Toneel en theater in Limburg in de 19e en 20e eeuw
(1976)–Harry Schillings– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van tournooi der Maasgouwen tot tournooi der Lage LandenHet Limburgse Maasdorp Elsloo is een unieke gemeenschap. Het bezit een rijk en bloeiend cultureel leven; telkenjare worden er belangrijke en goed georganiseerde initiatieven ontplooid. Een van de grootste, wellicht het grootste initiatief in Elsloo ontwikkeld en opgebouwd, met veel enthousiasme en improvisatietalent, is het tournooi der lage landen, dat einde 1976 voor de vijfentwintigste keer zal plaatsvinden en dat is uitgegroeid tot het enige internationaal erkende amateurtoneelevenement in het Nederlandse taalgebiedGa naar eind14. Het begon uiteraard allemaal heel erg bescheiden, destijds in 1952 te Elsloo. Het lag aanvankelijk zelfs niet in de bedoeling een regelmatig tournooi te organiseren. Men gebruikte enkel een toneelwedstrijd - wat vele tientallen keren daarvoor op tientallen plaatsen in Limburg reeds gebeurd was - om geld bij elkaar te krijgen voor het instrumentenfonds van de Fanfare de Maasgalm. Het enige, wat reeds in het begin afweek van de gangbare traditie in de 20e eeuw was, dat het organisatiecomité met Lei Alberigs als voorzitter en Harrie Dobbelstein als secretaris een wedstrijd organiseerde voor avondvullende stukken, in plaats van de gebruikelijke eenakters. Een nieuw element vormde tevens dat men drie Belgische gezelschappen aanzocht naast drie Limburgse gezelschappen. Geheel vreemd was dit gebaar natuurlijk niet. Als men op geld mikt voor een instrumentenfonds, dan is men aangewezen op de plaatselijke en op de nabuurgemeenschappen. Bovendien heeft een krachtmeting Nederland-België steeds weer een bijzonder karakter. Met behulp van Jos Waasemberg, toneelcriticus van Radio Hasselt, werden in Belgisch-Limburg de gezelschappen ‘Door en voor't volk’ te Rummen, ‘Bree's Volkstoneel’ en ‘Climax’ te Hasselt voor het plan gewonnen. Van Nederlands-Limburge zijde werd het sextet volgemaakt door gezelschappen uit nabuurgemeenten van Elsloo: ‘Vondel’ uit Stein, ‘Rooms Toneel’ uit Geleen en ‘Bergs Toneel’ uit Berg aan de Maas. Deze eerste confrontatie van Nederlands-Limburgse en Belgisch-Limburgse groepen toonde meteen dat Nederland een achterstand - en zelfs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een grote - had, al gebiedt de eerlijkheid te vermelden, dat de drie Nederlands-Limburgse gezelschappen niet zonder meer representatief waren voor het Nederlands-Limburgse peil. Een analyse van deze wedstrijd - waarin de drie Belgisch-Limburgse gezelschappen met grote voorsprong de eerste drie plaatsen bezetten - wees als belangrijkste oorzaak aan: het gebrek aan goede regie, waarbij al spoedig bleek, dat juist in Belgisch-Limburg de spelers trouw spel-, taal- en regiecursussen volgden. Ook in latere jaren bleek, niettegenstaande een duidelijke verbetering aan Nederlandse zijde, telkens weer opnieuw een Belgische suprematie, zodat H. Dobbelstein, als secretaris van het organiserende comité, na afloop van het XVIIe Tournooi (1968/69) eens te meer concludeerde: ‘...mij moet van het hart, dat als we ervan uitgaan dat het Tournooi der Lage Landen een confrontatie op het hoogste niveau wil bieden van het amateurtoneel in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, het steeds moeilijker lijkt te worden om uit