| |
| |
| |
X.
Haast ter zelfder tijde was voor den ex-kaptein de gevangenisdeur geopend. Lange dagen had hij doorgebracht in afwachting zijner terechtstelling voor den Krijgsraad! De eenzaamheid was een schrikkelijke foltering geweest! De kogel alleen kon verlossing brengen. Hij geloofde aan de eeuwige verdoemenis der niet-uitverkorenen, tot welke hij zeker wel behooren zou; maar hij kon niet aannemen, dat de pijnen der hel de tegenwoordige te boven konden gaan of zelfs evenaren. Soms evenwel had hij óok oogenblikken gekend, dat hij wilde blijven leven, dat hij, zij 't maar voor eenige uren, zich weder vrij mocht kunnen bewegen.
Hij zou ze weten te gebruiken, om de deerne te straffen, óm, en misschien wel, dóor wie hij geschandvlekt was. Want er was zeker veel meer gebeurd dan hem werd meêgedeeld. De jas, dien hij thuis niet had kunnen vinden en dien men hem hier had getoond, getuigde dat. Het door hem ontvangen briefjen had alleen gediend om hem te verlokken zijn post te verlaten. Zijn daarop gevolgd gevangen-houden bewees den verraderlijken toeleg
| |
| |
volkomen! Als hij maar verhoord werd, dan zou hem openbaar worden wat hem nu verborgen bleef. Maar dat verhoor, elken dag door hem verbeid, bleef uit; dagen, dagen, misschien wel weken, want zelfs het vermogen om den tijd te berekenen ontslipte hem!
Daar naderden voetstappen zijn gevangenis, een eenvoudig maar toch goed ingericht vertrek, door een van dikke ijzeren staven voorzien venster uitziende op een binnenplaats. Dat waren de gewone voetstappen niet. Neen, niet de bewaker, maar Kolonel Bentinck verscheen op den drempel en kondigde hem de goedertierenheid Zijner Majesteit aan.
‘De waereld is groot. Verlaat Engeland zoo spoedig mogelijk! Breek alle betrekkingen af met de vrouw, die Gravin van Dorchester heet. Dit voor de reis!’ Hij reikte hem een zakjen met tal van guinjes. ‘Je hebt er recht op: 't is je soldij. Als er wat tijd over heen is gegaan en je hebt hulp noodig, dan kun je mij dat doen weten en ik zal zien wat ik voor je doen kan!’ Bentinck was meer bewogen dan hij wel wou doen blijken. Hij was er niet ver van, den diep vernederden man de hand te drukken, maar bijtijds bedacht hij zich nog.
‘Gravin van Dorchester!’ mompelde Semeyns. ‘Ik heb haar wel eens ontmoet... dat is waar... maanden... neen, weken geleden...!’
‘Ontmoet haar niet meer! Vraag naar niets! Onderzoek niets! Alleen dit: die vrouw wordt onschadelijk gemaakt. Hier is het briefjen van je dochter.’ Semeyns'
| |
| |
vingeren trilden toen hij 't aannam en wegborg. ‘De jas waarin 't gevonden werd blijft echter bij 't regiment. Ga de kazerne achter uit! Er wacht buiten deze deur een knecht, die je er brengen zal. Een openlijke kassatie is je bespaard. Vergeet nooit met welk een zachtmoedigheid Zijn Majesteit je behandeld heeft!’
Bentinck was vertrokken zonder een enkel woord, dat van dankbaarheid getuigde, gehoord te hebben.
De vrijgelatene snoof de buitenlucht begeerig, behagelijk, op! ‘Vrij!’ 't Was eerst alleen een juichtoon. ‘Vrij!’ Maar onzichtbare ketenen sleepten hem nog na! ‘Vrij!’ Hij was in staat gerechtigheid te oefenen! Verder ging het bewustzijn van zijn toestand nog niet. Hij wist bij welken zwaardveger hij de beste vuurwapenen kon vinden. Hij kocht er twee pistolen met kruit en kogels... Wat heerlijk gevoel zich weer gewapend te weten! 't Was of er een deel van den smaad, klevende aan den gedegradeerden, neen weggejaagden, soldaat, losliet en wegviel!
