[Woord vooraf]
Bij het beëindigen van mijn studiën voel ik mij gedrongen mijn dankbaarheid uit te spreken jegens allen, die tot mijn academische vorming hebben bijgedragen.
U Hooggeleerde van Ginneken, Hooggeachte promotor, ben ik vooral dankbaar, want zeer veel ben ik U verschuldigd. Steeds hebt gij belang gesteld in mijn werk en in mijn persoon en veel, zeer veel heb ik mogen leeren van Uw veelzijdig weten. Mijn bijzondere dank spreek ik uit voor de ruime gelegenheid tot individueel werken, die gij mij steeds gegeven hebt. Niet slechts voor de beoefening van mijn vakstudie, maar ook voor het leven hebt gij mij toegerust in Uw voor mij onvergetelijke colleges. Hiervoor en voor Uw zorg bij het tot stand komen van dit proefschrift zal ik U steeds dankbaar blijven.
U Hooggeleerde Brom ben ik eveneens zeer veel dank verschuldigd. Uw colleges in de kunstgeschiedenis hebben mij in staat gesteld dieper en aandachtiger groote kunstwerken te genieten en dat beteekent voor mij een rijkdom voor het leven.
Ook aan lector Tagliavini, ofschoon hier niet meer aanwezig, een woord van hartelijke dank.
Met eerbied en dankbaarheid gedenk ik den overleden Hoogleeraar Huybers.
Hooggeleerde Mulder U dank ik voor Uw historische colleges.
Aan U Hooggeleerde Baader een woord van hartelijke dank. In de eerste plaats voor Uw colleges in het Gotisch. In het bijzonder echter dank ik U voor de hulp, die ik bij de bewerking van dit proefschrift van U mocht ondervinden.
U Hooggeleerde Kors bedank ik voor Uw colleges in het ‘mystieke leven’, terwijl ik U Hooggeleerde Brandsma mijn dank betuig voor Uw colleges over ‘Dionysius de Karthuizer’.