Ik ga maar weer 's kijken, of hij soms zieker wordt. Hij ligt zo vreemd te hijgen en verder is hij zo stil en zo slap. Zou dit wel normaal zijn? Die dokter zal toch niet per ongeluk teveel serum in hem gespoten hebben? Of een heel verkeerd serum? Ik word opeens heel angstig. Zou ik die man durven opbellen? Nog even wachten, denk ik, maar als ik dan in de huiskamer voor het raam sta, zie ik allerlei afschuwelijke visioenen: de dokter handenwringend...: mevrouw... het is mijn schuld niet... gelooft u mij... het kwam door de apotheek... ze hebben me het verkeerde gegeven... dat kan zo makkelijk gebeuren, nietwaar...?
Ik breng mijn hand naar de keel en gooi het raam open om wat lucht te krijgen...
Maar dan zie ik beneden in de tuin mijn zoontje, aandachtig gebogen over een soort kikker.
Hee! roep ik. Stouterd! Ben je uit bed? Wat is dat nou!
Een beest! roept hij verrukt. Een kikker. Hij danst als een gek om de kikker heen, joelend en gillend, en hij brengt het gladde gelige dier in triomf mee naar binnen, waar ik hem, inclusief kikker omhels.
Je moet in je bedje, zeg ik streng. Maar ik zie al dat dit onzin is, want hij is niet in het minst ziek. Hij is integendeel ontzettend beter.
We brengen de kikker samen omzichtig naar de sloot. En dan neemt hij mijn boodschappentas en zegt: Daag!
Wat ga je doen?
Ik ga trouwen, zegt hij.