De vos, de wolf en de muilezel
De eerste fabel gaat over de muilezel, Reinaart de vos en de wolf. Men noemt sommigen ezels en eenvoudige mensen, terwijl ze echter zeer vernuftig en scherpzinnig zijn. En een ander denkt dat hij een echte geleerde is, maar is niet meer dan een ezel, zoals blijkt uit deze fabel.
Er was eens een muilezel die op een verlaten plek gras in een veld stond te eten. Reinaart de vos kwam naar hem toe en vroeg hem: ‘Wie ben jij?’ En de muilezel zei het volgende tegen hem: ‘Ik ben een dier.’ De vos zei tegen hem: ‘Dat vroeg ik je niet, maar ik vraag je wie je vader was.’ De muilezel zei: ‘Mijn grootvader was een paard.’ De vos zei tegen hem: ‘Dat vroeg ik je ook niet. Vertel me alleen maar wat je naam is.’ De muilezel zei tegen hem: ‘Dat weet ik niet, omdat ik heel jong was toen mijn vader stierf. Maar opdat mijn naam niet vergeten zou worden, heeft mijn vader hem onder mijn linker achtervoet laten schrijven. Dus als je mijn naam wilt weten, bekijk dan die voet en zo kom je erachter.’
Maar Reinaart de vos doorzag de listigheid van de muilezel en liep de woestenij in en ontmoette de wolf, tegen wie hij zei: ‘Ha, jij armzalig beest, wat doe jij hier? Kom met me mee en ik zal je een grote, goede buit in handen geven. Kijk, daarginds in dat veld zul je een vet beest vinden, waar je je aan verzadigen kunt.’ Toen hij dit hoorde, ging de wolf naar het veld, waar hij de muilezel aantrof, die gras en ander groen at. En hij vroeg hem: ‘Wie ben jij?’ En de muilezel zei tegen hem: ‘Ik ben een beest.’ De wolf sprak tegen hem: ‘Dat vraag ik je niet; vertel me wat je naam is.’ De muilezel zei: ‘Ik weet het niet. Maar als je het toch weten wilt, dan zul je het onder mijn linker achtervoet geschreven vinden.’ Toen zei de wolf: ‘Ik verzoek je om het mij te laten zien.’ En de muilezel strekte zijn hoef uit. En toen de