‘Wat was het toch?’ vroeg Mevrouw.
‘Een kleine twist: de keukenmeid was reeds lang met het eten klaar en werd knorrig op Mijnheer, die weêr zoo lang uitblijft. Ze herinnerde zich nog de reprimande van gister en voorzag er van daag weêr eene. Ze heeft eigenlijk gelijk: Mijnheer blijft van daag al héel lang uit.’
En zoo ging zij voort, voet voor voet. Mijnheer had in de laatste dagen een hooge kleur gehad; dat was nooit een goed teeken en vooral niet bij Mijnheer, die zoo volbloedig was. Men hoorde veel van beroerten....
‘Ge weet meer dan ge zeggen wilt!’ riep Mevrouw plotselings uit, terwijl ze uit haar leunstoel oprees.
‘Mijnheer is niet wel geworden....’
‘Hij is dood!’ hernam Mevrouw met schrille stem.
Een oogenblik van stilte volgde. Mevrouw kon en Betsy wilde niet spreken. ‘Dood!’ klonk het eindelijk met holle stem. ‘Dood! Waar, waar gevonden?’
‘Bij de zanderij, geloof ik.’
‘Ik wil hem zien... dadelijk!’
‘Nog niet, Mevrouw! Ik bid u, blijf!’
Maar Mevrouw gaf ditmaal geen gehoor aan de bede harer getrouwe. Zij ijlde de kamer uit, weldra door Betsy gevolgd, die haar in de vestibule op zij kwam en toen de afgesloten deur ontsloot. De