‘En zeg, Jan kan zulke fijne pannekoeken bakken! Die gebruikt zand inplaats van meel!’
‘Maar ik kan 't nu ook en ik gebruik enkel meel en geen zand!’
‘En, o, moet u horen! Jaap heeft op een keer een nachtmerrie gehad en alles bij mekaar geschreeuwd en toen dachten we dat er onraad was en zijn we d'r met ons allen op uitgetrokken, midden in de nacht!’ Ze gieren allemaal en Japie stompt om zich heen.
Wat een herrie, wat een herrie! En tussen dat alles door holt en draaft Fiet-Fiet en keft en springt op alle stoelen en snuffelt aan alles, of hij niet een week, maar een jaar is weg geweest. Maar van hààr, de Hertogin, heeft hij nog niet eens notitie genomen! Dat onopgevoede, onbeleefde beest! Maar ze zal het hem inpeperen! Ze zegt de hele avond geen woord tegen hem! O, zal hij nu eindelijk eens naar boven kijken? Jawel, kwispel maar met je staart, je komt laat genoeg met je begroeting. Jazeker, ik zie je wel, maar nu heb ik eens geen tijd.
‘Dag!’ zegt Fiet-Fiet. Zijn blinkoogjes zijn onafgebroken op de Hertogin gericht en zijn staart zwaait met grote zwaaien.
‘Zo,’ bromt de Hertogin. ‘Eindelijk! Erg beleefd ben je ook al niet.’
Fiet-Fiet z'n staart zakt omlaag en hij kijkt een beetje sip.
‘Ja hoor, als je zo lang bent weg geweest en zoveel beleefd hebt... Allehonden-nog-toe, ik ben er nog helemaal van buiten mezelf.’ En hij gaat zitten op zijn oude plekje voor de haard en kijkt stilletjes voor zich uit, of hij alles nog eens opnieuw beleeft.
‘Kom, we gaan naar boven!’ roept Jaap en Elly zegt: ‘Moeder heeft taartjes en heerlijke limonade.