op die manier schiet ik niet hard op met ordenen. Wie staan daar nou weer te praten? Dickens met de paedagoge mevrouw Van Andel.
Jouw jongetjes... hoor ik haar snibbig zeggen, jouw Olivier Twist bijvoorbeeld, daar geloof ik niet in. Kinderen, die zo gemaltraiteerd worden in hun jeugd blijven niet zulke wezenloze engeltjes als Olivier Twist. Je bent een masochist, Charles Dickens, met je Olivier Twist.
Ziezo, daar heeft Dickens niet van terug. Maar ik merk wel, dat het doodzonde is om al deze boeken op te ruimen en ze soort bij soort te zetten. Wie is die figuur en waar komt hij vandaan? Hij komt uit mijn oude Leerboek der Staatsinrichting. Ach, nou zie ik het, het is Thorbecke.
Ga weg, zeg ik, u herinnert me zo aan mijn schoollokaal...
Laat mij even... murmelt hij beleefd. Ik sta wat te praten met de Gebroeders Grimm. Over liberalisme.
Waarom zou ik ze eigenlijk maar niet allemaal laten staan, zoals ze staan? Waarom mag Winnie de Poeh niet naast Hamlet staan? Ze hebben het wat gezellig met zijn beidjes.
En eigenlijk is de opvatting dat boeken soort bij soort moeten staan, totaal onjuist. Klassieken bij klassieken en sprookjes... waarom? Een hele groep moderne prozaïsten bij elkaar: Schierbeek en Vinkenoog en Blaman... dat krijgt een bepaalde kleur en een bepaalde geur. En zo'n brok klassieken krijgt direct iets dufs en beschimmelds. Het is net als met mensen: Meneer Jansen in een groep is een heel ander wezen dan meneer Jansen