Twee Tudors
(1847)–H.J. Schimmel– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |||||||
[pagina 40]
| |||||||
Personen.
| |||||||
[pagina 41]
| |||||||
Eerste tooneel.
Eene gaanderij in het hof, flaauw verlicht. Lord Gray in monniksgewaad gehuld, het gelaat in de kap verborgen, en Lord Kingston treden op.
kingston.
't Gevaar was dreigend, maar de wanhoop gaf mij moed;
Geen and're redding meer! ik wierp mij in den vloed.
Ik poogde in d'aanvang wel der golven kracht te breken,
En dwars den draaikolk door, naar vasten wal te steken,
Maar 't was me onmooglijk.... en het bange worstlen moe,
Gaf ik den fellen stroom, die Theemswaarts afjoeg, toe.
'k Hield dicht bij d'oever aan.... het duister was me een schilde,
Voor 's vijands scherpgeladen buks, die thands in 't wilde
Op me afgeschoten werd. 'k Was weldra dit gevaar ontsnapt,
En ben aan d'eigen kant toen weer aan wal gestapt;
Ik trad behoedzaam voort naar haar geliefde woning;
Ik wenschte haar te zien.... ik zag haar.... Wat vertooning!
Zij was gevang'ne van den wreeden Kanselier,
Omstuwd door 't beulenrot.... Het kookte, 't barnde hier.
'k Onttoog in waanzin 't zwaard ter halverweeg' de schede,
'k Begreep mijn onmacht en liet af.... Met snelle schrede',
Daar langer weiflen, langer toeven, roekloos scheen,
IJlde ik, de hel in 't hart, naar veil'ger schuilplaats heen.
Zie daar 't gebeurde.... ik heb u niets verborgen.... hopend
Dat gij mijn voorbeeld volgt en me ook uw boezem opent.
Gij waart de beste vriend mijns vaders, ook van mij;
Maar thands.... Eens trad ik in 't vertrek mijns vaders.... hij
Verzegelde een paket dat op zijn stervensponde
U toégezonden werd, en vreemd is 't, na die stonde
| |||||||
[pagina 42]
| |||||||
Heb ik in Gray een vriend verloren.... Openbaar
Wat gij geheim houdt.... Spreek....
gray.
De tijd is nog niet daar
Tot spreken....
kingston.
Wanneer is die tijd dan daar? Gij weigert,
Terwijl mijn ongeduld bij iedre weigring steigert....
Maar 't zij zoo Gray! ... en is het geen geheim, zoo meld
Mij dit.... werd u mijn brief te Leith ter hand gesteld?
gray.
Ja....
kingston.
Gij, in ballingschap naar Schotland uitgeweken,
Keert dan terug in 't monnikskleed! ...
gray.
Om mij te wreken
Op 't gruwzaam monster, dat met 's martlaars bloed besproeid,
Mijn Koninklijk geslacht, bijkans heeft uitgeroeid.
Gij weet wat ik bezat en hoe ik 't heb verloren.
Nog schreit het bloed om wraak.... ik moet die roepstem hooren.
Bij elken slag des beuls, zwoer ik, dat mij de vrouw,
Die mij het liefste ontnam, het duur betalen zou.
kingston.
Gij dwaze! 't hoofd in d' open leeuwenmuil te wagen.
Gij wist, dat onze macht vóór d' aanval was verslagen,
Elizabeth in ketens zuchtte, en keerdet niet?
gray.
Weet gij dan, wat Lord Gray het meeste voordeel biedt,
Uw zege of nederlaag? Dit kleed der vrome vaders,
Altoos het veilig mom dier huich'laars en verraders,
Voegt me aan dit hof; en wie herkent in dit gewaad,
Den krijger van voorheen of Koning Edwards raad?
| |||||||
[pagina 43]
| |||||||
kingston.
'k Doorgrond uw plannen niet.... maar mochten ze u gelukken!
En kost ge Elizabeth, Mariaas hand ontrukken,
O, 'k had mijn leven daarvoor veil.... Gij kunt....
gray.
Misschien....
Gij hebt uw leven daarvoor veil! ... Tot wederzien
(Kingston af.)
| |||||||
Tweede tooneel.
gray,
alleen.
Hij gaat... Het valt mij hard den jongling weg te stoten
Dien 'k eens heb lief gehad... Zij heeft mijn bloed vergoten;
En ik beef thands terug... Heeft zij geaarzeld? ... zij?
Ze was een tijgerin en ik toon medelij.