de Noordelijke Nederlanden gezelschappen aan te trekken die competent zijn om op het gewenste peil de degen te kruisen met de Vlaamse verenigingen’. Als belangrijkste reden noemde Dobbelstein ‘de sterkere historische tradities van het amateurtoneel in de Zuidelijke Nederlanden; de stimulerende invloed die de strijd om taal en recht met name in Vlaanderen óók voor het liefhebberstoneel heeft betekend; het selecterend effect van de in Vlaanderen veel meer dan in het Noorden voorkomende toneelwedstrijden; maar ook de veel meer harmonische, meer reële verhoudingen, die er in Vlaanderen tussen beroeps- en amateurtoneel bestaan. Wij hebben de stellige indruk, dat als gevolg van een en ander Vlaanderen meer dan het Noorden beschikt over een stel vaak jonge amateurtoneelregisseurs, van uitgesproken bekwaamheid en feeling voor het amateurtoneel’. Het besluit tot voortzetting van het Tournooi der Maasgouwen, waartoe zich een Elsloo's comité vormde bestaande uit de heren Alberigs, Dobbelstein, Reubsaet en Schmeits, werd - zoals het reglement van 1953 bepaalde - na het échec van de Nederlands-Limburgse deelnemers, genomen met het doel het toneelleven in en de onderlinge contacten tussen de beide Limburgen te bevorderen. Dit reglement stelde de navolgende eisen aan de op te voeren stukken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorts werd bepaald, dat aan het Tournooi maximaal 12 verenigingen konden deelnemen, namelijk zes Nederlands-Limburgse en zes Belgisch-Limburgse groepen, en dat de prijzen zouden bestaan uit kunstvoorwerpen, vervaardigd door Limburgse kunstenaars; de waarde der prijzen zou minimaal f 750, - bedragen. Wijs geworden door de ervaringen van het eerste Tournooi, nodigde het comité een vijftal amateurtoneelverenigingen uit geheel Zuid-Limburg uit: het ‘Zuid-Limburgs-Toneel’, ‘De Narrenkap’, ‘Het Limburgs Toneel’, ‘De Flierefluiters’ en ‘Rooms Toneel’ (Geleen). Aan Belgische zijde werden uitgenodigd: ‘Ons Genoegen’ (Waterschei), ‘Thalia’ (Houthalen), ‘Bree's Volkstoneel’ (Bree) en ‘Kunst Adelt’ (Geystingen), zodat in totaal negen gezelschappen om de eer streden. De uitslag van dit IIe Tournooi gaf een meer reeël beeld van de krachtsverhoudingen op amateurtoneelgebied in de beide Limburgen. De eerste en derde prijs waren voor België, de tweede, vierde en vijfde voor Nederland. Voor het IIIe Tournooi (1954/55) werd het wedstrijdreglement nader uitgewerkt. Het aantal uit te nodigen gezelschappen werd teruggebracht tot acht; vier verenigingen uit Belgisch en vier verenigingen uit Nederlands-Limburg. De stukken moesten beantwoorden aan de algemene eisen, welke aan een kunstwerk mochten worden gesteld en moesten een minimum-speelduur van twee uur hebben. Omtrent beroepsspelers en -speelsters werd nader bepaald, dat als zodanig door het comité alléén diegenen zouden worden beschouwd, die uitsluitend of in hoofdzaak van het toneel hun levenstaak maakten. Geoorloofd was het incidenteel medewerken aan opvoeringen door beroeps- of semi-beroepsgezelschappen. Ook het aantrekken van gastspelers door amateurgezelschappen werd geregeld: ‘Alle medewerking van “toevallige elementen” is verboden op straffe van uitsluiting in de eindrangschikking. De secretarissen van de deelnemende groepen zijn verplicht aan het comité desgewenst alle inlichtingen over acteurs en actrices te verstrekken’. Als toelichting bij deze