Het blijvend beeld der Hollandse kunst
(1949)–F. Schmidt-Degener– Auteursrecht onbekend
[pagina 117]
| |
Italië en Europaitalië, in haar eenheid en in haar verscheidenheid, tegen den achtergrond van haar Romeins verleden, met de rijke ontplooiing der Renaissance, verschijnt-heden ten dage klaarder dan ooit - als de centrale figuur die onze westerse beschaving indrukwekkend beheerst. Van Italië uit klonk in de vijftiende eeuw de doordringende stem die Europa wakker riep. De Christelijke wereldbeschouwing had het mystisch doorleven gesteld boven het redelijk begrijpen; maar tevens had haar normaliserende macht grenzen getrokken, die door vergelijking met het antieke Rome benauwend bewust werden. Pogingen om die gedroomde grootheid opnieuw tastbaar terug te brengen faalden, totdat - na brede voorbereiding - het humanisme zegevierde. De Renaissance, het zichtbaar geworden humanisme, beduidde echter meer dan een hergeboorte: het was een geboorte waarmee Italië Europa verraste en overrompelde. De beeldende kunsten schiepen gretig de ongewone voorstellingen en veranderde perspectieven tot een nieuwe wereld om. De vreugde over een nabijzijnde heroïsche toekomst groeide tot geestdrift. Door den wil van architecten, beeldhouwers en schilders zou de klassieke geest, geopenbaard in de schoonheid der kunstvormen, alomtegenwoordig zijn. De gestorven heerlijkheid zou herrijzen, en er zou één stijl heersen, tot in de gebruiksdingen van het dagelijkse toe. Al moet deze verwachting van een wederopstanding der Latijnse majesteit een illusie heten, het bleek een vruchtbare illusie, dank zij het onbeperkt vertrouwen in haar verwerkelijking. De verdwenen glorie was als voorstellingsbeeld vaag omlijnd, maar het geloof er in was er des te hechter om, zó hecht dat het der Renaissance nooit aan bezielenden adem ontbroken heeft. Geen reactie kon op den duur tegen die fanatieke overtuiging op: zelfs een | |
[pagina 118]
| |
Savonarola niet. De Christelijke vorm-herinneringen, ook de zuiverste, op Siena's gouden panelen bewaard, doofden van lieverlede uit. Niemand brak de paganistische luchtspiegeling door tegen te werpen dat naar spraak en religie, kleding en gewoonten, de moderne mensheid grondig met de antieke verschilde; dat de Toskaanse begaafdheid krachtiger was dan de Etrurische en dat in de afwijkendheid van den Italiaansen aard tevens zijn waarde lag: zulk een waarschuwing zou geen begrip en geen gehoor hebben gevonden. De illusie behield haar begoocheling en daarmede haar vruchtbaarheid. Omstreeks 1500 zien we ook de verst verwijderde Europese naties, als door een weeromstuit, het Italiaanse voorbeeld ondergaan. Want ditmaal deelde deze algemene beweging zich mede als een schok. Scheen bijwijlen in vroeger eeuwen een naar het antieke gerichte kunstgedachte zich reeds af te tekenen: een loze aanloop, die begin bleef en ophield en vergeten werd. Haar onweerstaanbaarheid stempelt de Renaissance tot de diepst ingrijpende revolutie der kunst. Universeel in Europa was de voorafgaande Gothiek geweest: als een kalm-zwellende golf had ze zich uitgebreid. Universeel zou eveneens de Franse beschaving zijn, die vóór het eind der zeventiende eeuw de Italiaanse overheersing aflossen kwam. Maar welke voorbeelden ook Europa hebben doen zwichten: het tintelend-eigene en triumferend-zekere der Italiaanse Renaissance ontbrak er aan. En dan, die Louis XIV-invloed die zoveel weerklank vond: het was bovenal een discipline van den goeden smaak-Italië's hegemonie daarentegen steunde op een reeks scheppende persoonlijkheden. Dit ineengrijpen van persoonlijkheden - hun aantal en betekenis, hun veelzijdigheid en diep verschillende aanleg, hun voortvloeien uit elkaar ofhun treffende tegenkantingen - het vormt een enig beschavings-schouwspel. Een dracht van bovenmenselijkheid, Leonardo en Rafaël en Michelangelo en Titiaan - en welk een onnoembare veelheid meer. Langs het spoor van hun werkzaamheid en als begeleidend décor, wisselen steden en landschappen van klimaat en karakter: het devote Siena en haar gothische ootmoed, Florence fel in haar nerveuze gratie, Milaan boordevol van mysteriën, zwoel van romantiek Ferrara, en Venetië gedompeld in haar open zinnelijkheid. | |
