Maar het werd helemaal geen nest. Het werd een slordige hoop rommel. Het was een lor van een nest en toen de wind kwam blies hij fffft het hele nest de lucht in.
Ons nest, ons nest, huilde moeder koekoek.
De andere vogels keken even op van hun werk en begonnen te lachen, te lachen... Die koekoek, die koekoek, riepen ze. Kan nog geen eens een nest bouwen, wat een stommerd.
Die arme vader en moeder koekoek bleven radeloos zitten in hun boom. En toen moeder koekoek haar eitjes wou leggen, hadden ze geen nest En toen... Toen gingen ze stiekem naar het nest van de kwikstaart en legde daar één eitje bij de kwikstaarteitjes. En ook één eitje in het nest van de rietvogel, en ook een eitje in het nest van de andere vogels. En toen ging ze met vader koekoek op reis, de bossen in en zei: Wel, wij hebben geen zorgen over onze kinderen. Wij gaan gezellig koekoek roepen, wat jij? O zo, zei vader koekoek en samen hadden ze veel plezier.
Maar toen de kleine kwikstaartjes geboren werden, was er één vogeltje bij, dat groter en dikker was. Het was een koekoekje. Het groeide en groeide en werd zo dik en zo sterk, dat hij al de kleine kwikstaartjes het nest uit drong. En moeder kwikstaart maar eten brengen aan dat vraatzuchtige koekoeksjong, want ze had niet eens in de gaten, dat het haar eigen kind niet was. En zo ging het ook bij de familie Rietvogel en bij vele andere families.
En sindsdien is het altijd zo gebleven, de koekoeksmoeder legt haar eitjes een voor een in vreemde nesten. Wat een indringerige manier, vind je niet? Ja, maar 't was toch eigenlijk de schuld van die andere vogels. Die hebben de eerste keer niet willen helpen. En die hebben hard gelachen, toen de koekoek het niet kon.