maar vrijuit mogen mengen, met alle gevolgen van dien?
Enfin, er is weinig aan te doen, want de zwarte roomse kater met zijn witte bef (hij lijkt inderdaad een beetje op Romme) zit onder aan de buitentrap, en onze poes zit op de bovenste trede, en wij kunnen haar niet voortdurend binnenhouden. Ik moet zeggen: zij doet heel preuts. Hij zit daar en steunt zo nu en dan met een zware basstem en zij zegt niets terug. Urenlang houden ze dit vol en als hij dan eindelijk denkt: Kom, ik waag eens een stapje verder, dan vlucht zij op het plat en kruipt achterwaarts de keuken in, tot in het hoekje naast het fornuis, met een wilde, vragende blik in haar ogen.
Kom, kom, zeg ik dan... 't is wel een aardige jongen. Van mij mag het. Of ben je een beetje bang vanwege 't geloofsverschil?
Nee... zeggen haar ogen... maar 't is zo plotseling.
Maar hij heeft toch al wekenlang iedere dag onder aan die trap gezeten? Je kent hem toch? Mensenmeisjes zijn tegenwoordig veel vlotter, als je dat maar weet!
Vanmorgen zit hij er weer. Dik en waardig en pauselijk met z'n witte bef. Alleen de geluiden die uit hem opwellen zijn wat erg aards en weinig clericaal. Wow-ow-ow... kreunt hij wanhopig. En onze poes zit op de bovenste tree en doet alsof hij niet bestaat. Ze wast zich. Ze behandelt zorgvuldig een grijze poot, knippert met haar ogen in de zon, geeuwt met een rose tongetje en grijpt terloops een vlieg uit de lucht, die ze even ver-