De kikker die zichzelf opblies en andere Middeleeuwse fabels
(1999)–Anda Schippers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
De panter en het varkenOver de panter en het varken, waaruit we leren dat het moeilijk is een slechte gewoonte te laten varen
De panter is een dier met veel kleuren en een prachtig uiterlijk, met een heleboel ronde rode en witte vlekken op zijn lichaam. Hij is heel mak en gedraagt zich vreedzaam tegenover alle dieren, behalve de draak, die zijn vijand is. Nadat de panter gegeten heeft en van allerlei gerechten genoten heeft, gaat hij in zijn hol liggen rusten. Als hij drie dagen geslapen heeft, staat hij op en geeft een geweldige brul. Alle dieren die zijn geluid horen komen naar hem toe en volgen de zoete geur die uit zijn mond komt. Maar als de draak de roep van de panter hoort, wordt hij bang en verstopt hij zich in goed verborgen holen en kuilen in de aarde. Deze edele panter kreeg op een dag vreselijk veel zin in varkensvlees. En omdat hij erg fijngevoelig en een lekkerbek was, liet hij voor zichzelf een varken vetmesten dat altijd schoon gehouden moest worden, want hij had een vreselijke hekel aan viezigheid. Dus werd er voor het varken een schoon bedje gemaakt. Vaak maakte de panter het varken zelf schoon en kamde de borstels op haar lijf. Hij kon het niet hebben dat het varken zich door de modder rolde, waar de zeug zeer ontevreden over was. Zij moest schoon blijven, terwijl ze zich liever met de andere varkens door de drek zou willen wentelen en zich daar lekker vies maken. Op een dag brak het varken uit haar kot en ging meteen in de aarde wroeten en zich smerig maken in de blubber. De panter wilde het varken niet meer omdat het zo'n vies beest was en zei: ‘Het is moeilijk om iemands natuur te veranderen.’ Veel zondaren en onreine mensen doen hetzelfde. Door hun slechte gewoonten kunnen ze niet loskomen van het slijk van de onzuiverheid. Zoals de filosoof zegt, de gewoonte is een tweede | |
[pagina 53]
| |
natuur. Daarom is het goed om een slechte gewoonte direct te weerstaan. Want aanvankelijk is de bekoring een klein scheutje dat uit de grond opkomt en dat gemakkelijk uit te trekken is, voordat het verder groeit en een flinke boom wordt. Maar, zoals de Glosa zegt: ‘De zonde van de slechte gewoonte is een ziekte die in het binnenste van de mens ouder wordt en verhardt en die moeilijk te genezen is.’ De profeet Jeremia spreekt hierover tot de zondaren, en zegt: ‘Zoals de Moor zijn zwarte huid niet kan veranderen en het luipaard zijn vele kleuren, zo kunnen jullie ook niet goeddoen, omdat jullie met de slechte gewoonte geleerd hebben het verkeerde te doen.’aant. Over keizer Vespasianus lezen we dat hij inhalig was, ook toen hij oud geworden was. Daarom sprak een man hem op beledigende toon toe: ‘De vos kan wel van vel veranderen, maar niet van inborst.’ Vespasianus antwoordde daarop: ‘Aan wie dit zegt zijn we een lachje schuldig. Maar onszelf moeten we de volmaakte verbetering schenken.’ |
|