schildpad. Wat is dat, de vijverschildpad, zei Hans. Weet je dat niet? vroegen de mensen verbaasd. Je weet toch wel van de prinses met de gouden haren? Nee, zei Hans, daar weet ik niets van.
Nou, toen vertelden ze hem het verhaal: de Koning van het land die een eindje verder in een prachtig paleis woonde, had een dochter, een prinses met gouden haar. Ze had altijd een kroontje van diamanten op gehad, maar een poos geleden was dat kroontje in de vijver van de paleistuin gevallen. Die arme prinses was ontroostbaar. En diegene, die het kroontje uit die vijver kon halen, zou met haar mogen trouwen. Er zijn er wel vijftig, die het geprobeerd hebben, zeiden de mensen in de hoofdstad treurig, maar ze zijn allemaal opgegeten door de vreselijk bloeddorstige schildpad, die in die vijver rondzwemt.
Ik zal het ook eens proberen, riep Hans, maar een oud vrouwtje, dat naast hem stond, zei: O, doe het toch niet. Je bent zo'n aardige jongen, de schildpad zal jou ook opeten.
Dat zullen we nog wel eens zien, zei Hans, en hij ging zich aanmelden aan het paleis.
De Koning zelf deed open en bekeek hem van onder tot boven. Kom je hier voor de prinses? vroeg hij. Ja, Sire, zei Hans, heel bedremmeld. Ik zal je de vijver wijzen, zei de Koning.
Nu, toen Hans er vlak voor stond, zag hij de schildpad al zitten, met een open bek vol verschrikkelijke tanden. Moest hij nu in de vijver duiken? Hij wachtte een poosje en haalde toen het fluitje uit zijn zak en blies er op. En toen kwam er ineens een donderend lawaai en daar om de hoek van het paleis kwam het molenmannetje aanrennen en twee hele grote molenstenen rolde hij voor zich uit. 't Ging allemaal zo vlug, dat Hans nauwelijks tot tien kon tellen in die tijd.