uit de schuur. Elly houdt de zaklantaarn omhoog. Gaat 't? Ja, gelukkig, het laddertje is net hoog genoeg.
‘Kom dan maar!’ roept Bert, want de domme kat durft eerst niet. Ha, daar komen ze naar beneden! Fiet-Fiet zwaait met zijn staart en blaft, of hij dapper meegeholpen heeft. En nu gauw naar binnen! O foei, wat is dat koud geworden! En dat allemaal voor dat domme beest! Fiet-Fiet rilt ervan.
‘Ziezo, ouwe tante,’ zegt Bert en zet voorzichtig de Hertogin op het kleedje, dicht bij het vuur, ‘daar zit je weer. En nu voortaan niet meer van die uitstapjes maken, hoor.’
De Hertogin verwaardigt zich niet hem aan te zien. En hij is nogal haar redder! Maar het bakje warme melk, dat Elly haar brengt, drinkt ze met voorname welwillendheid leeg.
Fiet-Fiet zit er stilletjes naar te kijken. Alle-honden-nog-toe, wat ziet dat beest er uit! Al haar haren zitten in de war en het wit van haar borst en poten is zwart. En zit daar geen bloed aan haar oor? Wacht, nu is ze klaar met drinken, nu zal ze wel vertellen wat er is gebeurd.
Maar de Hertogin kruipt nog wat dichter bij het vuur en begint zich zonder uitstel te wassen. Haar kop, haar borst, haar poten, alles krijgt een beurt.
‘Waar heb je toch gezeten?’ vraagt Fiet-Fiet, die het niet langer uit kan houden.
‘Wat gaat dat jou an?’ bromt de Hertogin tussen twee tonghalen in.
‘Je kon toch warempel wel 's wat vertellen,’ zegt Fiet-Fiet beledigd. ‘'k Heb voor jouw plezier de halve avond kou geleden.’
‘Schepsel, schei uit met je gevraag! Je ziet toch, dat ik geen tijd heb!’