Een proeve van stilistiek bij Ruusbroec 'den Wonderbare'
(1930)–W.C.A. Schilling– Auteursrecht onbekend
[pagina *1]
| |
II.Het veelvuldig ‘want’-gebruik als argument tegen de echtheid van ‘Dat Boec vanden twaelf Dogheden’ als werk van Ruusbroec is zéér betwistbaar. (vgl. ‘Studiën’ Aug. 1923). | |
III.De talrijke Patristische citaten zijn een vrij wankel argument voor de onechtheid van ‘Dat Boec vanden twaelf Dogheden’ als werk van Ruusbroec. (vgl. ‘Studiën’ Aug. 1923). | |
IV.Wanneer v. Mierlo met ‘onafgewerkte volzinnen’ anacoleten bedoelt, dan komen deze in ‘Dat Boec vanden twaelf Dogheden’ niet veelvuldiger voor dan in andere werken van Ruusbroec en vervalt dit derhalve als argument tegen de echtheid van bovengenoemd werk. (vgl. ‘Studiën’ Aug. 1923). | |
V.Een meer algemeene toepassing van de studie der zintuigelijke gewaarwordingen bij de letterkundige schrijvers zal zeker nog een grootere vervolmaking van de methode van onderzoek ten gevolge hebben. | |
[pagina *3]
| |
VI.Een uitgebreid onderzoek naar de zintuigelijke gevoeligheid onzer schrijvers zou de Nederlandsche psychologische stilistiek zéér ten goede komen. | |
VII.Dat op Java het onderricht in de Oostersche letterkunde vooralsnog uiterst gering is, bewijst het feit van het bestaan van slechts één A(lgemeene) M(iddelbare) S(chool) met onderricht in de Oostersche letterkunde n.l. te Solo. | |
VIII.Door de oprichting van een Oostersche litteraire faculteit in Nederlandsch-Indië, kwijt Nederland zich niet alleen van een cultureele verplichting, maar draagt tevens bij tot uitbreiding en verdieping van de taalstudie in het algemeen en van die der Oostersche talen in het bijzonder. De op te richten litteraire faculteit zal ook natuurlijk een leerstoel voor de Nederlandsche taal en letterkunde moeten bezitten. | |
IX.Niet één der Nederlandsche Universiteiten behoort HET centrum te zijn der Maleisch-Polynesische taalstudie, maar een in Nederlandsch-Indië gevestigde faculteit. | |
X.Domenichino's opvatting van ‘De laatste H. Communie van Sint Hieronymus’ wijst op een contemplatieve, Rubens' ‘Laatste H. Communie van Sint Franciscus’ op een meer profetisch bijbelsch geörienteerde mentaliteit. | |
XI.Het verdient aanbeveling dat de Religieuzen bij voortduring op hare Middelbare Meisjesscholen een bescheiden plaats aan de Katholieke Leeke-Leerares blijven afstaan. |
|