bepaling werd opgemerkt, dat ‘het doel van het Tournooi is mede een zuiver beeld te krijgen van het peil, waarop de Limburgse groepen staan, en zicht op de normale mogelijkheden van de groep’. Het derde jaar leverde de eerste overwinning op voor de Nederlands-Limburgse groep ‘De Kat’ uit Heerlen onder regie van Jan van Heteren, die met één punt voorsprong op ‘Thalia’ uit Houthalen de eerste prijs behaalde. Na het IVe Tournooi (1955/56) - gewonnen door ‘De Narren- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kap’ te Hoensbroek - geraakte de wedstrijd in een impasse. Met moeite kreeg het comité zes deelnemende gezelschappen ter beschikking. Comité-voorzitter en jury-voorzitter stelden een aantal onloochenbare feilen aan de kaak: het schortte aan inzet en geest bij verschillende groepen, die op de valreep om twijfelachtige redenen vaak van deelname afzagen, terwijl ook het gehalte van de geleverde prestaties van twijfelachtige aard was. In het jury-rapport van het IVe Tournooi werd de vinger onbarmhartig gelegd op de feilen in het Limburgse amateurtoneel: ‘Onnatuurlijk, zowel in dictie, in houding en spel als in de opvatting van het geheel, in de typering en uitdieping van de verschillende karakters. Vooral de bijrollen werden opvallend verwaarloosd. Bitter weinig kwam terecht van een natuurlijke conversatietoon. Er werd teveel tekst opgezegd en er werd te weinig tekst beleefd. Daardoor konden het spel en de actie niet boven een zekere vlakheid uitgroeien en werden hoogtepunten zelden gehaald. Het vertoonde spel had te veel weg van aangeleerde gebaren en opgelegde plaatsingen. Opvallend was voorts, dat de actie op de planken de nodige vaart miste en de spelers van de andere kant niet wisten wat “een stilte” op de scène betekende’. Geconstateerd werd voorts, dat er nog steeds gebrek bestond aan goede regisseurs. Om de leefbaarheid van het Tournooi te vergroten en om het peil der voorstellingen te verhogen, besloot het comité aan het vijfde Tournooi der Maasgouwen ook deelnemers buiten de beide Limburgen toe te laten. In dit eerste lustrumjaar werd ‘Brederode’ uit Schiedam prijswinnaar. In het reglement van het VIIe Tournooi werd artikel 1 nader geformuleerd: ‘Het toernooi wordt ingericht met het doel het toneelleven in Limburg en de onderlinge contacten tussen de Nederlandse en de Vlaamse gezelschappen te bevorderen’; voorts werd bepaald, dat tot deelname zouden worden uitgenodigd een zestal verenigingen, waarvan tenminste de helft uit de beide Limburgen afkomstig zou zijn. Het Tournooi evolueerde nog verder. Bij de prijsuitreiking na het Tournooi 1959/60 merkte jury-voorzitter Piet Vandevoort op: ‘Het Tournooi der Maasgouwen, aanvankelijk bedoeld als een toneelwedstrijd tussen de beide Limburgen, heeft dusdanige vorm en gestalte gekregen, dat het zeer ver is uitgegroeid boven datgene, wat de inrichters er aanvankelijk van verwachtten. Door de groeiende belangstelling in Noord en Zuid, zijn welhaast klassieke traditie, zijn éénmaligheid op het Internationale Plan en zijn nog groeiende prestige, is het Tournooi der Maasgouwen in feite geëvolueerd tot Tournooi der Lage Landen’. Deze feitelijkheid verkreeg ook weldra formeel haar beslag. Het XIIe Tournooi werd georganiseerd onder auspiciën van het Comité Amateur- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Comité van het Tournooi der Lage Landen te Elsloo.