‘De een voor haar... de ander voor mij. Niet slechts in het leven éen, maar ook in den dood!’ siste het van zijn lippen.
Weinig minder kalm was 't dien morgen in 't gemoed van de vermogende eigenaresse van de grootsche woning in St. James square geweest. Wat had Kate Sedley in de laatste dagen tusschen hoop en vrees geleefd! De aanslag was mislukt; William was ditmaal gered, maar de poging kon worden herhaald. Wie Kate eenmaal waagde te beleedigen mocht niet vrij meer ademen! De verleider
| |
| |
van haar kind had zij echter reeds dadelijk onschadelijk weten te maken! De domme Edward Jones bleef haar slaaf.
Na het mislukken van den aanslag was deze, zeker om van den schrik te bekomen, naar de speeltafel gegaan in Apollo-Tavern, het koffihuis der hoogadellijke Tories, en had daar in een paar uur de vijfhonderd pond verloren, welke zij hem 's ochtends als voorschot op zijn loon in de hand had geduwd. Had de stumpert den toeleg gehad zich door het spel van haar vrij te maken, dan had hij zich deerlijk vergist. De keten, waarmeê zij hem aan zich boeide, had een schalm minder en was dus nog korter geworden...!
Als zij zelve maar buiten schot mocht kunnen blijven! Toen de half dronken lichtmis in den ochtend na zijn dappere daad, welke hij zelf toen nog gelukt dacht, zich bij haar had aangemeld, was hij vriendelijk opgenomen. Zij had hem voor eenige dagen van de straat en uit de koffihuizen willen houden! Toen haar echter weinige uren later, de waarheid bleek en de gewaande overwinning in een nederlaag was verkeerd, kende haar woede geen palen. De terugkomst van haar ‘ouwen doffer’ was weder vertraagd. Zij berekende de kansen, welke zij, hier blijvende, liep. Zij vernam van Hopps. dat deze in haar eigen huis verhoord was geworden door een Hollandsch Officier, wat een overtreding was der Engelsche wet, waarvan in gunstiger omstandigheden kon worden gebruik gemaakt. Zij zelve werd echter niet geplaagd en mocht zich de magere handen wrijven in zelf- | |
| |
voldoening. Zij zou geheel ongemoeid blijven en haar voornemen met Maud zonder opzien te wekken kunnen volvoeren.
Tot gister avond laat had zij zich daarmeê nog kunnen vleien.
't Had even tien uur geslagen en de kamenier was reeds geroepen de slaapkamer in orde te brengen, toen op de voordeur de metalen klopper herhaaldelijk was neergevallen. Wat was dat? Zoo laat een bezoeker nog! ‘Opent niet!’ had ze gelast. Maar toen de bezoeker houder bleek te zijn van een rechterlijk bevel moest de toegang wel worden verleend.
Een rechterlijk bevel in de hand van een Hollandsch Officier! De binnentredende bleek het laatste toch te zijn. Hoffelijk begon hij, en hoffelijk bleef hij ten einde toe, hoewel hij haar aan te kondigen had, dat Engeland over vier en twintig uur geen veilig verblijf meer voor haar wezen zou; hoffelijk, hoewel hij, na hare onhoffelijke klachten over ruwe soldaterij en tyrannij en verkrachting van Engelands wetten, haar bij de hand vatte en die stevig omklemde, zóo stevig zelfs, dat ze een oogenblik dacht geboeid te zijn, en haar toefluisterde, dat wat zekere hospita verzwegen had door de buren was verklapt, en het pakjen gebracht in haar rijtuig, dat voor zeker huis in Kingstreet zekeren middag had gewacht, uit een jas en hoed had bestaan van een officier der Lijfgarde Zijner Majesteit.
Men had voor als nog, werd er bijgevoegd, een anderen smaak als de weggejaagde Koning en vond er geen be- | |
| |
hagen in bloed te zien stroomen... ‘voor als nog!’ En daarom zou voor de Gravin van Dorchester een spoedige verandering van verblijf zeer gewenscht zijn.
