dekt hebt. Dit is mijn tweestaartige marmadot. Het is een voorhistorisch beest, heb je daar wel eens van gehoord? Het soort is al lang uitgestorven, hij is de laatste. En hij klopte de marmadot op de rug. Wat een groot beest. Zo groot als een olifant, met lang grijs haar en een bult en een spitse bek met hele grote tanden. En dan die twee staarten! Hij lust alleen maar knolletjes, zei zijn baas. Maar lieve groenteman, vertel het nooit aan iemand, want dan doen ze hem in een dierentuin of zetten hem op voor een museum en dat wil ik niet.
Ik zal het niemand zeggen, zei Jan Biet en ging naar huis. Maar het was zo moeilijk om zijn mond te houden. Hij was zo vol van die marmadot die hij gezien had. Hij vertelde het aan Jans, zijn vrouw. En de volgende dag wist de hele buurt het en iedereen was opgewonden. Ze trokken Jan Biet net zo lang aan zijn jas, tot hij had verteld, waar die tweestaartige marmadot huisde. En toen gingen alle mensen in de buurt er met een sleperswagen naar toe.
Ze braken de deur van het pakhuis open en vonden het vreemde beest. Hij moet naar Artis, zei de bakker. Nee, we verkopen hem aan een Dierenpark, zei de kruidenier. Ze waren het er maar niet over eens wat ze met het dier zouden doen en daar stonden ze met de sleperswagen voor het pakhuis en hadden het beest nog niet eens ingeladen!
Naar het circus! schreeuwde de slager. Naar de dierentuin! tierde de bakker. Ze kregen een vreselijke ruzie en daar opeens, daar kwam een auto aanrijden. De baas van de tweestaartige marmadot stond voor de deur, blies op een fluitje en daar kwam het beest uit het pakhuis hollen met een grote vaart. Iedereen stoof van schrik opzij. De marmadot ging boven op de auto zitten, de meneer gaf vol gas en langzaam reed de auto weg, iedereen verbluft achterlatend.