[pagina 119]
| |
Dit alles liet zijn weerschijn na op Rome, dat zijn herinneringen niet verzwelgen kan. Ook wij Hollanders bogen op het karakter onzer steden en op een kunst die ruist van persoonlijkheden. Maar was niet, op Rembrandt's uitzondering na, alles van kleiner formaat en van korter duur? Die duur, eeuwenlang uitgestippeld met levens van Caesars en Pausen, blijft een van Italië's wonderen: de getijden van haar ontwikkeling volgen een langgerekt rhythme en meten zich als met geslachten uit. De Renaissance stond niet in zelf-aanbidding stil: zij stuurt recht aan op haar consequenties en van lieverlede gaat haar ouderdom over in de Barok, die opnieuw een Europesen stijl deed uitstralen van Italië. Een wereldbeschouwing veranderde en daarmede veranderde ook de geestdrift voor de antieken. Dank zij de wetenschap nam het nagestreefde ideaal duidelijker vormen aan - debevruchtende invloed verslapte. In haar diepste wezen, en onbewust, behield de Renaissance haar onafhankelijkheid tegenover het antieke voorbeeld. De antieken te evenaren, ziedaar een element van aansporing, een drang tot mededinging; weldra horen we van Michelangelo dat hij de Oudheid zal overtreffen. De kunst die ogenschijnlijk een beroep deed op het verleden, verborg een volte van toekomst en had aan zichzelf genoeg. Een Hercules van Pollaiuolo, grif en paraat, feller en veerkrachtiger dan de zware antieke Herakles, volvoert in een nieuw ontdekte natuur zijn daden als een snelle heroïek. De Italiaanse kunst zal toespelingen blijven maken op de Oudheid, zich verheugend in den waan de Oudheid zelve te zijn. Geleidelijk veranderen de Romeinse voorbeelden van aard, geleidelijk treden ze terug. Voor de jeugd der Renaissance had de groep der Drie Gratiën, in de Kathedraal te Siena, hetzelfde betekend wat de Laokoön zou zijn voor de Barok. Maar sterker dan die der antieken wordt weldra de invloed der grote levende persoonlijkheden. Wanneer Caravaggio's vernieuwingen Europa bekeren tot andere opvattingen, dan heeft ook het aesthetisch doorwerken der antieken uitgeleefd. Italië gaf verder zichzelf tot voorbeeld. Italië bracht voort - en wie waarlijk voortbrengt is hartstochtelijk zichzelf. Toch was de leus die de Renaissance aanhief geen phrase, en het beroep | |
[pagina 120]
| |
op de klassieken bleef gelden als een aesthetische moraal. Dank zij deze illusie versmolt klassiek en modern en het beste dat ontstond was oud en nieuw tegelijk. Nieuw in wezen, oud door een voorstellingswereld: met deze vermenging heeft Italië een talloze schaar van binnengekomen vreemdelingen bekoord. Want thans spelen, in het Seicento, de vreemdelingen, onherkenbaar opgenomen in de Italiaanse sfeer, de grote rol. Poussin en Lorrain herinneren er aan, ondanks hun volledige overgave, dat een tweede natie mee ging spreken. Rubens voelt zich nog de ontvangende geest tegenover Rome en Venetië, maar reeds vult hij een door Italië leeggelaten plaats. Bernini's vertrek uit Parijs betekent dan een keerpunt en het einde van Italië's alleenheerschappij. Verlevendigt zich nog eenmaal Italië's achttiende eeuw door den glans van Venetië, dan is er toch iets veranderd. Tiepolo's verhouding tot het antieke voorbeeld verraadt iets van speelsheid en spot. En daarna komt, juist op tijd voor de statieuze begrafenis, Canova's kil-waarderende redelijkheid: met het academisme sterft de illusie en eindigt de scheppende kunst.
