‘Laten we hier maar blijven,’ zegt Elly, ‘hier is toch niemand. En hangen jullie je natte jas maar over de leuning van je stoel.’
‘Niemand!’ blaast de Hertogin kwaad, ‘Dus ik ben ook “niemand”! 't Is beleefd, dat moet ik zeggen!’
Fiet-Fiet zit nu recht overeind op zijn kleedje en is helemaal vergeten, dat hij het koud heeft. Wordt dit weer een vergadering? Dat zou fijn wezen. En dan straks weer koekjes natuurlijk. Hij likt alvast eens langs zijn neus, die toch al nat is.
‘Wat vind ik het toch jammer, dat die fijne avond nu voorbij is,’ zegt Marietje, wanneer ze na veel gelach en lawaai eindelijk zitten.
‘Nou en ik! En ik! 't Was enig, zeg!’ Natuurlijk praten en gillen ze weer allemaal door mekaar.
‘Weet je wat ik het leukst vond? Die voordracht van Herman en Kees! De mensen vonden die Oosterse tovenaar net echt. En dan die malle domme knecht!’
‘Nou maar, die boerendans dan!’
‘En Francien heeft prachtig gezongen. Voor niemand hebben de mensen zo hard geklapt!’
‘En weet je hoeveel mensen er wel geweest zijn?’
‘Dertig? Veertig? Welnee, veel meer!....’
‘Er waren drie en vijftig mensen,’ vertelt Bert, die een groot vel papier uit zijn tas heeft gehaald en voor zich op tafel heeft neergelegd.
‘Veel!’ vinden ze allemaal. En Fiet-Fiet vindt het ook veel. Als je maar tot drie kunt tellen heb je helemaal geen idee hoeveel keren drie dat wel is.
‘En dat alles zo goed is gegaan! Ik had het nooit gedacht, jullie?’ zegt Elly. ‘Niemand is blijven steken en het ging allemaal eigenlijk nog beter dan op de repetities.’