Het fluitketeltje en andere versjes(1992)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Ontmoeting met Tiberius In de Minervalaan, in Zuid, woont Nicodemus Piepkajuit, hij woont daar met zijn vrouw en dochter, zie je, ze wonen achter het behang, al jaren lang, al jaren lang, zo wonen daar gezellig met z'n drieën. Vandaag gaat vader Piepkajuit met vrouw en kind een dagje uit, ze maken zo door Zuid een wandeltoertje, ze kuieren eens langs het gras en drinken thee op een terras en pa bestelt voor alle drie een zwoerdje. Dan willen ze naar huis terug, maar o, wie staat daar op de brug? Daar staat een grijsgestreepte rug, bij 't water! O, kijk toch 's, o kijk toch 's, o, kijk, daar staat Tiberius, Tiberius, Tiberius de kater! Pardon meneer, zegt vader muis, wij wandelen hier per abuis en wij proberen nu ons huis te vinden... Aha, zegt dan Tiberius, aha, daar heb ik jullie dus, nu zal ik jullie eventjes verslinden! Die kater met zijn tijgervel! Wat zijn z'n ogen groen en fel! Hij lust ze wel! hij lust ze wel, jazeker! [pagina 33] [p. 33] Die arme vader Piepkajuit hij denkt: Hoe kom ik ooit hieruit? En ach, z'n arme muizesnuit wordt bleker! En dan opeens zegt kleine Zus: O, kijk, meneer Tiberius! Daar zit een dikke vette mus bij 't water. Die domme kater draait zich om... Wat oliedom, wat oliedom! En rrrt! weg zijn de muizen, wat een flater! En de familie zit al lang weer veilig achter het behang, ze zitten van: ‘Wij zijn niet bang’ te fluiten. Tiberius zit bij de haard en mompelt door zijn snorrebaard: 't Was niet de moeite waard, die Piepkajuiten... Vorige Volgende