Nee, domme jongen. De kikker! En de kikker zei: dat meisje heeft beloofd dat ik in haar bedje mag slapen. Wel, zei de koning als ze het beloofd heeft moet het ook maar en toen trouwden ze en de kikker veranderde in een prins...
Maar hij luistert niet meer. Hij ligt met een vraag op de lippen:
Doen kikkers geen plasjes?
Nee, kikkers doen geen plasjes.
Doen lammetjes plasjes?
Ja, lammetjes wel.
Doen monteurs ook plasjes?
Monteurs ook. En nu moet je gaan slapen.
Zijn hoofdje ligt heel zoet en rose op het kussentje en zijn oogjes zijn donker van de slaap.
Ik doe zacht de deur dicht en ga weg. Even later hoor ik hem zingen, want hij zingt zichzelf altijd in slaap: Zie de maan schijnt door de bomen, makkes met u wild gestaak... zingt hij. En daarna: O denneboom, o denneboom hoe staat het met u takken. Hij heeft nu eenmaal Sinterklaas- en Kerstliederen geleerd, hij zal er wel mee doorgaan tot Juni.
En dan ineens, heel hard: mama!
Als ik kom aansnellen, zegt hij: Er is een tijger. Waar?
Daar. Hij wijst naar het voeteneind.
Hoesj! Weg tijger, zeg ik.
En hij vraagt alleen nog: Als ik ziek ben de vorige dag tel je dan van een bossing?
Ja, zeg ik. En met die belofte slaapt hij in.