| |
| |
| |
Petrus Paulus Rubens
nog steeds vraagt het levenswerk van rubens om méér dan bewondering - deverheerlijking, die als met een hymne zijn schoon bestaan omgaf, klinkt onafgebroken voort. Al mogen velen, naar hun aard, zich niet gelijkgestemd voelen met den forsen meester en diens grootse rhetorica-wie bejegent een natuurverschijnsel met protesten? Voor een macht die naar eigen wet de vormen-taal der Europese kunst wijzigde, heeft zelfs ons critisch geslacht, als bij ingeving, gebogen. Terecht, want ook het nuchterste relaas van zijn Hercules-arbeid openbaart in Rubens denvoorbeschikte. De uitgeputte tijd aanvaardde hem als het instrument der vernieuwing. Nauwelijks is zijn scheppingstaak ten halve volbracht of de wereld blijkt voor goed anders. Omdat de wereld met andere ogen werd aangezien, nadat het mensdom den weidsen Rubens had ondergaan.
Hij greep in op een hachelijk ogenblik. Drie geslachten lang was van het bevattingsvermogen het uiterste, van het gevoelsleven het onmogelijke gevergd. De Renaissance had de rustige opeenvolging, de trage ontwikkeling der Christelijke eeuwen, met hun bijna stabiel bezit aan positief weten, onderbroken door een hevige beroering. Het intellect, waarheen het zich ook wendde, duizelde van scherp licht en onvermoede ruimten. Ontdekkingsvaarten openden achter oude horizonten onbekende zeeën en wonderlijke koninkrijken. Achter het verleden opende het humanisme een verder verleden, de stralende luchtspiegeling van Rome en Griekenland. De kennis der paganistische heerlijkheid gaf durf tot oordelen en moed tot critiek op het bestaande. Ervaringen veranderden opvattingen; het zelfbewustzijn groeide; tussen oorlogen en opstanden door werden nationaliteiten geboren.
De worsteling om juiste begrippen gaat weinig samen met onbekommerd
| |
| |
geluk. Naast de verworven schatten aan inzicht ontgoochelde de materiële ellende. Geestdrift sloeg om in geestdrijverij, naïeve verbazing in verbijstering, twijfelzucht en geloofswoede wisselden af. De breuk met het verleden werd nergens pijnlijker gevoeld dan in Vlaanderen. Het Vlaamse streven tot aanpassing bij de Renaissance liep een eeuw lang, zoals de kunstgeschiedenis laat zien, op mislukkingen uit. Een ogenblik scheen het, met den ouden Bruegel, of er slechts heil te vinden was in een ontkenning van het humanisme en in een ontluisterden terugkeer tot de middeleeuwen.
Het humanisme, met een felle verering voor andere schrifturen dan het Evangelie, en daardoor een verkapte religie, kon enkelen voldoen, maar bleek onmachtig om aan de massa moreel houvast te geven. Waarheen zou die onrustbarende factor leiden? Was Erasmus van Rotterdam, met zijn dubbelzinnigen glimlach, met zijn facie als een palimpsest, niet gevaarlijker dan Luther? Onmogelijk te ontcijferen wat er op die perkamenten trekken te lezen stond. Voorbereid door het humanisme was de strijd tegen de katholieke overlevering mogelijk geworden. Een gelatiniseerde opvoeding dreef de jeugd tot een opgeschroefde geesteshouding-zij verwachtte innerlijke vernieuwing van wat blijken zou uiterlijk sieraad te zijn.
De wanorde in hoofden en harten, samenvallend met wanorde in staat en religie, leidde tot botsingen en verzet. Een radeloze overheid beproefde de tyrannie, de opgeschrikte kerk wapende zich met de inquisitie. Krampachtige uitspattingen als de beeldenstorm waren het antwoord. Vlaanderen, eens de spreekwoordelijke overvloed, werd onherkenbaar door ontbering. De steden kwijnden, bloeiende dorpen krompen in tot dode gehuchten.
