‘Dat was nog het ergste niet. Of ik nou hier zit of ergens anders, dat kan me ookal niet schelen, als ik het maar warm heb. Maar we raken onze rust kwijt! We krijgen gezelschap!’ En als Fiet-Fiet, zonder iets te zeggen, haar nog maar vragend en verbaasd aankijkt: ‘Voortaan wordt het hier leerkamer, begrijp je dat?’
‘Jawel,’ zegt Fiet-Fiet, ‘dan komen Jaap en Elly 's avonds hier hun werk maken, en...’
‘Juist, en Bert uit de worstwinkel, want die werkt hier ook iedere avond. Die jongen met z'n malle kabaal altijd.... Maar dat is nog niet alles!’ De Hertogin spreekt nu fluisterend, alsof ze een schrikkelijk geheim gaat vertellen. ‘Er komen er nog twee, voorgoed, twee Indische kinderen, een jongen en een meisje.’
‘Indische kinderen?’ zegt Fiet-Fiet diep verbaasd. ‘Waar zouen die vandaan komen?’
‘Wel, uit Indië, natuurlijk!’ snuift de Hertogin verontwaardigd. ‘Domoor!’
‘En komen die alle drie....?’
‘Vijf!’ valt de Hertogin hem nijdig in de rede. ‘Kan je nu nóg al niet verder tellen dan drie? Ja, die komen hier alle vijf iedere avond hun werk maken. Je zult er wat van beleven!’
‘O wat enig!’ zegt Fiet-Fiet. ‘Wat zal dat plezierig worden!’ Hij is overeind gesprongen, zijn zwarte ronde oogjes blinken, zijn staart kwispelt met grote zwaaien.
De Hertogin blaast van kwaadheid. ‘'t Is maar wat je plezierig noemt! Hoe kan je op die manier nog een rustig dutje doen, of samen een gezellig praatje maken?’
‘Een gezellig praatje..... Nou, wat jij