De kikker die zichzelf opblies en andere Middeleeuwse fabels
(1999)–Anda Schippers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
De bok en de egelTegen degene die zich grote eer waardig acht
De bok ging naar een fontein om zijn binnenste te verkoelen, dat brandde van de dorst. Toen hij zijn ogen op het blinkende water richtte, zag hij - als in een spiegel - de gelijkenis van zijn aanblik. Hij zag zijn kop, met lange hoorns getooid, en zijn lange gezicht met een neerhangende baard, en sprak met een blij hart en vrolijke stem, zichzelf net zo waardig achtend als de allerhoogsten: ‘Och, wat zou een kroon van pauwenveren passend zijn voor mijn hoofd, net als een halsketting onder mijn baard.’ Dit hoorde een egel die op de fontein zat. Hij bespotte de dwaas en zei: ‘Ach, als je ogen op je rug had, zou je jezelf niet waardig rekenen een ketting te dragen, want als je je schamele staartje kon zien, dan zou je onmiddellijk je hoogmoedige gepoch staken. Ga eens in de weegschaal van de rechtvaardigheid zitten, dan zul je zien hoe groot je bent. Echt, je bent een handvol aarde, wat verbeeld je je koning te zijn? Je bent een vonkje van het vuur, wat verhef je je boven de sterren? Reken je jezelf groot, dan zul je je zeker tot van alles verstouten, waarvan het meeste je schande zal brengen. Maar reken je jezelf nietig, overal zul je veilig zijn; want ootmoed brengt vrees voort, en vrees, zorg en angst creëren veiligheid en behoeden het geluk. Beschouw je jezelf als aanzienlijk, dan meet en oordeel je jezelf. Ik verzoek je, hou je aan het algemeen recht, dat gebiedt dat men bij het oordeel niemand gelooft:aant. uit veel monden komt een waarachtige getuigenis en de eigen tong volgt eerder de liefde dan het verstand, dus als je jezelf bovenmate liefhebt, dan geloof je jezelf meer dan rede en recht ingeven. Hoe meer je hebt, hoe meer je je moet verootmoedigen op alle punten. Geloof me, wie vindt dat hij grootheid verdient, vernedert zichzelf zeer. Zoals degene die zichzelf wijs noemt, dwaas wordt. Sterren die hoog | |
[pagina 24]
| |
staan, bedriegen de blik, en de maan, die de voorspoedigste is, is de allerminste. Daarom: waar nederige deemoed is, daar is veel aanzien, want als we het wereldlijke aanzien versmaden, worden we de eeuwige, hemelse dingen waardig.’ Toen de bok dit allemaal gehoord had, schaamde hij zich over zijn vermetelheid en ging weg. |
|