De kikker die zichzelf opblies en andere Middeleeuwse fabels
(1999)–Anda Schippers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
De rivier en de zeeOver de rivier en de zee, waaruit we leren dat we de bitterheid van beproevingen geduldig moeten dragen
‘De rivier,’ zoals de filosoofaant. zegt, ‘is een gestadige stroom van water die de aarde vochtig houdt.’ De rivier ging naar de zee en zei: ‘Het is terecht dat je zee genoemd wordt, dat in het Latijn bitter betekent.aant. Want jij leeft altijd in bitterheid, aangezien je elke keer van mijn zoetheid drinkt en jouw bittere water in mij laat lopen. Hierin word je dan ook erg ondankbaar en verbitterd bevonden.’ De zee antwoordde: ‘Zilver en goud heb ik niet, maar van hetgeen ik in mijn binnenste heb, geef ik je overvloedig, als mijn trouwe vriend.aant. Daarom zou je mijn bitterheid geduldig moeten dragen. Want als je ervoor open zou staan, zou je zien dat al jouw zoetheid en goedheid daaruit ontspruiten.’ Toen de rivier dit hoorde, was hij tevredengesteld en zei: ‘Wie het zoete wil ontvangen, moet ook bittere dingen dragen.’ Zo moet, in geestelijke zin, ieder mens de bitterheid van ver driet dragen, wil hij de eeuwige heerlijkheid genieten. Daarover zegt Gregorius:aant. ‘Beproeving is de poort naar de hemel.’ Zoals ook David in de Psalmen zegt: ‘Dit is de poort des Heren, de gerechtigen zullen hierdoor naar binnen gaan.’aant. Lucas, de evangelist, zegt in de Handelingen der apostelen: ‘Door veel lijden komt men in het rijk der hemelen.’aant. Veel mensen lijken op de aap. Als die noten wil eten, klimt hij in de notenboom en bijt in de schil. Zodra hij de bittere smaak proeft, gooit hij de noot weg en proeft nooit de aangename smaak van de noot zelf. Zo handelen ook veel domme mensen die beproevingen ver van zich afhouden, zodra ze de bitterheid van het lijden voelen. Zij zullen nooit de zoetheid van het eeuwige leven smaken, die alleen gegeven wordt aan degenen die | |
[pagina 38]
| |
geduldig hun lijden dragen. Zo leest men over een heilige, oude vader die blind was en de God der hemelen daarvoor dankte en zei: ‘Ik dank God mijn heer die mijn vijanden gestraft heeft, die mij veel kwaad deden met behulp van deze twee verraders en rovers, mijn twee ogen, die God onbruikbaar heeft gemaakt.’ Zo leest men ook dat een andere geestelijke zich verheugde toen hij een oog verloren had. En toen andere mensen er bedroefd over waren, vroeg hij hun om welk oog ze droevig waren. Ze antwoordden: ‘Om het oog dat u verloren hebt.’ Toen zei hij: ‘Een mens die twee vijanden had, zou niet moeten treuren om de ene die stierf, maar om de andere die nog leeft.’ Daarom schreef Hieronymusaant. aan een van zijn vrienden: ‘Wees niet bedroefd om het verlies van het licht in je ogen, dat vliegen en slangen ook hebben.’ Men leest dat veel filosofen, om zich beter op hun gedachten te kunnen concentreren, hun eigen ogen uitgestoken hebben. |
|