Neen Tudor, neen, gij zult uw wettig deel ontfangen;
Hoe weinig ziet gij 't zwaard, u boven 't hoofd gehangen
En wieg'lend aan een draad. Dit kunt gij niet voorzien.
Mijn wraak verplettert u, gelijk de sneeuwlawien
Den wandlaar.
| |||||||
Derde tooneel.
Gardiner komt van den achtergrond, gaat het tooneel over, gereed eene deur in te treden. Gray plaatst zich voor hem.
gray.
Hoogeerwaarde... ik wensch, ...
gardiner.
Gij zijt de Priester
Uit Edinburgh?
gray.
Ja Hoogeerwaarde! men verliest er
| |||||||
[pagina 44]
| |||||||
Verruilt er 't waar geloof voor ketterij... een schaar
Van stormers slaat de hand aan beeldnis en altaar.
St. Joris zij geloofd, die 't eens zoo kettersch Londen,
Die Eng'land, Gardiner tot schutsheer heeft gezonden.
gardiner.
Genoeg... ik weet wat dit beduidt.. ik ken uw nood.
(Hij geeft hem eenig geld.)
Mijn tijd is kostbaar... ga
gray.
Ik bedel niet om brood.
gardiner.
Maar om een klooster of een kerspel. Draag uw bede
Mij morgen voor.
gray.
Mylord! ik deel u heden mede....
gardiner,
ongeduldig.
Voorwaar! een rechte Schot èn arm èn onbeschaamd.
gray.
'k Ben arm, maar voer een taal die jegens u betaamt.
Lord Bisschop! 'k vraag geen gunst, maar kom een gunst bewijzen.
Uw Koningin en gij, zult u gelukkig prijzen
Mij hier te ontmoeten; 't is ten nutte van den staat.
Lees dezen brief. Zijne Eminentie de primaat
Van Schotland zendt mij...
gardiner,
den brief gelezen hebbende.
Monnik! hoe kwam dit papier
In uw bezit?
gray.
Is 't niet genoeg Lord Kanselier
Dat gij 't bezit?
gardiner.
Wie zijt gij? deze brief geschreven
Door Kingston aan Lord Thomas Gray...
| |||||||
[pagina 45]
| |||||||
gray.
Werd mij gegeven,
Toen ik aan 't sterfbed van dien Lord, der kettren vriend,
Maar dáár berouwvol, 't sakrament heb toegediend.
gardiner.
Hij is...
gray.
Gestorven.
gardiner,
als tot zich zelven.
'k Ben de branding doorgevaren,
Ik ben van twee verlost...
gray.
Die niet uw vrienden waren...
gardiner.
Wat meent gij? ... maar ga voort mijn vriend! met uw verhaal.
gray.
Ik bracht dien brief mijn geestlijk hoofd den Kardinaal,
Die mij gebood terstond naar Eng'land af te trekken.
Het kon een middel zijn, om 't eedgespan te ontdekken.
gardiner.
Ik zeg zijne Eminentie grooten dank... ook u;
Kent iemant buiten mij uw zending?
gray.
Neen.
gardiner.
Welnu,
'k Blijv' de eenigste. - Het rijkste klooster zal u loonen....
Maar zoo gij iets ontdekt, of slechts u durft vertoonen
In dit paleis, vóór ik u roep.... verkrijgt ge een cel,
Niet in een klooster, maar in heilige aard'. Vaarwel!
gray.
Wat meent hij en die brief! .... O woede! ik ben bedrogen...
| |||||||
[pagina 46]
| |||||||
Vierde tooneel.
Een vertrek in het Paleis.
gardiner,
alleen.
Het waagstuk is doordacht en rijplijk overwogen -
Wanneer 't gelukt.... 'k heb beider leven in mijn hand;
Hij is mijn vijand, zij die van mijn vaderland
En kerk. Valt zij, dan is de groote strijd volstreden -
Als 't hoofd verpletterd is, versterven ras de leden -
En Rome reikt - dat hoofd weegt in de weegschaal zwaar -
Den bisschop 't purpren kleed en later.... den tiaar.
(Hij schelt.)
een hofbediende.
Beveelt Mylord....
gardiner.
Verzoek Lord Kingston hier te komen;
Zijn Lordschap vindt ge in 't kabinet....
(Hofbediende af.)
Haar bloed zal stroomen;
Maar hij, de gunst'ling, wordt gered.... gered! ... o neen,
Hij is en blijft mijn buit.... 'k verleng zijn boei alleen;
Wat hij misdreven heeft, zij later duur vergolden:
Hetgeen wordt uitgesteld, wordt toch niet kwijt gescholden.
| |||||||
Vijfde tooneel.
gardiner, kingston.
kingston.
