De man en het hout
De veertiende fabel gaat over de man en het hout en laat ons zien dat mie zijn vijand hulp en bijstand geeft, de oorzaak van zijn eigen dood wordt. Zoals de volgende fabel vertelt.
Er was eens een man die een hakmes of bijl aan het maken was. En toen hij die gemaakt had, had hij een wens die hij tegen de bomen uitsprak: ‘Geef mij toch een steel bij mijn bijl!’ En de bomen gaven die hem en hadden er vrede mee. Maar toen de man de steel aan zijn bijl had vastgemaakt en bevestigd, begon hij alle bomen met de bijl tegen de aarde te hakken. Daarom zeiden de eiken en essen: ‘Dat we nu omgehakt worden, is niet voor niets, want we hebben het onszelf aangedaan. En met ons eigen hout worden we nu gekapt.’
Daarom is het niet goed als men zichzelf aan de macht van de vijand overgeeft, of om hem hulp en bijstand te geven waarmee men zichzelf beschadigt, zoals men uit deze fabel leren kan. Want men moet de stok of het instrument waarmee men gepijnigd kan worden, niet zelf geven of vragen.