De spin Sebastiaan(1966)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 183] [p. 183] Het mannetje Larieflas En dit was het mannetje Larieflas, die zwaaide zijn toverstaf. Hij fluisterde Hoketie Poketie Pas: Onmiddellijk zat er een leeuw op de kast. Dat kon hij, omdat hij een tovenaar was en tegen de leeuw zei hij: Af! En als hij dan ‘Kiredie Biredie’ zei, werd die leeuw ineens een kalkoen. Hij zwaaide zijn staf en riep: Hoedeldidei, dan lei die kalkoen weer een groen-glazen ei en floep, uit dat ei kwam een pruimenpastei, daar kon hij zijn maal weer mee doen. Hij maakte een koets van de kolenkit en paarden van antraciet, een rijtuig met paarden zo zwart als git, en als hij dan zelf in dat rijtuig zit met een zilveren hoed en een jas met een split, dan weet je niet meer wat je ziet. En eens op een dag zei Larieflas: Hee wat zal ik vandaag nou 's doen? Een leeuw op de kast? Och, ik heb er al twee, de poes in een naaidoos veranderen? Nee, maar later kreeg Larieflas weer een idee, o jee, wat gebeurde er toen? [pagina 184] [p. 184] Hij zwaaide zijn staf en riep: Hollekie-hop! en wees naar de koffiepot. Die wordt nu een olifant. Kijk, pas op, daar komt al een staart en daar komt al een kop, maar net middenin hield het toveren op, de toverstaf was kapot. Wat is er dan eigenlijk aan de hand? Het toveren wil niet meer. En Larieflas heeft verschrikk'lijk het land, daar staat me dat ding maar tegen de wand. Een olie-pot? Of een koffie-fant? En dat was de laatste keer... De laatste keer dat Larieflas een tovenaar was, een tovenaar was. Vorige Volgende