We zaten te wachten op de conducteur. Maar in deze hele trein scheen geen conducteur voorhanden te zijn. We wachtten en wachtten. Mijn zoontje hield het kaartje recht voor zich uit en ik begreep, dat dit een zeer ernstig punt werd en dat we niet zouden kunnen rusten eer en alvoor hij een grote knip met een grote tang had gekregen. Komt de conducteur nou?
Ja, wacht maar. Hij komt vast. Maar o wee, de trein begon te stoppen. Is dit Rotterdam al? Het is Rotterdam. En de conducteur is niet geweest. Kom schat, we moeten er uit.
Nee. Er was angst op zijn gezichtje.
Ja, maar we moeten er uit!
Hij begon vertwijfeld te schreien.
Kom maar, we gaan de conducteur zoeken, zei ik. Die staat wel ergens op het perron, we gaan er wel heen.
Maar er stonden wel zes millioen mensen op het perron, die allemaal drongen en duwden om ergens uit te komen, maar ik zag nergens, nergens een conducteur.
We liepen radeloos de perrons af, langs het eerste, het tweede, het zesde, het vierde, trap op, trap af, we zochten vertwijfeld langs iedere trein, maar het leek wel, of de conducteurs die dag hadden afgesproken allemaal thuis te blijven. Eindelijk, na drie kwartier, vonden we vlak bij een internationale trein een conducteur. En het was zo'n mooie. Eentje met een snor en een dikke buik met een rode band er over. Een pracht van een conducteur. De essentie van het begrip conducteur.