Het fluitketeltje en andere versjes(1992)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Tante en oom in Laren Ik heb een tante en een oom, die zitten in een eikeboom, een eikeboom in Laren. Ze hebben zelf, van eikehout, daar in de boom een huis gebouwd, ze wonen er al jaren. Daar slapen ze dan en daar eten ze dan. 't Is erg gezellig, dáár niet van, zo vrij aan alle kanten! Ze hebben geen buren met radio, maar tante vindt het maar zo-zo. Het is zo hoog, zegt tante. Zij is nooit echt op haar gemak. De kinderwagen hangt aan 'n tak en dat is wel bezwaarlijk. Ze zegt ook telkens tegen oom: 'k Wil liever in een lagere boom, hier is 't me te gevaarlijk. Maar dan zegt oom: Och kom, och kom! Een lagere boom? Wél nee, waarom? We hebben hier alle gemakken. De kinderen willen toch ook niet weg? Het is nog al niet heerlijk, zeg, dat klauteren in die takken! Vind jij het net een vogelkooi? Het uitzicht is toch prachtig mooi! Jij moet ook altijd vitten. [pagina 29] [p. 29] En tante zegt: Nou ja, affijn, als je het zegt, zal 't wel zo zijn, dan blijven we hier maar zitten. Dus woont mijn tante met mijn oom nog steeds daar in die eikeboom, ze zijn er erg tevreden. Mijn oom haalt brood en komt weer thuis. De kinderen klauteren rondom het huis en nóóit valt er een naar beneden. Vorige Volgende