| |
| |
| |
De bloei der kunst te Amsterdam
geen brede ontplooiing der kunst zonder het milieu dat drie noodzakelijke voorwaarden vervult: materiële welvaart, wrijving van
gecultiveerde geesten en vruchtbare tradities. Voor krachten van heinde en ver samenvloeiend schept zulk een omgeving het bindend element. Zo trokken Gent en Brugge uiterst onderscheiden talenten tot zich en drukten op die allen den vroeg-Vlaamsen stempel. Een dergelijken invloed oefende Londen op de toneellitteratuur in het einde van den Tudortijd. Parijs ontwikkelde gedurende de achttiende eeuw een meubelstijl waarin Franse gratie en helderheid vorm kreeg: onder de makers dezer schoonheid waren zonen van Duitsland en Vlaanderen. Ook Amsterdam verenigt in haar weelderige zeventiende eeuw velen der uitnemendsten van Noord- en Zuid-Nederland. Haar bonte wereld gaf aan Holland's drang tot uitbeelding den gunstigsten achtergrond. Amsterdam biedt aan beeldhouwers en architecten de plek waarop hun concepties werkelijkheid konden worden. Amsterdam was het klankbord voor den dichter die uit het Hollandse woord de schoonste muziek getrokken heeft. De stad bant binnen haar muren een genie van Europese betekenis, wiens ingrijpen Renaissance en Barok tot een levende eenheid herschiep. Amsterdam verraste met grootsheid een land dat gewend was klein te zijn. Haar wereld-roeping bevruchtte een volk van eigengereiden zin en traditionelen aard. Haar voorspoed schijnt voor dit alles de grondslag. Weldra huisde in nieuwe woningen een kersvers patriciaat, dat de middelen bezat om ruim te zijn.
De bodem dien Amsterdam aldus verschafte had stille voorbereiding gekend. Een eeuw lang prepareerde een locale kunst zonder glans en zonder prachtliefde den lateren opbloei. In de somber getinte kleurenharmonie van een Jacob Cornelisz. verdwijnt geleidelijk de Bourgondische schitterzucht.
| |
| |
Mocht hij al uit Oostsanen afkomstig zijn, ‘Amstelodamensis’ prijkt weldra achter zijn naam. Oostsanen's zoon Dirk Jacobsz. besteedt zijn kracht aan het oer-Amsterdamse gegeven van het Schuttersstuk.
Nooit wakkerde vorstengunst in deze oorden de weelde aan. Hier schraagt geen hoogvliegende verbeeldingskracht de kunst, maar een harde eenvoud herinnert aan den oorsprong der stad; een vissersdorp in een boeren-omgeving. Pieter Aertsen, Antwerps overloper, verhaalt de zware vrolijkheid van het boeren-bestaan. Zijn kleinzoon Cabel vertelt van de binnenvisserij in het lage land vlak in de buurt. Met rund en huislui maakt Aertsen een Aanbidding; de vislucht op Cabel's stukjes vervult de atmosfeer. Een stoere provinciale trek is aan die vroege schilders gemeen. Wat er van buiten komt, wat Amsterdam tot woonplaats kiest, dat schikt zich in dien familiekring en heeft aan dit gezond-benepen milieu deel.
Door oudere voorbeelden in het spoor gehouden, deed een reeks kunstenaars, allen door vorming of geboorte Amsterdammers, de vóór den opstand tegen Spanje zo sobere Schuttersstukken ontstaan. De dwang der gewoonte liet zich zwaar gelden. Al verkeert Dirck Barentsz. te Venetië in de omgeving van Titiaan, al zweemt zijn schildertrant in de verte naar dien meester, de onbevangene ziet in deze stugge portretkunst geijkte traditie bestendigd.
De eerste die Amsterdam daarvan bevrijdt, die niets meer uitstaande heeft met het omliggende platteland, die van wereldburgerschap blijk gaf, is de grote Cornelis Ketel. Hij verbaast Amsterdam met een défilé van schutters, dat de plaatselijke merkwaardigheden zijner voorgangers in de schaduw stelt. Kapitein Roosecrans, zijn luitenant en zijn vendrig, musketiers en rondassiers en dragers van slagzwaarden, bewegen zich als op een pompeus toneel; hier ademt ge de sfeer waaruit Shakespeare's theaterkunst ontstond. Ketel kende Parijs en Londen. Ketel kende tevens het humanisme dat zich onder het mom van rederijkerij in brede kringen gelden liet. Er bruist in zijn zwaar gewapenden die voor de gegrendelde poort geposteerd zijn, een pathos dat later door Rembrandt nauwelijks overtroffen is.