Mag men de laat-middeleeuwse schilderkunst geloven, dan was in Vlaanderen de Bourgondische praal geen beletsel geweest voor een teder mysticisme. Weelderig geboomte en glooiende grazigheid der Vlaamse landouwen strekten tot achtergrond aan de gelukzaligheid zelve. Schutsheiligen verschenen in die stille natuur en legden trouwhartig, alsof het vanzelf sprak, de hand op den schouder van hun beschermeling. Die broze geloofsrust, de vrede van dat paradijs, ging onder in den bozen storm die opstak. Jheronymus Bosch, verdwaald in zijn rumoerig spookland, had de vloed der ontreddering voorspeld; Pieter Bruegel zag de gevolgen en gaf ze al zijn pessi- | |
| |
misme: een uitgemergeld mensdom, geestelijk en lichamelijk onderworpen aan alle noden en rampen.
De regeerders, in wier handen Vlaanderen een buit van de hel zou worden en een prooi van de politiek-Anthonis Mor heeft ze in hun kille sfeer en hun donkere dracht levend gehouden: sombere trekken, ogen vol overleggingen, de lippen gesloten, harde voorhoofden, waarachter het broeit van list en verraad.
De noodzaak, met hulp van Parma's doortastendheid, schept een uitkomst. De eenheidsdroom der Nederlanden was ten einde: Willem van Oranje wordt vermoord; Antwerpen valt. Voortaan zullen de tegenstrijdige krachten zich los van elkaar ontwikkelen in Noord en Zuid. De splitsing, hoe grof en snel ook voltrokken, de historie zou haar levensvatbaarheid bevestigen: de oude eenheid werd een rijkere tegenstelling.
Het Zuiden hervond de orde van een centraal gezag. De kerk, geleid in de banen van het Concilie van Trente, herstelde zichzelf. Hetgeen te doen overbleef was niet gering. Het was een probleem van beschaving, het probleem van het humanisme. Zou het humanisme een gevaarlijke macht blijven naast het katholicisme en daarmede oorsprong van onrust en strijd? Of zou het, als bondgenoot der contra-reformatie, de geesten terug kunnen voeren naar Rome?
Dan verschijnt Rubens. Zijn kunst vol beloften bevredigde den dringenden roep van zijn tijd. Zijn scheppingen, alom-tegenwoordig, verheerlijken de gestelde machten: niet alleen de overheid, maar ook, en als in één adem, de beide machten van het intellect en gevoel: humanisme en contra-reformatie. Oude tegenstellingen lossen op in zijn nieuwe harmonie Met een vermetele zekerheid schept hij een gemeenschappelijke beeldspraak voor geheel verschillende geestesdomeinen. Mythologie, allegorie, religie en historie, voor hem zijn het onderdelen van eenzelfde schilders-rhetorica, die Europa's rijkste picturale wet zou worden. Zijn mythologie riep het antieke godendom terug; zijn allegorie gaf leven aan de vleesgeworden begrippen ener bevattelijke wijsgerigheid; zijn religie bepaalde de gestalten van duizend heiligen, afdalend van Hieronymus tot Ignatius van Loyola; zijn historie strekte haar verheerlijking uit van Decius Mus tot aan den
| |
| |
Kardinaal-Infant. Rubens werd de apostel der contra-reformatie in den geest der Jezuïeten. Staat en kerk herkenden in hem den kampioen van orde en gezag.
Er is wel eens gesmaald over Jezuïeten-stijl. Jezuïetisme, een term thans misbruikt en versleten, was in den beginne een woord vol snaren en trillingen. Rubens en zijn vrienden, de Jezuïeten, deelden dienzelfden drang naar het universele. Zijn beschouwingstrant, zo was zijn verlangen, en de eruditie en urbaniteit der Jezuïeten, moesten voor alle naties en tongen gemeengoed worden. Onmiddellijker dan zijn grote voorgangers, dan Michelangelo, Titiaan, Tintoretto, zou zijn verrassende vruchtbaarheid inwerken op de harten van allen. Niet alleen met composities enorm van afmeting, maar met den enen cyclus van schilderijen na den anderen wil hij verbazen. Een leger van leerlingen copieert ze, een school van graveurs populariseert ze. Persoonlijk brengt hij naar Rome en naar Madrid, naar Londen en naar Parijs den gloed over dien hij in Antwerpen ontstoken had. En de Barok, die met den ouden Michelangelo, den ouden Titiaan en den ouden Tintoretto begon te lijken op den ouderdom der Renaissance, tovert hij om, binnen luttele jaren, in een jeugdig en machtig bloeiend optimisme.
