Wat de kat binnen bracht
Midden in de nacht word ik wakker en ik roep: Zeg! Er zit iemand onder het bed.
Mmm? Welnee, zegt mijn man slaperig.
Ik hoor het toch? Nagels! Een vent!
We luisteren nu allebei.
Hoor je het?
Och, welnee, hoe kan dat nou.
Ga jij 's kijken... jammer ik en ik kruip vast onder de dekens.
Hij maakt licht en kijkt. Het is een mol, zegt hij. Laat maar zitten en ga maar slapen. Dat beest doet niets.
Maar ik kan toch niet slapen met een mol onder m'n bed?
Waarom niet? Hij is er toch niet in!
Maar het blijkt, dat je niet door een mol kunt heenslapen. Het beest blijft persistent en hartstochtelijk verder krabbelen op het linoleum, in de veronderstelling, dat hij er wel een gat in zal kunnen graven als hij maar volhoudt, net als bij hem thuis.
Ik val eindelijk in slaap, maar een uur later stuit ik op hem in de badkamer en het wordt een hele scène met griezelen en gillen, hoewel het toch een aandoenlijk beest is, zo'n mol. Hij heeft korte mouwtjes en een pluchen jasje en heus een oprecht gezichtje. We brengen hem buiten, om de volgende morgen weer een nieuwe mol te vinden in de keuken.
Het is de poes, die dit allemaal op haar geweten