Een tweede figuur van minder temperament, en reeds met een vleugje academisme behept, bracht boeiende details der Europese cultuur naar Am- | |
| |
sterdam over: Pieter Lastman, vol van vruchtbare indrukken tijdens de vroege zeventiende eeuw te Rome opgedaan. Zijn voorbeeld trok den nog jeugdig-zoekenden Rembrandt, die het gretig bemachtigde grondig verwerkt. Voor goed gevestigd te Amsterdam, volgt Rembrandt aanvankelijk de plaatselijke traditie, door tal van portrettisten met geleidelijk verfijnend kunstenaarschap gediend.
Cornelis van der Voort zag zijn statige cliëntele overgenomen door den deugdelijken Eliasz., die in den subtielen Santvoort een mededinger zou vinden. Thomas de Keyser herhaalt oude gegevens in een toonschaal van groen en brons, in zijn beschaafden toets en sober-grootsen stijl. Een als Haarlemmer geboren maar door en door tot Amsterdammer vervormd kunstenaar, Bartholomeus van der Helst, ontwikkelde deze richting tot het uiterste. De deftige schildertrant voerde hij op tot een al te beheerste, afgeronde, al te goed getekende volmaaktheid. Een volmaaktheid die aan innerlijke onvolkomenheid lijdt.
Al schijnt het dat Rembrandt zich in zijn begintijd te Amsterdam door de nieuwe omgeving liet meedragen, al overtroffen zijn vroege Amsterdamse portretten Eliasz. en de Keyser op hun eigen terrein, een diepere macht bewaarde hem voor vlakke moeiteloosheid, waarin de al te gedweeë modeschilder verzinkt.
De jaren tussen 1630 en 1660 maken Amsterdam steeds weidser, haar indruk naar buiten van steeds breder allure. De tijd van den Raadhuisbouw gaat aanbreken en de benauwde veste der intieme burgwallen verandert in de ruime stad der statig cirkelende grachten. De fascinatie die weldra in gevels en aanleg steen wordt, straalt alom in den lande uit. Haar verovering van Rembrandt had een hegemonie gevestigd over de kunst der Hollandse steden.
Maar reeds was het alsof die hoogte van voorspoed geheime onzekerheid in zich sloot. Een glibberig oord, deze stad, met haar jongen rijkdom en haar air van geestes-vrijheid, haar mogelijkheden van allerlei opdrachten, waar echter, gevaarlijk verborgen vijand, ingeburgerde opvattingen het oorspronkelijke en het buitensporige belaagden. Gedurende haar langzamen groei had Amsterdam weinig frisheid, weinig vrolijkheid gekend;
| |
| |
voor ironie ontbrak haar het gevoel en ook in de litteratuur stelt ze ten slotte statigheid boven temperament. Adriaan Brouwer, gelijk zovelen door de magneet-stad aangetrokken, verkoos na een kort verblijf Haarlem als het innerlijk verwante oord. Frans Hals zal een Amsterdamse Compagnie schilderen, maar het loopt op een botsing uit; Haarlem's zorgeloze aanleg stuitte tegen een bijna Friese stijfkoppigheid. Tal van plaatsen geven aan Jan Steen de stof voor zijn comédie humaine, maar over een vestiging te Amsterdam staat niets te boek. Ook anders geaarden verschenen slechts om weer te gaan en Terborch vindt er nauwelijks tijd om uit te doen komen hoe distinctie van deftigheid verschilt. Een fier karakter als Carel Fabritius keert zich af en ruilt de wereldstad tegen het verlaten Delft als de plek vol toekomst voor zijn kunst. En wanneer datzelfde Delft het naïeve onbesmette kind Pieter de Hooch naar Amsterdam laat gaan, dan weet Amsterdam daar niets van te maken dan een valet de chambre, die voor zijn meester opgeprikte poppen schildert in de vervelende weelde van modieuse intérieurs. En Vermeer van Delft, deze is ondenkbaar in Amsterdam. Wat vruchtbare traditie had kunnen zijn werd versteende overlevering.
