De toren van Babel
In mijn onschuld dacht ik, dat het bouwen van een huis een vrij simpele affaire zou zijn. Ze doen het al zo lang... dacht ik. Mensen bouwen al zo lang huizen. Zeker al tienduizend jaar of langer. Het is net zoiets als brood bakken, dat doen ze ook al zo lang. En bouwen... zo'n achtduizend jaar geleden maakten ze al heel ingewikkelde pyramides, dacht ik. En de toren van Babel ook... nou ja goed, het ding is nooit afgekomen, maar nu zijn ze toch al weer zoveel verder en bovendien: mijn huis behoeft geen toren van Babel te worden, liever zelfs niet. Zo maar een huisje. Op de tekening, die de architect voor ons gemaakt had, was het zo eenvoudig. Enkel maar een paar kamers, rechte kamers, naast elkaar en een plat dak. En geen kwestie van spitsbogen of beeldhouwwerken, of van torentjes of van kantelen of van koepels of erkers of koekoeksramen, zo maar rechttoe, recht an een huis. Dat kon niet zoveel hoofdbrekens kosten, dacht ik.
Maar later heb ik zo'n spijt gekregen. Zo'n oprechte spijt, dat we het maar niet liever zelf hebben gedaan. Helemaal zelf, net als de vogeltjes. Van pluisjes en veertjes desnoods, van takjes en een beetje spuug en stukjes wrakhout en hier en daar een punaise. Het zou natuurlijk een kwestie van jaren geworden zijn, maar dat werd het nu ook. Want ziet u, voordat ze beginnen moet er eerst zoveel ruzie gemaakt worden.
Ik heb aldoor geprobeerd om mij er buiten te