Italië's geestdrift en Italië's veelzijdigheid verklaren iets van haar langen en souvereinen invloed op Europa. Die schakeersels van tijdperken, die menigvuldigheid van persoonlijkheden, omsloten Europa in een onverbroken betovering. Geen Europese natie in welker ontwikkeling Italië zich niet deed gelden. Zonder humanisme en Renaissance, geen Montaigne, geen Shakespeare. Europa's blij geworden verbeeldingskracht kon zich uitleven, onder zuidelijk blauw, op marmervloeren en tussen zuilen-perspectieven. Persoonlijkheden trekken persoonlijkheden aan: groten en geringen uit alle natiën en tongen, kwamen en boden weinig weerstand. De besten bleken leergierig en open voor indrukken en geen, hij moge Dürer heten of Goethe, Poussin of Lorrain, Rubens of Velazquez, Byron of Shelley, die zich aan Italië toetste en die niet een rijke verandering onderging. Daarom heet de geestelijke eenheid van Europa: Italië. Italië's aanschouwelijkheid heeft het scheppend vermogen van Europa's kunstenaars gevoed. Velen trokken, op hun aesthetischen pelgrimstocht, naar de antieke overblijfselen: men vond schilderach tige bouwvallen en, schilderachtiger | |
[pagina 121]
| |
nog, het dagelijkse leven. Men bespeurde klassieke lijnen in landschap en stede-schoonheid en ontdekte boven alles de grote meesters: werken der Renaissance die rondom zich de tijden zien verbleken. Rome bleef het hart van deze betovering. Sterker dan elders in Italië heerste hier het gevoel dat de gestorven antieke beschaving herrezen was als een geestesmacht. Rome zou nog blijken het ware Rome te zijn voor Houdon, voor Ingres, voor Corot. De weg van het Europese genie, het moge komen dwalen uit Ultima Thule en Engels zijn, of Deens of Noors, is bij voorkeur over Rome gegaan. En ten slotte - deaantrekkingskracht van Italië op ons eigen volk? We weten allen van de reizen van Mabuse, van Scorel, van Heemskerck, van Lastman. We kennen de tekeningen van Heemskerck naar Rome's antieke overblijfselen, getuigend van eerbiedige aandacht, als had hij gezien door de ogen van Mantegna. Wij weten dat gedurende de zeventiende eeuw, zonder officiële aanmoediging, zonder beurzen of prijzen of academie of instituut, een gehele kolonie van Hollandse schilders in Italië werkzaam was. Een tweede tentoonstelling, nu eveneens in Amsterdam aangericht, laat deze meesters herhalen wat Italië voor hen wasGa naar voetnoot* De aantrekkingskracht echter van Italië op het beste en diepste van ons volk wordt door één voorval in een waarlijk dramatisch licht gesteld. Wij denken aan de moeilijke aarzeling van den jeugdigen Rembrandt, of hij de bijna voorgeschreven reis naar het Zuiden zou maken of niet. Een gewetensvraag - zoals blijkt uit den overvloed van redenen die het besluit van thuisblijven moeten rechtvaardigen. Een zelf-overwinning - want Rembrandt motiveert zijn weigering niet door een onderschatting van de Italiaanse kunst. Integendeel. Waarom, zo zegt hij, het tijdsverlies van die verre reis naar afgelegen oorden en dikwijls gesloten paleizen, als reeds zoveel voortreffelijks aan Italiaanse kunst benoorden de Alpen te bewonderen valt? Hetgeen we hier horen is niet een ijdel excuus van een onverschillige. Rembrandt's carrière zal zijn diepe liefde bewijzen voor de Italiaanse vormenschoonheid. Ook voor hem was de studie der Renaissance een gelukkige | |
[pagina 122]
| |
openbaring. Zijn collectie van medailles en zijn naar meesters gerangschikte prenten, veroorloofden een dagelijks verkeer. Toen een scheepslading Italiaanse schilderijen in Amsterdam geveild werd, was het Rembrandt die een krabbel maakte naar dien grootsen Rafaël, het portret van Balthasar Castiglione, thans in den Louvre. Rembrandt's schets getuigt van beide: van verering en toch ook van stille critiek. Wat was belangrijker dan tegenover het schoonste van Italië zichzelf te blijven? Zonder dat ware er geen Rembrandt geweest.