Welvaart gaf aanleiding tot harde zelf-satisfactie. Het heeft zich bitter gewroken. Hoe onverstaanbaar Hercules Seghers zijn medeburgers bleef, blijkt uit het vertelsel, dat Amsterdamse kruideniers zijn kostelijke kleuren-drukken tot peperhuisjes draaiden voor hun specerijen. Een der eigenaardigsten van allen, een cynicus die zeker niet aan weekhartigheid leed, Emanuel de Witte, verhing zich in een kouden winternacht, toen hij vijf en zeventig was, aan een Amsterdamsen bruggeboog. Hebben de minderen als compensatie voor kleiner talent gemakkelijker existentie genoten, de waarachtig groten hebben van bewondering of aanmoediging weinig bespeurd. De beste Amsterdamse poëet bezong onder de schilders bij voorkeur de middelmatigen. In hoofdzaak was het de kleine burger-stand, wier liefhebberij aan uitgebreide schilders-oeuvres het onderkomen heeft verschaft.
Diep verschilt deze stad en de rol die zij gespeeld heeft met een oord als Venetië, ondanks gaarne gemaakte vergelijkingen. Hoeveel inniger waren daar kunstenaars en Regering verbonden. Ook de gewaagdste uitingen ontmoetten bij de patriciërs der lagunen meer begrip dan bij de kooplieden
| |
| |
van Amsterdam. Zelfs een geest als Tintoretto, in zijn grimmigheid weinig Venetiaans, werd begrepen en vereerd en kreeg als uit Fortuna's volle hand de opdrachten die hem en zijn stad in duurzame bewondering verbinden.
Amsterdam op haar middaghoogte leed onder haar eigen beperkt oordeel, onder dat scherpe decideren in zaken van smaak, waarmee gebrek aan kennerschap altijd gepaard gaat. Heeft Amsterdam in haar plotselinge opbloei, in de haastige samengesteldheid van haar levensdrift, den kunstenaars talloze kansen tot ontplooiing geopend, zelf riep zij het oorspronkelijke of geniale zelden tot prikkelende opdrachten, maar bestemde het beste wat zij te geven had voor uitheemse handlangers en grauwe onbeduidendheid. Zij heeft in de harten der besten teleurstelling, verbittering en ontgoocheling gezaaid. Een schare van bij uitstek begaafden, zo verscheiden van aanleg als Athene's volle kracht en Florence in haar beste jaren het mocht beleven, stond voor haar gereed. Zonder overdrijving kan men zeggen, dat Amsterdam ze niet heeft gekend.
De beeldhouwkunst gaf geen aanleiding tot strijd. De verwachting die de vrijstaande figuur der Razernij in de beginnende eeuw wekte door het volle Laokoöns-pathos der Barok, bleef onvervuld. Geen sterke persoonlijkheid verscheen om uit de erfenis van Hendrick de Keyser nieuwe waarden te scheppen. Zij die beeldhouwen, Quellinus, Verhulst, maakten, als het historie was, Jordaensen in zandsteen en als het een portret gold, Van der Helsten in marmer. De uitvoering der Regenten-bustes treft door volkomenheid, maar uit den band gesprongen opvatting of frisse inspiratie verrast ons nooit. Aan het drijfwerk der zilversmeden daarentegen ontrukt de Barok de felle noot der verste consequenties. Een internationale inventie, het grillige weekdier-ornament, door Vianen verbreid, ontwikkelt de grote Lutma in schalen en vazen tot een bij uitstek nationale kunst. Tussen reflexen op levend-bleek zilver grijnst een plotseling masker; in een gevoelig oppervlak trekken vloeiende lijnen en zwellende contouren tot de gapende muil van een zeemonster samen.
De macht dezer Hollandse Barok openbaarde zich niet in de bouwkunst. Het architectonisch verlangen van Amsterdam zocht het ideaal ener rustigademende schoonheid: zij houdt zich aan het veilige richtsnoer van het
| |
| |
verleden en volgt Palladio's beproefden trant. De brede kanalen en burgerpaleizen van den uitleg echter, voorspellen den monumentalen stijl en ruimtebeheersing van Versailles.