Treffend hoe één vormenspraak mythologie en religie dient. Een hernieuwde cultuur bouwde haar altaren: was het voor Ceres of voor de Madonna? Zoëven schetste hij de Communie van Sint-Franciscus; keer het blad om: dezelfde snelle stift schetst Callisto's avontuur. Eén stap verbindt gescheiden werelden. Omstuwd door prelaten knielt Maria de Medicis in het koor van Notre Dame. Een ogenblik verder en ze verkeert boven de wolken, met het godengezelschap der Olympiërs. Wat was het onderwerp, als maar het pathos sprak? De storm stuift even wild, hetzij Elias in zijn vlammenwagen of Hercules met zijn vierspan ten hemel vaart. Aanschouwen wij Christus of een Jupiter Tonans, een Madonna of de Magna Mater? Om 't even, want het was slechts te doen om een cycloon van verrukkingen.
Zo plukte Rubens in den boomgaard der Hesperiden dezelfde gouden appelen als in den tuin van het paradijs. Al moge de Kerk in haar vroegere dagen nooit hebben gedroomd van een kunst die met gelijke overtuiging Sint Michaël verheerlijkt naast Mars, voor de beschaving is het een zegen
| |
| |
geweest dat geen van de bronnen van schoonheid moedwillig werd verstopt. Niets ging verloren van een verleden dat vol van schatten was. Naast de antieke roemruchtigheid en de heidense bacchanalen, herinneringen aan den luister van Bourgondische tournooien en aan ongerepte katholiciteit. De Christelijke Middeleeuwen voegen Dominicus in het wit en zwart en Franciscus met de gestigmatiseerde handen, tussen heroïsche gestalten die het humanisme hervonden had.
Op één punt heeft de meester niet getransigeerd: het naakt. Op dat kapittel verloochende hij de Middeleeuwen. Wat voor de gothiek een schamelheid was, voor Rubens werd het de hoogste rijkdom. Een aartshertog moet aan den Spaansen koning schrijven, dat enkele grote figuren van Rubens worden afgezonden zoals ze zijn, omdat de meester weigerde die openhartige ontkleedheid te sluieren. Die bewondering voor het Vlaamse naakt verliet hem nooit: hier liet zijn overtuiging zich gaan, hetzij hij den jeugdigen luister der martelaressen of wel de Gratiën schilderde in haar tuin van overvloed.
Welke antieke Silenus zit weelderiger in zijn vlees dan de waggelende protagonist van Rubens' Vlaamse bacchanalen? In zulke Satyr-optochten reiken Rome en Vlaanderen elkaar juichend de hand. Onzekere voeten struikelen over de weelde der veldvruchten op den voorgrond. De kruinen der Brabantse bossen, rossig door de zomerzon geschroeid, stofferen den achtergrond.
Alles leeft bij hem, alles is geloofwaardig. De mirakelen van Ignatius de Loyola mogen twijfelaars ontmoeten, de wijze der voorstelling schiep het ongeloofwaardige om in tastbare werkelijkheid. Een druipende Naïade, een scharlaken kardinaal, een abstractie als de beduchte Vrede, ze ademen eenzelfde levenskracht. Het gros zijner wezens, getuigend voor de glorie van overheid, humanisme of kerk, ze zijn dubbel zo gespierd, dubbel zo luid, dubbel zo beweeglijk als wat er vóór hem geschilderd werd. Kerkvorsten, vol geloofsverrukking, en wild-uitbundig in hun ornaat, zwaaien hun kromstaf niet als ornament, maar als wapen. De opgewonden historietaferelen wekken den indruk als ontmoette de geschiedenis van zijn tijd slechts triumfbogen op haar weg.
| |
| |
Deze blakende levensdrang kende het hoofs minnekozen zowel als den wildsten roes. Vergeleken met zijn robuuste zinnelijkheid lijkt Van Dijck's sensualiteit vermoeid. En wat zijn de antieken naast het stoeiend liefdes-spel van Rubens' centauren?