Men deed me uw opontbod verstaan Lord Kanselier!
'k Ontveins u mijn bevreemding niet, mij roept gij hier.
gardiner.
Bevreemdt u dit? Waarom Lord Kingston? Waar' het wonder
Wanneer de Bisschop Kanselier, zoo dikwijls zonder
| |||||||
[pagina 47]
| |||||||
Een hulp of medgezel, den jongling opontbood,
Niet slechts door vorstengunst, ook door verdiensten groot?
kingston.
Mylord!! ... Maar 'k wil uw tong en niet uw hart verdenken
Van vleierij. Hoe zoudt ge mij vertrouwen schenken!
Mij, onervaren knaap nog niet gerijpt tot man,
Die naauwlijks nog het zwaard zijns vaders tillen kan?
Ook ware ik niet geschikt - Kies onder Englands zonen,
Hen, die uw hooge gunst zich reeds zoo waardig toonen;
Mijn zin, mijn inborst bracht verdeeldheid in uw raad;
En tweedracht in 't bewind, baart tweedracht in den staat.
Vergun mij, met een beeld 't u nader op te klaren. -
Een beeld, het bloedig krijgstooneel ontleend. Wij waren
Twee hopliên, in een stad die gastvrij beide ontfing,
Waar de eene sparen wou, maar de andre plondren ging.
gardiner,
ter zijde.
Ook dit betaalt ge mij!
(luid.) Hoe wel spreekt gij de waarheidMylord! en toch roep ik uw scherp vernuft, de klaarheid
Uws oordeels in. 't Geldt niet het inlandsch staatsbeheer,
't Zij mij alleen vertrouwd; neen, 't geldt oneindig meer,
Het geldt de rust der Koningin, waarvoor we beven.
Zij wordt bedreigd, zoo lang de twee verraders leven,
Die vóór de ontdekking van 't genootschap zijn gevlucht.
Ik ben voor d' eene, voor dien Hastings, 't minst beducht,
Hem ben ik reeds op 't spoor; maar de and're dient gevangen,
Die thands in Frankrijk zich verschuilt, en 't is 't verlangen
Van Hare Majesteit, dat gij en Williams saam,
Valois de leev'ring vraagt diens vluchtlings, in haar naam.
kingston.
Hoe Kanselier! aan mij die zending op te dragen?
En Williams wordt mijn reisgezel! .... Mag ik u vragen,
Wie mij heeft voorgesteld aan hare Majesteit.
gardiner.
Ik zelf. Ik weet Mylord! gij waart altoos bereid,
| |||||||
[pagina 48]
| |||||||
Me als vijand aan te zien, maar geene van uw vrienden,
Die beter, meer dan ik, u bij Maria dienden.
Gij ziet het thands. Door mij, wordt u een plaats gegund,
Waar gij uw dankbaarheid het schittrendst toonen kunt.
Maria dankt aan mij 't behoud van Kroon en leven;
En ik stel u in staat mij hier op zij te streven;
Gij brengt den hoofdman aan, dien ik ontsnappen liet.
Zoo 't u gelukt en gij dien Dudley vangt - geschiedt
Aan allen recht door 't zwaard des beuls.... Aan allen....
Hem, die men Hastings noemt zal me ook in handen vallen;
Zoo als ik straks u zei, volg ik van ver zijn schreên.
Ik noem nog wel geen naam, maar meld u dit alleen:
Dat hij - de huichlaar! zelfs Mariaas kleur dorst dragen;
En gaarne iets winnen wou, maar gaarne ook niets wou wagen.
De trotsche en eedle Lord, maar lage ziel voorwaar,
Die 't voordeel had gedeeld maar beefde voor 't gevaar.
(Kingston verbleekt.)
Wat deert u? Neen, ik heb mij niet in u bedrogen;
'k Lees uw verachting op 't gelaat. Gij haat de logen,
De lafheid.... ja ik ken uw ridderlijken moed....
kingston,
verward.
De last, dien gij me gaaft, eischt zoo ik meende spoed -
Veroorloof mij.... de tijd....
gardiner.
Ik billijk uw verlangen;
Maar blijf Mylord.... gij zult uw lastbrief hier ontfangen.
kingston.
Verkrijg ik geen gehoor? ...
gardiner.
Werd u dan niet gemeld,
Dat hare Majesteit, nu 't vonnis is geveld
Van hare Zuster, ontoeganklijk blijft voor Heden?
| |||||||
[pagina 49]
| |||||||
kingston.
Het vonnis is geveld! ....
gardiner.
