stuitends of stotends valt er in te ontdekkenGa naar voetnoot4). | |||||||||||||
C. De Wijngaert.‘Lof wapendragere van Christus wonden’. In 1518 verscheen te Antwerpen een werk, dat èn om zijn | |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
inhoud èn om zijn historie een uitzonderlijke plaats inneemt: De Wijngaert van Sinte Franciscus ‘vol schoonre historien legenden ende deuchdelycke leeringhen allen menschen zeer profijtelyck’. Het is een lijvige postincunabel, een verzamelwerk, waarin, zo niet alle, dan toch zeer veel van de in de literatuur bekende franciscana te vinden zijn. Drie grote boeken vormen te samen de inhoud. Het eerste bevat levens van Franciscus en van zijn meest beroemde volgelingen: Clara, Ivo, koning Lodewijk, Graaf Elzearius en koningin Elisabeth; benevens de Portiuncula-geschiedenis en Sinte Franciscus Souter. Het tweede: de historie der eerste martelaren van de Orde; van Bonaventura, Lodewijk (bisschop), Antonius van Padua en Bernardus. Het laatste boek verhaalt feiten en omstandigheden uit de gouden eeuw van het franciscanisme, en sluit met een kalender. Aan 't begin en 't slot van het geheel staan refereinen - teken des tijds - met de stok: lof wapendragere van Christus wonden. De bron van deze machtige compilatie is geheel de franciscaanse literatuur: Speculum perfectionis, Actus beati Francisci, Legendae, Fioretti, Liber conformitatum. Wie dus op de hoogte wil komen van wat er aan franciscaanse literatuur bestaat, vindt hier een zeer uitgebreide verzameling. De auteur is niet bekend. Zéker is het een Minderbroeder: dat blijkt uit alles: zijn minutieuse kennis van Orde en ordesgebruiken, zijn belezenheid in die literatuur, zijn aanvoelen vooral van de franciscaanse geest. Dr. Kruitwagen O.F.M. - die over deze Wijngaert twee belangrijke artikelen SchreefGa naar voetnoot1) - heeft het vermoeden geuit dat de schrijver zou zijn de reeds besproken Cornelius van Zierikzee: wat intussen slechts een veronderstelling blijft. Wie de Wijngaert leest, zal er niets in bespeuren, dat niet volledig overeenkomt met de geest van het Franciscanisme, de geest die we het zuiverst aantreffen in de beroemde Fioretti: vol eenvoud, vol legende, vol poëzie, vol naïviteit. Dit is van belang, omdat aan deze Wijngaert een niet onvermakelijke historie is verbonden. | |||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||
In de Delftse stadsbeschrijving van Dirck van BleysweyckGa naar voetnoot1) lezen we dat de Wijngaert zou zijn ‘een boek 't welk de franciscanen allerwegen op doen soecken en om groot geldt inkoopen ten eynde zij deselve aan het vuyr mochten op-offeren ende alle uyt de wereldt helpen, overmits aldaer beschreven staen niet alleen belachelyke, ja walchgelyke, maer ook verfoeyelijcke en abominabele saecken; gelyck ook volgepropt en schaterende is van oneyndelyck veel absurditeyten, beuselingen, frivole en fabuleuse vertellingies, gelijckende nae historitjes daer de vrouwluyden kinderen mee in slaep praten’. Dus geen kleinigheid. - Hoe onze brave Dirck hieraan komt? - We kunnen aanstonds toegeven, dat de geest van de Wijngaert lijnrecht tegenover de zijne staat. Het gevoel voor de schoonheid van Franciscus' wondermooi leven en van het zonnige franciscanisme lag en ligt zeker ook ver, ver af van de geest der Hervorming. Het zal enkele eeuwen duren, voordat de ijskorst ontdooit - voordat Franciscus ook bij niet-katholieken die algemene bewondering en liefde ontvangt, welke geheel de wereld hem thans toedraagt. Maar, het praatje is gelóófd: de Minderbroeders, werd verteld, kopen alle exemplaren op, om ze te verbranden...De weerlegging is tamelijk eenvoudig: van géén postincunabel zijn zóveel exemplaren over als van de mooie, volle, zonnige ‘Wijngaert van Sinte Franciscus’Ga naar voetnoot2). |
|