Slechts in het voorbijgaan heeft Holland Italiaanse meesterwerken bezeten. Eens kocht de regering de collectie van den Amsterdammer Gerard Reynst - en schonk deze Venetiaanse doeken, om Engeland gunstig te stemmen, aan koning Karel den Tweede. Hampton Court verbaast ons heden ten dage met die brede gift der Staten-Generaal. Dit verlies, teweeggebracht door de politiek, wordt sterk in onze musea gevoeld en is nooit voldoende hersteld. De moderne mens, bevrijd van de obsessie dat bewondering zucht tot nadoen insluit, geniet op vollediger wijze van de verschillende uitingen der kunst, dan zijn ouders en voorouders het vermochten. De moderne waardering let op groei en ontwikkeling, doet geen stijlen in den ban, is nimmer exclusief. Terzelfder tijd kan één liefde, oprecht en hartstochtelijk, uitgaan naar Byzantijns, Romaans en Gothiek. Versailles behoudt zijn weidsheid, ook al vervullen ons, zoals op dit ogenblik, de forse verhoudingen van een Floxentijns paleis. Onze verbeelding mag rustig knielen voor de cassapanca van Madonna Simonetta, zonder de balpoot-tafel te vergeten, of de chaiselongue van Madame de Pompadour te verstoten. Opgetogenheid over het heden tentoongestelde, hoe overweldigend ook door veelzijdige afwisseling, vermindert in niets de ontvankelijkheid voor andere uitingen. Het tegendeel is waar. En ook hierin strekke Rembrandt's houding tot een voorbeeld.
Niet om in Amsterdam een indruk te wekken van Italië's volledige grootheid werden deze schatten bijeengebracht. Een getuigenis van dankbaarheid is | |
[pagina 123]
| |
de hoofd-bedoeling. Getoond zou worden hoe sterk de verering voor het Italiaans verleden dóórleeft in ons midden. Daarom was de keus symbolisch beperkt: men hield zich aan datgene wat in Holland of in Hollands bezit te vinden was, en aan de schoonheid die onze verzamelaars, meestal niet zonder aarzeling, geneigd waren af te staan. Al aanschouwt de bezoeker dus niet een samenvatting van het allergrootste - aan het grootste herinnerd wordt men overal. Marmer of terracotta, een klein fragment en het is een tijdperk. Een tekening en het is de hersenarbeid van een genius. Een Deruta-schotel en de weerschijn is er die de jonge verbeelding kleurde. Een brons van Riccio, en hier is een grein van het wrede dat aan ieder scheppend tijdperk eigen is. Het geheel, grotendeels opgebouwd uit het weinig toegankelijke en aangevuld met toppunten onzer openbare collecties, geeft aan dit Stedelijk Museum iets kostelijk-onwerkelijks. Denken we mozaïek en fresco weg, dan wordt heel het brede veld van Italië's kunnen bestreken. Holland wist het zeer uiteenlopende te waarderen en zo voert ons de zalenreeks geleidelijk van het vroege, bovenaardse Siena naar het luchtiggenotsbestaan van laat Venetië-in een kort bestek de levens-rijkdom van eeuwen.
Nu het oude en altijd nieuwe land wederom het middenpunt is van Europa's aandacht, volgen vele nauwlettenden ten onzent Italië's ontwikkeling in den modernen dag. Wij spraken over Italië's duurzame betekenis voor Europa's beschaving. En aan Holland, hoe onafhankelijk de Hollandse kunstbloei ook lijken mag, hebben Renaissance en Barok veel blijvends toegevoegd. Wij reikhalzen naar het vervolg. Want de overtuigde geestdrift van het huidige geslacht herinnert in tal van opzichten aan de vervoering der Renaissance. Een geestdrift, die, evenals de Renaissance in haar schoon begin, verleden en toekomst te verbinden tracht. Laten wij toegeven dat kunst en staatkunde weinig uitstaande hebben, even weinig als kunst en sport. Maar niettemin zien wij hoog op tegen de toegewijde kracht, die aan de verwaarlozing, waaraan het makkelijk geërfde altijd bloot staat, zoveel vergeten | |
[pagina 124]
| |
schoonheid ontrukt en daarmede het verleden, in zijn zuiverste gehalte, naderbrengt tot de ontvankelijke jeugd. Rondom het vrijgelegde Kapitool strijkt een lucht die trilt van toekomst. Moge het een voorspellende betekenis hebben, dat naast de Via dell'Impero het heiligdom herrijst der scheppende schoonheid, de tempel der Venus Genetrix. Italië is te veel geweest om niet wederom het hoogste te doen verwachten. Het dóórdringen in haar verleden beduidt de vruchtbaarste zelfbezinning. Ook voor ons. Het bezoek der verzameling late een indruk na van helder omschreven schoonheid, en ook van die zelfbewustheid en zelfbeheersing, waarin het beste van Italié aanwezig is. Inleiding voor den catalogus der tentoonstelling Italiaansche kunst in Nederlandsch bezit, Stedelijk Museum, Amsterdam, 1934. |
|