Zij had haar schuld beleden;
Zij trok ten tweedenmaal als oproerling het staal,
Maar trekt, - hoort men mijn raad, - het niet ten derdenmaal.
kingston.
Ze is dus veroordeeld?
gardiner.
Tot den dood.... 't Bleef u verborgen,
Zoo 't schijnt? .... Gij beeft! ....
kingston.
En 't vonnis wordt voltrokken?
gardiner.
Morgen.
Gij mist dit schouwspel, want uw afreize is bepaald
Op heden....
kingston.
Heden?
gardiner.
Wacht mij hier....
kingston,
hem nastarend.
Hij zegepraalt....
| |||||||
Zesde tooneel.
kingston,
alleen,
Zij is ter dood gedoemd! en 't mij zoo dierbaar leven,
Verliest ze als oproerling, op 't schandlijk moordschavot.
Kon ik voor haar voldoen! mocht ik als offer sneven!
'k Mag zelfs, 't is haar bevel, niet deelen in haar lot.
'k Moet leven. Wat bestaan! een ritsling doet mij beven,
Als of m' in mij, den diep verfoeiden lafaart zocht.
| |||||||
[pagina 50]
| |||||||
Als of in vlammend schrift me op 't voorhoofd stond geschreven:
‘Mariaas gunsteling die een ellendig leven,
Voor grievend zelfsverwijt en voor de schande kocht.’
Zij is ter dood gedoemd! Zou ik genade smeken?
Aan wie? Eer droogt de zee die 't vaderland bespoelt,
Eer een Maria 't woord: ‘Vergeving’ uit zou spreken;
Eer wordt de wolf een lam, eer zij zich vrouw gevoelt.
Geen redding! 'k wil op nieuw het oproersvuur ontsteken,
Neen! ik heb zelve een zwaard - Maria overrast!
'k Moet tusschen een geliefde en haar beulinne kiezen,
En 't is de sluipmoord die het beste een lafaart past.
Wat denkbeeld! 't doet mij 't bloed in de aderen bevriezen,
O God! neem me in uw hoede en leg mijn waanzin vast.
| |||||||
Zevende tooneel.
De vorige, Lord gray.
gray.
Mylord....
kingston.
Hoe... Gray!
gray.
Zwijg stil.... Dat niemant mij bemerke,
De dood volgt me op den voet. Het opperhoofd der kerke
Elizabeth, de hoop van Eng'land, wordt vermoord,
Zoo gij het niet verhoedt.... Gij kunt het, want....
kingston.
Ga voort,
Waarom nog ieder woord te wegen en te wikken!
Ik kan 't verhoeden... spreek... gij weet iets? ... de oogenblikken
Zijn kostbaar...
gardiner.
Kingston heeft voor Englands eeuwig heil,
Voor dat der minnares, het bloed van Hastings veil.
| |||||||
[pagina 51]
| |||||||
kingston.
Ja, maar....
gray.
De dierbare is gered....
kingston.
Hebt gij 't verstand verloren
Of ik? mij dunkt, gij spreekt in raadsels.... doe mij hooren
Wat gij van mij verlangt! -
gray.
Dat gij u zelf verraadt.
Maria is voldaan, ('t schijnt zonderling) maar laat
Haar zuster vrij, als haar het hoofd des landverraders
Geleverd wordt....
kingston.
Welaan, 'k zweer bij de schim mijns vaders,
Dat hoofd zal 't hare zijn.... Maar Gray! zijt gij gewis
Van 't geen gij zegt, en dat die tijding waarheid is?
Hier werd nog niets bekend, en waar 't besluit genomen,
Mij dunkt, het waar toch mij ter kennisse gekomen.
Maar 't wordt mij eensklaps licht.... de Kanselier heeft mij
Doorgrond.... hij kent mijn schuld.... de fijne staatsman! hij
Zou mij verwijd'ren en Elizabeth doen sneven;
Verhaal mij, op wat wijz' 't bericht u werd gegeven;
Mij bleef 't geheim!
gray.
Straks was een los gerucht verbreid,
Van 't vellen van den doem, en de lafhartigheid
Der rechters; en het volk, met wet en dreiging spottend,
De huizen uitgestroomd en vloekend samenrottend,
Begon op hoogen toon te smalen op de vrouw,
Die hun Elizabeth de dierbre ontnemen wou.
Dit oproer werd gestookt door mij en mijne vrienden,
Die lang den waren Heer en niet den Baal meer dienden.
