Toneel en theater in Limburg in de 19e en 20e eeuw
(1976)–Harry Schillings– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |||||||||||||||
Het jeugdtheaterWanneer we spreken over jeugdtheater dienen we te bedenken, dat daarvan in feite twee essentieel van elkaar verschillende vormen bestaan, namelijk voorstellingen voor de jeugd door volwassenen gespeeld, maar afgestemd op de psyche en de ontwikkeling van het kind en voorstellingen voor de jeugd, door de jeugd zelf gespeeld. De geschiedenis van het theater leert ons, dat er nog een derde vorm bestaan heeft: theater, waarin kinderen voor volwassenen spelen. Dit nu is een typische verschijningsvorm van het rococo, de tijd van de z.g. wonderkinderen. Ze omvat een periode van tachtig jaar, van 1740 tot rond 1820. In haar boek ‘Die Blutezeit des Kindertheaters’ geeft Gertraude DiekeGa naar eind20 een overzicht van de activiteiten aan de hoven van Stuttgart, Dresden, Wenen, Frankfurt, Keulen, enz. Een van de meest op de voorgrond tredende kindergroepen - bestaande uit volwaardige beroepsspelers vanaf zes jaar - aan de hoven van de vorsten was de ‘Opera pantomime von den hëllandischen Kindern des Nicolini’. Deze groep onder directie van Nicolini treedt na 1742 ook regelmatig op in de Amsterdamse Schouwburg. Uit dat jaar stamt een boekje met als titel ‘Vijf Pantomimes, versiert met vele kunstwerken, zangen en dansen, door de vermaarde Hollandsche Jonge Kindere. In verscheidene Hoven van Europa, onder vele toejuiching vertoont. (Te Alkmaar, bij Johannis Halfman, MDCCXLII)’. Het boekje omvat de navolgende vijf werken:
Uit Dieke's werk blijkt dat een repertoire van gelijke aard aan de vorstenhoven werd vertoond: ‘Le diable boiteux’ (De hinkende duivel), ‘Arlequin au tombeau’, ‘Arlequin aux enfers’ enz. | |||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||
In Maastricht vinden we in de 18e eeuw eveneens een poging om tot dit soort kindertoneel te geraken. Graaf Schlippenbach, die op min of meer succesvolle wijze wel eens de pen hanteerde en uiteraard kennis droeg van het Franse kindertheater, waarvan het beroemdste het ‘Théatre des petits comédiens de Monseigneur le Compte de Beaujolais’ was, wierf een aantal jongens en meisjes om ‘Georges Dandin’ van Molière en een opera van eigen maaksel op de planken te zetten. Deze poging mislukte, omdat de ouders van de Maastrichtse jongens en meisjes bezwaren hadden en bezorgd waren voor het geestelijk welzijn van hun kinderen. Hoe vaak Franse, Italiaanse of Noord-Nederlandse kindergroepen in Maastricht of elders in Limburg zijn opgetreden, hebben we niet kunnen vaststellen. Vast staat in ieder geval, dat ze zijn opgetreden. In zijn boek ‘Toneel in de Maasgouw’ merkt Jef Notermans op: ‘Merkwaardig is het optreden van een Italiaan met een aantal kinderen in 1768. De stad applaudiseerde een week lang voor deze opera comique’. Zoals we zagen is dit niet merkwaardig en paste dit optreden in het beeld van de tijd. Het is niet onwaarschijnlijk, dat deze Italiaan de reeds eerder genoemde Nicolini is geweest met zijn ‘vermaarde Hollandsche Jonge Kindere’, alhoewel het ook Sebastiani met zijn groep kan zijn, die rond deze tijd ook in Keulen optrad. Het repertoire van deze kindergroepen bestond naast pantomimes en opera-comiques, ook uit klassieke spelen (zoals ‘Hamlet’), boerenstukken, blijspelen, opera's en operettes. Wanneer men de rolbezetting van zulke stukken bekijkt, komen er uiteraard der zaak wel merkwaardige zaken voor. Zo bestond de rolbezetting van de komische opera ‘Ninette à la cour’ (muziek van Duni) uit:
De figuranten werden gespeeld door de jongere spelers (5 tot 9 jaar). Dat er potsierlijke toestanden in voorkwamen, spreekt voor zich. Het Salzburger Theaterwochenblatt (1775) maakte gewag van ‘Mädchen, die oft schnurrbärtige Maennespersonen darzustellen hätten’ en over komische situaties ‘wenn ganz kleine Kinder als Wache den groszen Arrestanten abführen’. Toneel voor kinderen is van betrekkelijk jonge datum en dit is be- | |||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||
grijpelijk, omdat het eigenlijk nog maar kort geleden is, dat het kind als kind werd ontdekt. Tot voor kort werden de kinderen in heel hun kunstzinnige en culturele opvoeding als jonge volwassenen beschouwd en daarnaar behandeld. En tot op dit moment is er in Nederland geen systematische benadering van het jeugdtoneel.