Een bemoedigende gezondheid dient ook als grondtoon voor zijn portretten. Zonder het individuele te veel te schaden, onderstreept hij bovenal de gemakkelijkheid waarmede zijn modellen zich voegen in de existentie. De hyper-psychologie van Moro is voorbij. Thans zijn het weinig interessante wezens, prinsen en priesters waar geen kwaad bij zit. Waarom te speuren naar het karakter van den enkeling? Maria de Medicis, ze is als Hecuba, ze laat ons grijs-grauw onverschillig. Zijn geleerde monniken, ze tonen meer materie dan geest. Rubens ontdekte in zulke logge verschijningen eerder type dan persoonlijkheid.
In het scheppen van typen, in het vastleggen van definitieve gestalten bestond zijn kracht en zijn duurzame betekenis voor Europa's beschaving. Zijn verbeelding bracht ze rijkelijk onderscheiden voort, kerkvaders en martelaars, profeten en patriarchen, kluizenaars en zondaressen, al de heiligen die met de benauwenis van hun lichaam of de strijdvaardigheid van hun geest voor de waarachtigheid der religie getuigden. Een iconografie, omwemeld van kazuifels en dalmatieken, van monnikspijen en mijters. Maar daarnaast verscheen ook wat ontbloeide aan den Bijbel der Metamorphosen: duizend gestalten, niet minder volbloedig en in dauw-frisse jeugd, kenbaar aan gebaren en attributen en steeds in volle vaart en vurigheid. Scherp omschreven en elk met eigen profiel, zo leeft het godendom van Rubens in denzelfden dageraad die ook de gemeenschap der heiligen omstraalt.
Hoe was deze kunstenaar zelf? Ook zij voor wier oren zijn luidruchtigheid te zwaar is en zij die de moderne achterdocht koesteren tegen rhetoriek, moeten toegeven: alles was echt aan die ruime persoonlijkheid. Geen aanstellerij stak er in zijn wereldburgerschap, in zijn kennis der klassieken, in zijn actie als diplomaat. Wereldburger, maar op den sterkenden bodem van Vlaanderen en zonder Van Dijck's ontworteling. Een ongewoon bevoor- | |
| |
rechte, die met al zijn aandacht de Moeder Gods kon schilderen en onder den arbeid door Virgilius kon reciteren. Terwijl hij zijn penselen hanteert, converseert hij met zijn bezoekers; hij dicteert brieven en luistert naar het voorlezen en toch blijft hijzelf, te midden van dien wervelwind van creaties, bezadigd en evenwichtig. Zijn karakter ademt in wat hij vol zekerheid voortbrengt en in hetgeen zijn veerkracht steeds verdragen zal: geluk en voorspoed. Geen rampen lieten een schaduw na op zijn palet, nergens valt een sluier van droefenis over zijn kunstenaarsleven. Als een levenskunstenaar had hij zijn gelukkigste jaren bewaard voor het laatst.
Om naast de grootsheid van zijn Rubens-stijl, ook de persoonlijke fijnheid van den meester te ondergaan, die kans geeft alleen het keinere werk, door den waarborg van volstrekte eigenhandigheid. Niet, als bij Rembrandt, in de tekeningen, maar in de olieverfschetsen ligt het brandpunt van zijn genie. Paneeltjes vluchtig te kleuren, op te houden wanneer het onvoltooide het volledige raakte, dit was nieuw en als kunstwerk was het zijn eigen vinding. Hier beschut hem het beperkte formaat tegen den zwaren nadruk van het pathetische. Op ogenblikken speels en zonnig improviseert hij met louter luchthartigheid. De religie wordt verstrooiing, de mythologie een fleurig amusement. Voor niets deinst hij terug. Zijn imaginatie stormt langs het gewaagdste pad. Hij verbluft ons met de onmiddellijkste scheppingsdaad.
De ivorig geplamuurde grond is voor alles ontvankelijk en dat glanzende vlak is zijn diepste te-huis. Haastige strepen worden gebaren, gebaren figuren. Dan lekken schaarse toetsen als met vurige tongen: in den hogen aether verschijnt de Apocalyptische Vrouw, of Icarus tuimelt neer uit het zenith van zijn vlucht. Een toon van azuur, een toon van incarnaat: een blonde godin zweeft boven een afgrond van klaarte. Dat incarnaat is dageraad, de azuren toon is oceaan. Of een ijle glacering overwaast den horizon: nooit werden Vlaanderen's beemden wijder uitgemeten.
