armelijk, vervallen hutje dat aan de rechteroever stond.
‘Waarom is de ene mens rijk en de andere arm?’ vroeg de prins.
Weer keek de prinses hem verbaasd aan. Haar gezicht was mooier dan
ooit, maar de prins werd korzelig, omdat hij zag dat ze nooit over die vraag
had nagedacht en er ook niet over kón nadenken. Ze had immers nooit
gedachten.
‘Ik maak het bootje hier even vast,’ zei de prins. ‘Wacht hier op
mij. Ik wil dat hutje van binnen bekijken.’
De prinses bleef geduldig zitten en liet het stromende water door
haar vingers glijden, terwijl het bootje schommelde aan de kant. Intussen duwde
de prins de deur van de hut open.
Daar, op een oude wrakke stoel zat een armzalig gekleed meisje met
donkere ogen. Ze was bezig aardappelen te schillen en ze keek verwonderd naar
de mooie prins.
‘Dag,’ zei de prins en hij bleef staan kijken, terwijl zij verder
schilde.
‘Dag,’ zei het meisje.
‘Waarom...’ zo vroeg de prins. ‘Waarom is een bloem mooier dan een
mand schillen?’
Het meisje liet haar aardappelmes even rusten en dacht na. Toen zei
ze: ‘Maar ís een bloem mooier dan een mand schillen? Weet je dat wel
zeker?’
En de prins keek en vond de mand schillen op haar schoot mooier dan
alle bloemen van de aarde. Dat was