Moet je kijken, hoe leuk! Zo echt heerlijk vorige-eeuws! We staken de petroleumlamp aan die een zacht fin-de-siècle-licht verspreidde over de ossenhaas en het brussels lof.
Enig, hè? zei ik.
Enig! zeiden ze. Wat een sfeer!
We gingen eten, maar het was een beetje moeilijk om te eten, wanneer je zo moet hoesten.
Doe die haard nou toch uit, riep ik.
Hoe kan dat nou... zei mijn man. Ik kan er toch niet een emmer water over gooien?
Waarom eigenlijk niet, zei ik en ik haalde de fluitketel, boordevol water. Het siste geweldig en er kwam nu witte stoom af, erg mooi om te zien. Ziezo, zei ik, het vuur is gedoofd. Het stinkt wel verschrikkelijk, maar dan zetten we wel weer eventjes de grote schuiframen open. En inderdaad, toen we een half uur de ramen open hadden gehad was de stank verdwenen en de rook ook, bijna. We gingen weer terug aan tafel, waar Linda en Klaas tegen elkaar aan zaten onder een plaid.
Hee, zei ik. Jullie bent helemaal zwart. Kijk, het sneeuwt hier zwart. Komt dat allemaal uit de haard? Zou dat de neergeslagen rook zijn? Wat interessant.
Jij ziet ook zwart... zeiden ze. Je hebt pikzwarte neusgaten. O kijk, het is geloof ik de lamp, hij stoomt. Kan dat?
Dat kan niet, zei ik. Maar er kwam een dikke zwarte walm uit de lamp. Over het brussels lof vielen dikke zwarte vlokken.
Draai 'm neer! Doe 'm uit... schreeuwde ik. En