Activiteiten op het gebied van jeugdtheater zijn tot na de tweede wereldoorlog in Nederland, en derhalve ook in Limburg, zeldzaam. Rond 1910 treffen wij voor het eerst incidentele opvoeringen aan. Theater Bakker, dat wij reeds signaleerden onder de rondreizende groepen, voerde in de kermisweek van juni 1909 speciale kindervoorstellingen op in de schouwburgtent te Roermond. Opgevoerd werd onder meer ‘Hans en Grietje of Het Betoverde Suikerhuisje’, kinderoperette in 5 tafereelen. Van de amateurgezelschappen is het ‘Kunst en Vermaak’ te Maastricht, dat op 2 april 1910 de première geeft van ‘Majesteitsbaby’, een kinderoperette met tekst van Alice Dolk en muziek van G. Olterdissen. Het waren echter incidentele gebeurtenissen. Het was over het algemeen zelfs zó, dat toneel voor kinderen door de professionelen niet als volwaardig werd beschouwd. De subsidiëring en derhalve ook de betaling van de gages voor de spelers bij jeugdgroepen bleef aanzienlijk achter (of ontbrak geheel) bij de gezelschappen, die toneel voor volwassenen brachten; een volwaardig acteur trok dan ook vaak de neus op voor kindertoneel, dat meer als arbeid voor de kneusjes werd gezien. Een kleine kentering vond plaats toen na de oorlog de groepen ‘Puck’ en ‘Arena’ zich gingen toeleggen op het toneel voor jongeren. In Limburg waren het wederom een paar amateurgroepen, die hun aandacht richtten op het spelen voor kinderen. Als eerste gaf het ‘Zuid Limburgs Toneel’, dat voorheen op vele andere terreinen initiatieven ontplooid had, in 1937 voorstellingen van ‘De gelaarsde Kat’, in 1942 gevolgd door ‘Repelsteeltje’. In 1945 werd het ‘Zuid Limburgs-Jeugdtoneel’ als afdeling van het ‘zlt’ opgericht en het was ook het Openluchttheater te Valkenburg, waar voor het eerst op grote schaal toneelvoorstellingen voor kinderen werden georganiseerd. In de jaren 1945-49 werden vele tientallen voorstellingen gegeven van ‘Sneeuwwitje en de zeven dwergen’, ‘Assepoes’ en ‘De Prinses die niet lachen kon’, alle van de hand van Thea Eyssen. Aan de opzet en entourage, alsmede aan bezetting, muziek en kostuums werd alle zorg besteed. Aan ‘Sneeuwwitje’ werkten bijvoorbeeld dertig acteurs en actrices mee. De hoofdrollen werden vertolkt door de eerste cast van het ‘zlt’, onder meer Thea Eyssen (koningin), Jef Schillings (koning), Annie Engelen (Sneeuwwitje), Jef Smeets (prins), Hub Steyns | |||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||
(jager). Als ballet fungeerde het ballet Wally Haake. Na het vertrek van Thea Eyssen naar de ‘Speelgroep Limburg’ nam Hub. Steyns de leiding van het ‘Zuid Limburgs Jeugdtoneel’ over. Hij speelde onder meer ‘Hans en Grietje’ van Jan Vuysters, ‘De Prins in 't Wit’, ‘De Gelaarsde Kat’ en ‘Fiedelflier’, allen van de hand van Harry Schillings en ‘Osma, 't meisje dat van huis wegliep’ van Ivo van Dinther. Na het vertrek van Hub. Steyns naar de ‘Zuid Nederlandse Opera’ werd de jeugdafdeling opgeheven (1953). Te Maastricht werd in 1950 het ‘Jeugd Operette Gezelschap Maastricht’ opgericht, o.l.v. Désiré de Pauw. Opvoeringen werden gegeven in de schouwburg te Maastricht en in het openluchttheater te Stein. Op het repertoire verschenen onder meer ‘De lastige prinses’, ‘Het geheim van de Bergklokken’, ‘De geheimzinnige Viool’ en ‘Assepoester’. De teksten waren allen van de hand van Loe Maas; de muziek van Désiré de Pauw