Zij had nooit vermoed, dat een soldaat even als de fijnste Lady met een zoet glimlachjen den priem kon hanteeren. Zij wist tot dus verre dan ook van Bentinck zoo weinig, maar had nu het voorrecht te vernemen dat deze tegenover haar stond. Bij zijn beleefde buiging, toen hij vertrok, bracht hij nog een zeer bescheiden verontschuldiging uit over zijn laat bezoek. Men had echter alle opzien willen vermijden daar men wist, dat de Gravin van Dorchester niets zóo zeer schuwde als dit.
De modderkluiten, haar eenmaal wervelend om de ooren, kwamen haar bij die opmerking eensklaps in de gedachten.
In den vroegen ochtend reeds van den volgenden dag - 't was nog wel een uur voor Geertruid haar tocht naar Holland-house begon - stond Edward aan haar kaptafel. Wat was de mooie blonde van voor eenige weken veranderd! Kon alleen aan het trillen van háar lippen de innerlijke onrust bespeurd worden, bij hém sprak alles van vrees en verslagenheid. Hij scheen wel tien jaar verouderd. Daartoe droeg echter ook de pruik, die hij na het afknippen van het eigen hair, wel had moeten blijven dragen en die vooral in de laatste nachten erg geleden had, zeer veel bij. Zeker had zij op die ongunstige verandering gedoeld en daarbij geene verzachtende omstandigheden doen gelden, want hij voerde haar driftig te gemoet: ‘Voor den mond van een falkonnet of den loop
| |
| |
van een musket zal niemant mij zien beven, maar wel voor een onzichtbaar gevaar, wel voor een zwaard, dat aan een vrouwenhair boven mijn hoofd hangt en ieder oogenblik kan neervallen.’
‘Ik grif die heldenwoorden in mijn geheugen....’ merkte ze spottend aan.
‘En ook, wat komt het er op aan hoe mijn uitzicht is? Maud neemt immers alleen maar mijn naam!’
‘Juist; van avond te zeven uur in de Kapel bij Charing cross... Aan den arm van Alfred, Viscount van Pembroke, zal de bruid binnen komen...’
‘En dan?’
‘Zal bij Hopps voor een drietal gasten het een en ander klaar staan.’
‘Drietal?’
‘Natuurlijk. Is 't niet geraden, dat er nog een, behalve gij, voor Mylady Fitz-Gerald zorgt?’
‘Feeks!’ klonk het nauw hoorbaar.
‘Geen dank!’ Het scheldwoord was door Kate gehoord en werd door die enkele woorden ruim betaald.
‘Bij de Theemsbrug wacht mijn rijtuig; dáarheen brengt gij en de Viscount Mylady. Tegen overgave van het huwelijksbewijs ontvang je 't restant der belooning. 't Is gelijk oversteken, Mr. Jones! Tijdig zul je later van mij hooren... Wij blijven vrienden, vertrouwde vrienden, Edward! Als je schuldeischers dat eens konden hooren, dan zou ik je wissels zeker vijftig percent hooger moeten inlossen. Heb je een nieuw pak besteld? Dat van voor
| |
| |
veertien dagen heb je zeker verdobbeld, want wat je nu aan hebt kan dát pak toch niet wezen, hé? In zulk een armelijke kleeding hier te durven komen!’
‘Had ik het nooit met die slang aangelegd!’ ruischte 't in zijn binnenst.
‘Een baard als de soldaten dragen, zou ik er bij nemen.... Ze zijn te koop, ik weet het zeker. Alles kan op éen rekening komen.... Dus voor een kanon of een musket ben je niet bang.... Ik zie je al een eigen regiment hebben...’
‘Stuur me naar Ierland, naar Dublin!’
‘Zeker niet, want daar ga ik heen, en dan zou er te veel schranderheid en beleid op eens worden ingevoerd, wat de markt drukken zou; heet dat niet zoo op de Koninklijke Beurs?’
Kate Sedley had al pratende weer zich zelve gevonden.
|
|