Raadselachtig dat deze bezadigde maar niet geringe kunstzin los stond van de andere grootsheid die binnen de stadswallen bloeide, de Hollandse
schilderschool. Maar het komt meer voor dat het vermogen kunst te scheppen en het inzicht die kunst te waarderen niet samengaan. Naar alle kanten
dezelfde blindheid voor wat op eigen bodem ontstond. Wie kenden er uit nauwere nabijheid onze glorie ter zee dan de twee van de Velde's, vader en zoon? Toch zoeken beiden ten slotte in dienst van den Engelsen erfvijand hun bestaan. Ruisdael, naam vol natuurmuziek die als een echo over het water zijner verlaten dellingen glijdt - Ruisdael, in 't uiterst van zijn leven, verdwijnt uit Amsterdam om vergeten te Haarlem te sterven. En hoe werd Aert van der Neer's donkere lyriek verstaan? Tussen zijn schuchtere paneeltjes zullen waarschijnlijk zijn stadsbrandjes den meesten indruk hebben gemaakt.
Al staat dergelijke onverschilligheid ons tegen, de vraag of ruimere waardering den echten kunstenaars ten goede zou zijn gekomen, roept sterken
twijfel op. De kunst jaagt zichzelve na en het maatschappelijk geluk van den kunstenaar is haar laatste doelwit niet. Ware de beschouwende diepte
van deze grote Hollanders mogelijk geweest zonder Amsterdam's afzijdsheid? Zou Ruisdael's ijle melancholie stand hebben gehouden wanneer de gemeenschap dien dromerig-onvoldanen geest met klinkende eerbewijzen had overstelpt? En Hercules Seghers, zou hij in zijn wereld die leegten hebben ontdekt, zonder de felle eenzaamheid der miskenning? Het toeval nam met protectie een enkele proef: Meindert Hobbema - en bitter slecht liep het af. Hier was er een die diep genoot van waaiende ruimten, van trillende bomen en blikkerende zon, dieper naarmate de schrielheid zijner ondankbare stad hem enger omsloot. Toen gaf een keuken-intrige en het huwelijk met burgemeester's dienstmaagd hem het baantje om het bestaantje. Amsterdam werd een soort ijkmeestertje rijker en een groot ongewaardeerd kunstenaar was verloren gegaan. Emanuel de Witte heeft in zijn ellende en wanhoop een beter lot vervuld.
| |
| |
Hetgeen ten opzichte van deze meesters onwetendheid was of miskenning, liep bij een wereld-figuur als Rembrandt uit op een tragedie. Met hem verrees een macht die stilzwijgend voorbijgaan onmogelijk maakte. Tegenover zulk een krachtige verschijning moest zelfs Amsterdam kleur bekennen. Niet alleen trof zijn opvallende eigengeaardheid, maar een gehele school uit zijn schildercamer ontsprongen, vervulde Amsterdam. Toen er historie-schilders gevraagd werden, vond men Bol, Flinck en Backer. In stee van 's meesters overdadige kracht behaagden de routine van de nakomers en de compromissen van redelijk geworden leerlingen.
Rembrandt zelf belichaamde meer dan een nationaal kunstverlangen. Zijn taak zette de reeks der grote Renaissancisten voort. Een Europees streven over drie eeuwen uitgestrekt zocht door dezen Hollander bekroning en afsluiting. Amsterdam, dat den geweldige het ruimste veld kon bieden, heeft hem ten slotte niet verstaan. Al markeerden opdrachten van stedelijke corporaties grote étappes in zijn ontwikkeling, meer en meer lijkt het of iedere schepping de zware overwinning eist van 's meesters geest op den Amsterdamsen wil.
Amsterdam's aesthetica was beredeneerd en beheerst, Vlaams maar zonder de warmte van Vlaanderen, klassiek maar van een klassicisme dat bij vormen bleef staan en dat door koelte en evenwicht de antieken tracht te evenaren: aesthetica ener magistratuur die ook op het gebied der kunst meende te moeten bevelen. De wil tot schoonheid was er, maar de uitverkorenen door de stad met nobel enthousiasme te werk gesteld, bleken maar al te dikwijls die waardering niet te verdienen. De pedanterie van een Sandrart, de koele knapheid van een De Lairesse behaagt den Amsterdamsen Regenten. Maar Rembrandt, hoe meer deze zich zijn roeping bewust wordt, hoe vijandiger de stad. Rembrandt's eerste portretstuk van een medisch college werd een succes; een gemakkelijke triumf over De Keyser en Eliasz.; zijn Schuttersstuk een prestatie die een gevaarlijke stemming naliet. Van zijn tweede Anatomie wordt al weldra gezegd dat het bij zijn jeugdwerk ten achter blijft. En dan komt de breuk die voor Holland een schande en voor de Europese kunst de ergste ramp is geweest. Men sluit het Raadhuis voor zijn immense persoonlijkheid. Het geniale wordt geruild tegen het
| |
| |
karakterloos-oppervlakkige en Rembrandt verstoten om er Ovens voor te verkiezen.