De schetsen openbaren al de schakeringen van wereldse vreugd tot heiligste verrukking. Hier kon zijn beeldende macht, zonder tussen-vertolking, zich zelf blijven en zich verliezen in de oneindigheid. Een hemelvaart van uitverkorenen stijgt op naar het afgelegenst-onwezenlijke en cirkelt in
| |
| |
steeds nauwer kringen rondom de éne stip der Drievuldigheid. Slechts Rubens vermocht het op te roepen, dezen zielen-oogst van verlosten, die met een talloosheid van witte vlammen onafzienbare verschieten bevolkt.
Het einde van zijn loopbaan heeft hem een trotsen terugblik gegund. Een zeventiende-eeuwse civilisatie waarin Rubens niet verschenen zou zijn, was toen reeds ondenkbaar. Architectuur, beeldhouwkunst, tapijtweverij, het weerspiegelde alles zijn lessen. Zijn voorbeeld had Vlaanderen, dat het naar Hollandse begrippen zo weinig verdiende, tot Europa's voornaamste schilderland verheven.
Zijn verbeelding vol nieuwe gegevens had de vergetelheid geschonken die ieder behoefde. Vergeten was de sombere voorgeschiedenis van het afvallig en opstandig Vlaanderen, vergeten de ketterse neigingen van zijn vader, vergeten diens avontuur met Anna van Saksen. Wie dacht nog aan Rubens' obscure geboorte tijdens de onzekere jaren der Nassause ballingschap? Het verleden vol duisternis, die zestiende eeuw met haar brandlucht, verwisselde hij tegen zijn eigen wereld, waarin de ruime pracht en de oude overvloed der Nederlanden herleefden in tintelende werkelijkheid.
De verzoening, die Rubens als diplomaat belichaamde, zou zijn levensroeping zijn. Toen alles haakte naar rust, brachten zijn nieuwe vormen in hun gezonde realiteit de overprikkelde gemoederen tot bedaren. De volksverbeelding, die met Bruegel's landlopers gezworven had langs lege akkers, werd vergast op een terugkeer van den gehelen Olympus. De vertelkunst van Ovidius ontspande ieders brein. De landedelman jaagt, de boerinnen hooien, het kermis-vierend dorp geniet het vette der aarde. Na een eeuw van stuurloosheid en verscheurdheid, ging Rubens over Vlaanderen op als een zon.
Aan zichzelf kon hij bekennen dat de grote opzet voltooid was. De tweespalt van humanisme en kerk was geheeld. In zijn greep was de schaal tussen die machten nimmer overgeslagen. Het gevaar van strijd tussen die beide was voorgoed afgewend.
Het heidense Rome, opgedolven door het humanisme, het Christelijke Rome, hersteld door de contra-reformatie, ze waren één geworden. En
| |
| |
veilig mocht hij uitschetsen, hoe de Eucharistie, gedragen op een Romeinse zege-kar, haar triumftocht door de Europese landen begon.
Veel van het tijdelijke om Rubens heen is voorbijgegaan. Van de dynastieën die hij verheerlijkte, Stuart, Bourbon en Habsburg, is de glorie uitgedoofd. Zijn historie-schildering, zijn allegorieën, zijn mythologieën zijn wellicht, in hun losse begrijpelijkheid, altezeer gemeengoed geworden. De kerk, die aan zijn vormenweelde zoveel prestige dankt, begeert slechts bij uitzondering die daverende pompeusheid. Maar wat er blijft, die drang tot harmonie en optimisme, lijkt ons een onvergankelijke kracht ten goede.
Zoals de jaren vóór 1600 gehunkerd hadden naar zijn verschijning, zo ziet ook de tegenwoordige bewondering angstig en tegelijk hoopvol naar hem op. Wederom is, zoals in het geboortejaar van Rubens, de wereld geestelijk en staatkundig ontwricht. Wij vragen ons af: zal zijn groot voorbeeld worden herhaald? Zal er uit den chaos een alles-bindende harmonie geboren worden, zoals eens Rubens, van Vlaanderen uit, die aan Europa schonk? In ieder geval beseffen wij, hedendaagsen, de betekenis van zijn roeping dieper dan ooit.
Zie afbeeldingen 54 tot 57.
Inleiding voor den Catalogus der Rubens-tentoonstelling in den kunsthandel J. Goudstikker, Amsterdam, 1933.
|
|