De spin Sebastiaan(1966)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] Dukkie wou niet in het water Kom, kindertjes, riep moeder Eend, wij gaan het water in! Wat? Vinden jullie 't koud? Dat is alleen maar in 't begin. Kom Snatertje en Pratertje en Tatertje en Ukkie, kom Snebbeltje en Kwebbeltje en Debbeltje en Dukkie! En moeder Eend sprong in de sloot en al die kleine eendjes die sprongen moeder achterna, met kleine rode teentjes. En moeder ging aan 't tellen: Een twee drie vier vijf zes zeven... Er moeten er toch acht zijn... is er eentje weggebleven? Er waren zeven eendjes in de sloot, zoals je ziet, en 't kleinste eendje, 't jongste eendje, Dukkie was er niet. Daar stond hij op de wallekant en weet je wat hij dee? Hij stak zijn parapluutje op en riep: Ik ga niet mee! Wat, wil je niet het water in? zei moeder, kwek, kwek, kwek! Een eend, die niet van water houdt, dat is toch al te gek? Als jij niet meegaat, Dukkie, wel, dan moet je 't zelf maar weten, dan krijg je ook geen drinken en dan krijg je ook geen eten! Wij eten kleine visies en we eten eendekroos [pagina 195] [p. 195] en jij krijgt dan geen sikkepit, zei eendemoeder boos. Kom, kindertjes, dan gaan we maar, dan gaan we maar, aju! En daar stond kleine Dukkie met zijn grote paraplu. Daar stond hij hard te huilen met zijn teentjes in het gras, hij kon het toch niet helpen, dat hij bang voor water was? Maar toen hij moeder weg zag zwemmen, riep hij: Nee, o nee! O moeder, moeder wacht eens even, ik ga tóch maar mee! Hij plonsde in het water met een reuzegrote plons en alle eendjes riepen: Nu is Dukkie weer bij ons. [pagina 196] [p. 196] Ziezo, zei moeder Eend, ziezo, ik had het wel gedacht: Eerst waren het er zeven en nu zijn het er weer acht. Kom Pratertje en Snatertje en Tatertje en Ukkie, Kom Snebbeltje en Debbeltje en Kwebbeltje en Dukkie! Want kijk, het is nu eenmaal zo, onthou het maar voor later: Al is een eendje nog zo klein, toch hoort hij in het water! Vorige Volgende