Gij weet, het volk is 't een, wie valt of zegepraalt;
| |||||||
[pagina 52]
| |||||||
Het schreeuwt het sterkst voor hem, die 't beste en 't meest betaalt:
Zoo ging 't ook hier. Het graauw riep luidkeels: op te wapen!
En zette de Aldermen, die gaarne blijven slapen,
Zoo lang 't hun goud niet raakt, met woeste kreten aan,
Om naar den Tower als bemid'laars op te gaan.
Daar heette 't, waren thands de vorst'lijke echtelingen;
Zij deden 't, bleek van schrik, niet angstig handenwringen
En knikkerende kniên. Alleen Filips was daar. -
De huich'lende tiran schijnt steeds in 't openbaar,
Geneigd tot goed. Met Spaansche trotschheid, maar toch hof'lijk,
Ontfing hij ze in de zaal. Hij prees hun opzet lof'lijk,
Schoon 't vonnis billijk was, had hij - let wel - zijn ga
Bewogen tot verdrag, verbeden tot gena.
Het vonnis werd verzacht dat straks de vierschaar velde,
Zoo slechts Elizabeth, den naam haars minnaars meldde,
En deze in England waar'! Doch 't was Mariaas wil
Dat dit verzwegen werd. Wel nu.... thands zwijgt ge stil?
Gij beeft misschien terug, voor 't geen gij hebt bezworen,
En overlegt in 't hart - 't is beter de eer verloren
Dan 't leven.
kingston.
Was 't niet Lord Gray die tot mij sprak,
Bij God! eer 't laatste woord was uitgesproken, stak
Mijn degenspits u reeds in 't hart.... 'k Vrees niet te sneven
Waar plicht gebiedt. Al is, 'k beken het u, het leven
Meer welkom dan de dood; ik kies de dood veeleer,
Dan 't leven voor dien prijs, dan 't leven zonder eer.
Ik zwijg, om uw bericht te beter dóór te denken;
Te schiften wat ik niet, wat wèl geloof moet schenken.
Het warrelt mij in 't brein, dat, afgetobd door 't leed,
Op twee gedachten hinkt en niet te kiezen weet:
Ik moet naar Frankrijk; hoe mijne afreize uit te stellen?
Ik moet....
gray.
Door ijlings naar Maria heen te snellen,
| |||||||
[pagina 53]
| |||||||
En haar te ontdekken....
kingston.
Maar ze weigert mij gehoor
Aan Stephen zelfs.
gray.
Ontvlucht....
(De deur wordt geopend.)
kingston.
De Bisschop komt ons voor.
| |||||||
Achtste tooneel.
De vorigen, williams.
williams.
De Kanselier heeft mij de hooge gunst bewezen,
Mij tot uw reisgezel naar Frankrijk uit te lezen,
De lastbrief is gereed, gezegeld zoo 't behoort,
En 't opgetoomde paard wacht trap'lend aan de poort.
(Tot Kingston fluisterend.) (Op Gray wijzend.)
Verschoon mijn vrijheid, Heer! wie is de eerwaarde vader?
kingston.
Een Schotsche vluchteling, die goed en bloed te gader
Dorst wagen voor de kerk....
williams.
Gij zijt gereed?
kingston.
Ontdek
De reden eerst van zulk een overhaast vertrek.
Ik ben geen slaaf, die stil het wicht draagt van zijn keten,
Maar edelman, die 't hoe, 't waarom der zaak wil weten.
williams.
Haar Majesteit beval.... ik zwijg eerbiedig stil,
Waar zulk een macht gebiedt....
| |||||||
[pagina 54]
| |||||||
kingston.
Maar wijl Maria 't wil,
Wil ik niet.... haar viel 't licht na weinig overleggen
Een land, waar niets haar bindt, terstond vaarwel te zeggen.
Voor mij is 't anders.... ik heb vrienden....
gray.
Zwijg mijn zoon!
Eerbiedig de oppermacht, en laster niet de kroon;
Gehoorzaam dit bevel....
williams.
Milord! ik ben gemachtigd
Bij een bevelschrift, door den hoogen raad bekrachtigd,
U, zoo gij weêrstand biedt, te dwingen met geweld....
Mijn yomen komt....
(Hij treedt naar den achtergrond.)
gray,
fluisterend tot Kingston.
Zoek tijd te winnen, en het geldt
Zijn leven! Ik bevrijd u.... volg hem, maar gezwegen! ...
(Williams verschijnt met wachten)
kingston,
tot Gray, het hoofd buigend.
Soldaten blijft.... ik ga.... Mijn vader! 'k wacht uw zegen.
Einde van het Derde Bedrijf. |
|