Het meisje dat haar naam kwijt was
Iedere zondag als Tom met zijn vader naar de kerk ging, kwamen ze
langs een hoge muur. En in die muur was een deur. ‘Wat is er achter die deur?’
vroeg Tom. ‘Maar jongen,’ zei zijn vader. ‘Er is helemaal geen deur in die
muur.’
Toch zag Tom die deur heel duidelijk en op een keer, toen zijn vader
een praatje maakte met de koster, liet hij zijn vaders hand los en ging door
die deur.
Hij liep tastend door een lange donkere gang tot hij aan een
volgende deur kwam. Toen hij die opende, stond hij in een kamer.
Aan tafel zat een meisje. En tegenover haar zat een grote haas. De
haas zat daar met over elkaar geslagen benen en rookte een sigaret uit een
lange sigarettepijp. Ze speelden een partijtje schaak.
‘Goeiemorgen,’ zei Tom.
‘Goeiemorgen,’ zei de haas. ‘Neem een stoel en ga zitten.’
Tom ging zitten en keek het meisje aan. Ze had zulke treurige ogen
en hij vroeg: ‘Hoe heet je?’
Het meisje begon te huilen. Ze stond schreiend op en bedekte haar
gezicht met de handen.
‘Mispunt,’ zei de haas. ‘Waarom vroeg je dat nou?’
‘Ik eh... ik wist niet dat ze zou gaan huilen,’ zei Tom. ‘Ik vroeg
toch gewoon haar naam.’
‘Dat is het juist,’ zei de baas. ‘Ze is haar naam kwijt.