Aan de tragedie met den Claudius Civilis schijnt de duistere geschiedenis van den Fabius Maximus als voorspel verbonden te zijn. In burgemeesterskamer moest den Regenten herinnerd worden, hoe hoog hun voorbeelden, de Consuls van Rome, de waardigheid der magistratuur stelden. Rembrandt's verbeeldingskracht voert meer ten tonele dan de oude anecdoten van Valerius Maximus. Met fier gedragen veldtekenen, met lictoren en centurio's herrijzen de consulaire veroveringen in hun somber geweld. Dit suggestieve tafereel moest uit het Raadhuis verdwijnen en een romantisch getoonde gemeenplaats van Lievens vervult nog heden het nutteloos doel.
Omtrent verloop van opdracht, uitvoering en verminking van den Claudius Civilis zijn schaarse berichten uitgelekt. Dat weinige is voor Amsterdam helaas te veel. Het toeval van Flinck's overlijden verschaft aan Rembrandt de beschildering van een enkele der acht grote lunetten in de statige gaanderij van het Raadhuis. Men wendde zich tot den rijpen wijsgeer, die één jaar later de Staalmeesters schiep. Het schijnbaar onmogelijke werd van dezen Olympiër verlangd: een Samenzwering tijdens een gelag, een nacht-tafereel met schijnsel van flambouwen, een dramatisch moment waar schoonheid naar voren moest komen door geweld van wapenen en hartstochten heen. Rembrandt volbrengt het onwaarschijnlijke, vormt uit het weerbarstig sujet de meest harmonische compositie die Europa als samensmelting van Renaissance en Barok heeft zien ontstaan. Zijn vervaarlijke intuïtie doorstraalt het verwarrend-duistere onderwerp. Civilis en zijn eedgenoten worden met een woede geconcipieerd waarbij het proza van Tacitus verbleekt. Aan zijn latijnse cultuur dankte Rembrandt dien scherpen kijk op de barbaren. Grillig slaglicht ontrukt aan de donkerte bleek fanatisme en rosse dronkenschap. En als de vastberadenheid zelf die deze passies bestiert, die jong en oud en priester en krijgsman tot gemeenschappelijke geestdrift dwingt, zetelt daar, afzichtelijke majesteit, de eenoog Civilis, in den trots van zijn geduchte voornemens en zeker van zijn komenden triumf. De uitdossing van den Bataaf bedekt het pantser van den pretoriaan, en te recht plaatst Rem- | |
| |
brandt in de hand, die van Rome de krijgskunst leerde, het brede korte Romeinse zwaard. In het ene oog fonkelt opstandig leven te feller waar de afgestorvenheid der andere gelaatshelft zonder uitdrukking blijft. Men moet met een eenogige verkeerd hebben, om de physische waarheid dezer creatie te ondergaan.
Ondanks het bizarre sujet wist de meester in de eerste plaats ordonnantie en kleur aan zijn idealen dienstbaar te maken. Een kleuren-samenstel dat in de marmeren schemering van het Raadhuis wonderlijk moet hebben gesproken. Wit met een groenig reflex, helder blauw, bleek-rood en parelmoerige onzekerheden, verbonden door het bleke bruin van een gouden achtergrond. Een uitvoering geheel onverwacht, vlakke kleuren door vastomlijnde contouren begrensd, als het ware de suggestie van een frescotechniek die de pogingen van Puvis de Chavannes voorspelt en overtreft. Kortom in alles een exceptie, door kleur en uitvoering en inhoud met de Staalmeesters een tegenstelling: hoe dikwijls is dezen geweldige het ongewone eigen geweest! En wat de compositie betreft, het was alsof Leonardo, Rafaël en Michelangelo, Veronese, Tintoretto en Rubens geworsteld hebben om dit schema van ineengrijpende figuren, dit breken van evenwichten en afwegen van massa's, dit hoge spel van het onsymmetrische met strenge symmetrie voor te bereiden en mogelijk te maken.