en Mya Brennenraedts. In 1950 richtten Sjef Nijsten en Michel Odekerken een eigen jeugdtoneelafdeling op, verbonden aan de ‘Speelgroep Limburg’, die de reeds genoemde werken van Thea Eyssen op het repertoire nam. De bezetting bestond uit de navolgende leden van de ‘Speelgroep’: Thea Eyssen, Mia Goossens, Leny Malherbe, Sjef Nijsten, Michel Odekerken, Willy Keulartz en Theo Jacobs. Na het wegvallen van het ‘Zuid Limburgs Jeugdtoneel’ trad het in 1947 opgerichte ‘Limburgs Jeugdtoneel’ onder leiding van Henk Hensgens op de voorgrond, dat tot heden nog steeds actief is.
De eerste beginjaren waren voor dit gezelschap moeilijk. Naast de concurrentie van de bestaande jeugdgezelschappen waren er twee grote problemen. Het ontbreken van geschikt vrij repertoire en van spelers met ervaring. Het eerste probleem loste Hensgens in eerste instantie op door twee jonge Limburgse auteurs jeugdspelen te laten schrijven. Hans Berghuis schreef voor de groep ‘Aladin en de Wonderlamp’ en ‘Roosmarijn’. Conny Sluysmans schreef ‘Tijl Uilenspiegel’. Het tweede probleem werd opgelost toen na het wegvallen van het ‘Zuid Limburgs Jeugdtoneel’ Anny Engelen, Riet Schmetz, Giel Backbier en Jan Hendriks zich bij het ‘Limburgs Jeugdtoneel’ aansloten. In volgende jaren werd het repertoire uitgebreid met werken van J. Geurts, ‘Meneer Prikkebeen’, H. Berghuis, ‘Domme Hans en Gouden Gans’, Sjef Nijsten, ‘Reintje de Vos’, Conny Sluysmans, ‘Prins en Bedelknaap’ en ‘Tijl bij de Chinezen’ en ‘Fiedelflier’ van Harry Schillings en ‘Hokus de Tovenaar’ van Hensgens zelf. Het aantal uitvoeringen steeg van jaar tot jaar en bereikte op het einde van de zestiger jaren rond 200 voorstellingen per jaar. Het gezelschap speelde, behalve in vrijwel iedere Limburgse gemeente, in de | |||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||
grote steden van Nederland en België en ook zomers in menig openluchttheater. Het is ongetwijfeld een daad van eenvoudige rechtvaardigheid te constateren, dat het ‘Limburgs Jeugdtoneel’ zich in de afgelopen tientallen jaren grote verdiensten heeft verworven voor het jeugdtoneel en in het bijzonder voor de schoolgaande jeugd in Limburg. Het is immers vrijwel de enige groep, die continu voor de schoolgaande jeugd optreedt. In dit verband dienen enkele kanttekeningen te worden gemaakt. Het onderscheid tussen toneel voor kinderen en voor volwassenen is zonder meer door de toeschouwers gegeven. De volwassene heeft een wereldbeeld, waar of vals, en hij heeft het vermogen tot oordelen en tot standpuntbepaling. Het toneel voor kinderen dient er vooral rekening mee te houden, dat het kind geen levenservaring heeft en dat het vermogen tot oordelen nog gevormd moet worden, m.a.w. dat juist het toneel voor kinderen er op gericht moet zijn aan de algehele ontwikkeling van het kind mee te werken. Toneel voor kinderen moet derhalve een synthese zijn van tekst, muziek, zang en dans. Het ‘Limburgs Jeugdtoneel’ speelt overwegend sprookjes. En het doet dit - gelet op de zeer beperkte financiële middelen - met geestdrift en op verantwoord niveau. Ons inziens is het sprookje, gelet op de jeugdige leeftijd waarop de eerste aanzet tot de allereerste theateropvoeding dient gegeven te worden, een juist medium. Immers deze eerste opvoeding kan spontaan verlopen, omdat ze volledig aansluit bij de speeldriften van het kind, dat enerzijds bezig is met de ontdekking van de wereld rondom hem en anderzijds in levende fantasie zijn eigen wereld bevolkt met prinsen, heksen, kabouters, ridders en indianen. Het sprookje is onsterfelijk en wie de trend in de kinderliteratuur volgt en ook de trend in de lange reeks van geliefde T.V.