De spin Sebastiaan(1966)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Barendje de big Toen Barendje werd geboren, dat was op een dag in maart, toen had hij al twee oren en 'n krulletje in z'n staart. Hij had tien kleine broertjes, maar Barendje stond apart, want al die broertjes waren wit en Barendje was zwart! Het kleine biggetje Barendje was pik-pik zwart. Zijn moeder zei verwonderd: Ik weet niet waar 't 'm in zit, want al mijn andere kindertjes zijn toch zo prachtig wit. Ik zal hem maar eens wassen, dan klaart hij misschien wel op. Zij ging aan het schrobben en plassen en boende hem af met sop. Maar och, het biggetje Barendje bleef pik-pik zwart! Toen gingen ze allemaal liggen en slapen in de wei, de moeder met tien biggen, maar Barendje was er niet bij, want Barendje liep op zijn tenen en Barendje liep zó hard. Hij dacht: Ik neem de benen, [pagina 69] [p. 69] ik ben immers veel te zwart. Ik ben het biggetje Barendje, 'k ben pik-pik zwart. Maar toen zijn moeder wakker werd toen is ze geschrokken, zeg! Ze zag tien witte biggetjes maar Barendje was weg. Toen riep ze: O, mijn Barendje, Ze zocht hem overal, ze zocht hem met een lantarentje, ze vond hem in de stal. Toen was haar Barendje er weer bij en moeder Varken was zóóóóó blij. Ze gaf hem 'n aai op zijn neus en zei: Jij bent mijn eigen Barendje, al ben je ook pik-pik zwart. Vorige Volgende