Bezie en ontleed de schetsen die zijn eerste invallen voor den Civilisopbouw vasthouden en welke hij vervolgens aan zijn scherp overwegend oordeel onderwerpt. Zijn kleine krabbels tonen aan hoe met de keuze van het motief tegelijk de definitieve compositie in haar hoofdlijnen als met sprongen bemachtigd wordt. Wandschildering, die niet door het wilde gebeuren maar door de veldheers-kalmte der distributie overweldigt.
De plaatsing in de hoogte valt voordelig samen met het diep gelegen oogpunt, dat Rembrandt in deze jaren verkiest. Een reeks treden, evenwijdig aan den voorgrond, voert den toeschouwer als het ware uit zijn laagte op naar een verheven terras. Leeuwen, plomp gehouwen, Holland's wapendier, flankeren dien opgang en accentueren de klassieke monumentaliteit. Gevat in wijde koelbekkens met vierkante handvaten, herhalen primitieve schenkkannen den stijl dier barbaars-heraldische dorpelwachters. Had hij in dit
| |
| |
vroeg-historische tijdperk geleefd, het kon niet doordringender begrepen zijn. Zwaar verwulfsel op massale pijlers overspant het verheven podium en door open bogen peilt de blik de sombere diepte van het Schakerwoud. De hoofdfiguur voor een velum gezeten breekt de symmetrie, die door het opponeren van donkere massa's hersteld wordt. Samengehurkt in de hoeken aanschouwt een geheel koor van bevende volgelingen en verschrikte dienaars de sacrale handeling der disgenoten. Flikkeringen van staal en licht doorkruisen het toneel, dat door de zware lijnen die het oppervlak beheersen, toch de gebondenheid ener fatale en daverende grootsheid behoudt.
Een ogenblik is het wonderwerk in het Raadhuis te zien. Daarna nemen de Amsterdamse Regenten terloops en als ware het niets de beschikking die het doek verdwijnen doet. Een overwinning van de stedelijke tradities die een nederlaag werd van de Hollandse cultuur. Werd er ooit vernietigender oordeel uitgesproken dan Amsterdam het hier deed over zich zelf?
De kunst, die onze zeventiende eeuw blijvende betekenis verleende, steunt op het individu in al zijn eigenaardigheid overgelaten aan zich zelf. Scheppingsdrang werkte tegen miskenning in. Het scherpste karakter, Rembrandt, werd door tegenkanting eerst recht gestaald. Zijn Bruidspaar in het Rijksmuseum, zijn Doopfeest te Brunswijk verkondigen onoverwonnen kracht. Onbewust bevorderde Amsterdam's statige onverschilligheid de independentie en innigheid van Holland's schilderschool.
De tradities der stedelijke aesthetiek verdwenen. Opvattingen die eens loodzwaar wogen, vervluchtigen sneller dan te verwachten was. Want juist hetgeen de volgende eeuw aan den bloeitijd ontleende, is het minst vruchtbaar gebleken. Onze achttiende eeuw, waarin de eigengeaardheid van het individu zich buigt voor de algemene beschaving, is het best waar ze het meest van de gouden eeuw verschilt. En de negentiende-eeuwse schilderkunst, die te Amsterdam den naam Breitner draagt, hoe nauw ook verbonden met de vertrouwde grachtenstad, ze hield zich van overleveringen zo goed als geheel onafhankelijk.
Tracht het huidige Amsterdam, door late waardering, het gebrek aan belangstelling goed te maken? Van namen die Amsterdam zelf in haar
| |
| |
schoonsten tijd nooit hoorde, klinkt thans de onvolprezenheid tot in alle werelddelen. De offers vallen te zwaar om uit de verstrooiing
voor goed huiswaarts te voeren wat nog bereikbaar is. Meent de stad hulde te moeten brengen aan de velen wier inspanning zij met verwaarlozing
vergolden heeft? Soms lijkt het, wanneer er kunstwerken tijdelijk terugkeren in de oude atmosfeer, dat de nieuwe gemeenschap het vroegere gebrek aan geestdrift heeft afgeschud. Want al moge dit edele bezit, slechts zorgelijk losgelaten door verre eigenaars en voor een ogenblik op de plaats van oorsprong verenigd, Hollander en vreemdeling trekken - den Amsterdamsen bezoeker is het dierbaarder dan ooit.
Zie afbeeldingen 14 en 15.
Inleiding voor den catalogus van de Historische, tentoonstelling in het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum te Amsterdam, 1925. Opgenomen in het Haagsch Maandblad 1925, 1, blz. 706-714.
|
|