en stoof toen op: Hau, hau, hau baste hij en vloog met zijn lompe poten op de poes Pratertje af, die bliksemsnel boven op de keukenkast sprong en siste.
Alweer ruzie? riep Lorresnor de papegaai, die op zijn houten schommeltje heen en weer wiegde. Luister nu toch eens naar mij, dan zal ik je vertellen, hoe het komt, dat Jeroen zo schrokt, en dat Pratertje zo voorzichtig met kleine hapjes eet!
Direct waren de poes en de hond stil en luisterden, want ze waren dol op verhalen.
Heel, heel, heel lang geleden, zei Lorresnor, waren alle honden nog wild. Er was geen baas, die hun eten gaf, dus moesten ze het zelf zoeken in de wijde velden. En hoe deden ze dat? Gingen ze er 's nachts stiekem alleen op uit? Nee hoor, ze gingen overdag in grote troepen. Als ze wild roken, gingen ze er allemaal tegelijk achteraan, blaffend en gillend, en als ze het wild te pakken hadden, nu dan was dat hun maaltijd. Maar ze waren met zoveel, ze moesten delen en dat ging niet altijd zo eerlijk en vriendschappelijk, dat begrijp je. 't Waren ook maar wilde honden hoor, voegde Lorresnor er vergoelijkend aan toe, een beschaafde hond, zoals jij Jeroen, zou niet zo tekeer gegaan zijn. Maar in elk geval, die wilde honden rukten ieder een zo groot mogelijk stuk van het wild af en moesten dat zo snel mogelijk opeten, anders kwam er een ander, die het van hen afnam. Nou en die gewoonte van gauw-gauw schrok-schrok, die hebben jullie honden altijd gehouden.
En wat jou betreft, Pratertje, jouw voorouders waren allemaal wilde katten. Ze hadden ook geen baas, die hun schoteltjes melk gaf en kattebrood, ze moesten het ook zelf zoeken. Maar zij deden het anders. Zo'n wilde poes ging 's nachts in het donker en helemaal alleen op jacht. Als zij een prooi ving, sleepte ze die