Maar de mensen in het stadje waren ongerust en ze keken de
schillenman boos aan.
‘We willen onze miesmuizers terug!’ riepen ze.
‘Lieve beste mensen,’ zei de schillenman ongelukkig. ‘Ík kan jullie
niet helpen, heus niet. Vraag het liever aan het dunne dametje.’
‘Dun dametje! Dun dametje!’ riep iedereen.
Daar stond het dunne dametje en zei: ‘Wablief?’
‘Deze mensen willen hun miesmuizers weerom,’ zei de schillenman.
‘Hoor eens,’ zei het dametje, ‘weet je nog wel, schillenman, dat ik
je gewaarschuwd heb? Ik heb nog zo gezegd: Blaas niet op dat fluitje.’
‘Jawel, dun dametje,’ zei de schillenman verlegen.
‘En je hebt het toch gedaan.’
‘Helaas dun dametje,’ zei de schillenman bevend, ‘ik heb het toch
gedaan.’
‘We willen onze miesmuizers terug,’ riepen de mensen.
‘Dadelijk!’
‘Wat dom van jullie,’ zei het dunne dametje, ‘'t Is nu toch veel
rustiger en prettiger in de stad nu al die zeurpieten weg zijn.’
‘Dat wel,’ zei een mevrouw, ‘maar al was mijn man dan een
miesmuizer, ik mis hem toch.’
‘En ik mis mijn kinderen,’ riep een moeder. ‘Ook al zijn het
miesmuizers.’
‘Dan moeten jullie 't zelf maar weten,’ zei het dunne dametje.
‘Schillenman, heb je 't fluitje van een cent nog?’
De schillenman zocht in z'n broekzak en iedereen