-produkties, begrijpt dat ook voor het jeugdtoneel het sprookje dagelijks brood is en moet zijn, wil ze juist de wereld van het kind bereiken. Er is echter een vervolg. We merkten reeds eerder op, dat bij het kind het vermogen tot oordelen nog gevormd moet worden. Uiteraard draagt het sprookje hiertoe bij. Ieder sprookje kent het onderscheid tussen goed en kwaad, maar meestal niet de nuances. Ons inziens dienen er bij het jeugdtoneel ook andere sectoren ontwikkeld, geactiveerd en gestimuleerd te worden, namelijk de educatieve en vormingsgerichte kant. Twee knelpunten staan er echter binnen deze ontwikkeling centraal, die om oplossing vragen: de subsidiëring en daaruit voortvloeiend en er op volgend de artistieke kwaliteit. Geld is er voor het jeugdtheater nauwelijks in al die jaren beschikbaar geweest. De sector voor kinderen tussen vier en twaalf jaar heeft eigenlijk nooit iets gekregen. Om welke | |||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||
duistere reden dan ook heeft het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk geen geld beschikbaar voor de basis van de theatervorming. Er is geen geld voor bezinning, evaluatie, zorgvuldige opbouw van theaterprodukties en theatrale objecten en projecten. Er is zelfs geen geld voor een minimale honorering (gelijk aan het wettelijk minimum inkomen) van de medewerkers, om over aanstelling van een dramatische begeleider, een pedagogische deskundige en een organisator/publiciteitsmedewerker maar niet te spreken. Het gevolg van deze achtergebleven situatie is dat het artistiek niveau van de jeugdgroepen - steeds meer groepen opereren binnen het groeiende veld van kinder- en jeugdtheater in Nederland - moet achterblijven. Sinds een aantal jaren subsidieert de provincie Limburg het ‘Limburgs Jeugdtoneel’ met een kleine subsidie, die na bijna dertig jaar activiteit voor 1975 f 18.000, - bedraagt. Deze subsidie geeft echter in genen dele de basis voor het bestaansminimum van een meer professioneel opgezette kleine jeugdgroep en dat terwijl het gezelschap op volle toeren speelt om de aanvraag te kunnen opvangen. De achterstand op het gebied van de kunstzinnige, creatieve en culturele vorming van de jeugd (zowel de leeftijdsgroep van 4 tot 12 jaar als daarboven tot 18 jaar) is groot en blijft vooralsnog een droeve zaak. Het zou daarom zeer belangrijk zijn, indien de groep zich ook meer op het basisonderwijs zou kunnen richten en de educatieve en vormingsgerichte kant opgaan. Het gaat hier om voorstellingen, die allemaal binnen schoolverband gegeven zouden kunnen worden. Deze theatervorming in de breedste zin van het woord zou dan ingebouwd moeten worden in een structuur waarin - binnen het basisonderwijs en ook binnen andere vormen van onderwijs als wezensbestanddeel - theatervorming naast muzische, creatieve en educatieve vorming een plaats zou krijgen. Wil het jeugdtoneel in Limburg volwassen kunnen worden, dan dient er primair voldoende financiële armslag te komen teneinde ook het artistiek vermogen tot volwassenheid te brengen. |
|