Maastricht '46 met ‘Wagon 2114’ van e. labiche (1971).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Limburgs Volkstoneel met ‘Kompelseer’ van piet malherbe. (1949)
leny malherbe - jo velrath. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toneel België-Nederland, terwijl als doelstelling - blijkens het reglement van het XIIe Tournooi (1963/64) - werd aangewezen:
Bij de viering van het derde lustrum van het Tournooi (1966/67) werd ook de naam - reeds vanaf het VIIIe Tournooi onofficieel gebezigd - gewijzigd in ‘Het Tournooi der Lage Landen’. ‘Nadat het Tournooi’, aldus Harrie Dobbelstein als secretaris van het Elsloose comité bij de prijsuitreiking van het Tournooi 1966/67, ‘organisatorisch veertien jaar lang een zaak was van een Elsloos Comité van particulieren, kon in 1966 worden bereikt, dat het Tournooi een aangelegenheid, een evenement werd van het Comité Amateurtoneel België/Nederland, een Comité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de drie Belgische en de twee Nederlandse Nationale Federaties van Amateurtoneelgezelschappen en dat tevens fungeert als subcommissie van het Belgisch/Nederlands Cultureel Akkoord’. De organisatie bleef in handen van het uit zes personen bestaande Elsloose comité, aangevuld met een door de Federaties aangewezen Belgisch en Nederlands lid, Raymond Swerts en Frits Bloemkolk. Hierdoor werd benadrukt, dat het Tournooi in belangrijke mate had bijgedragen aan de bevordering van de culturele contacten en de integratie van het Nederlandstalig cultuurgebied. Het Elsloose comité tenslotte werd op 4 juli 1973 omgezet in de ‘Stichting Tournooi der Lage Landen’, omdat omvang, activiteit en financiële consequenties inmiddels zo groot geworden waren, dat zij niet langer verantwoord door een comité van particulieren gedragen konden worden. Het doel van de Stichting Tournooi der Lage Landen was: het bevorderen van nationale en internationale contacten op het gebied van het amateurtoneel in Nederland en het Nederlandstalig amateurtoneel in België, het verhogen van het peil van dat amateurtoneel en daarmede verband houdende terreinen, alsmede het initiëren, bevorderen en organiseren van culturele en cultureel-sociale aangelegenheden, in ruimere zin genomen. Aan de 23 toneeltournooien, die er tot en met het seizoen 1974/75 te Elsloo plaats vonden, namen in totaal 159 gezelschappen deel, waarvan 72 uit BelgiëGa naar eind15, 45 uit Nederlands-LimburgGa naar eind16 en 42 Nederlandse gezelschappen buiten LimburgGa naar eind17. Een aantal van deze gezelschappen nam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee of meer keer aan het Tournooi deel. Sedert 1968/69 was de deelname van Nederlands-Limburgse gezelschappen aan het Tournooi minimaal. In zeven opeenvolgende Tournooien werden slechts drie gezelschappen uitgenodigd uit Nederlands-Limburg, te weten tweemaal ‘Tegels Toneel’ en eenmaal het ‘Limburgs Toneel’. In alle drie gevallen eindigden zij op de laatste plaats. Over dit probleem zei M. Schmeits, secretaris van het Tournooi der Lage Landen bij de uitslag van het XXIIIe Tournooi op 11 januari 1975: ‘Het steeds stijgende artistieke peil van dit Tournooi, dat moet gezien worden als een wedstrijd voor Nederland en Vlaanderen, vraagt een zeer kritische opstelling bij de selectie der verenigingen. Elke deelnemer dient garanties in te houden voor een prestatie passend binnen het kader van het Tournooi. Bij het zoeken naar een Limburgs Gezelschap wordt echter op geen enkele wijze geschipperd ten aanzien van de aangelegde selectienormen’. Bij het wedstrijdreglement voor het IIIe Tournooi (1954/55) werden aan de op te voeren stukken niet alleen de reeds hiervóór vermelde eisen gesteld, maar ook werd bepaald, dat de verenigingen bij de inschrijving aan het comité schriftelijk opgave moesten doen van het stuk, waarmee zij wensten deel te nemen. Een tekstboekje van het werk diende te worden bijgevoegd. Deze bepaling wettigt het vermoeden, dat het comité zich het recht voorbehield bepaalde werken te weigeren, hetzij uit het oogpunt van kunstwaarde, hetzij op morele gronden. Dat dit binnen het Elsloose Tournooi ooit gebeurd is, achten wij onwaarschijnlijk, aangezien wij in menig juryrapport (hierna nog te bespreken) opmerkingen aantroffen met betrekking tot de opgevoerde werken. Het artikel betreffende de op te voeren werken werd overigens in de loop der Tournooien regelmatig gewijzigd en de eisen werden van jaar tot jaar hoger gesteld. De jury ging zowel bij het algemene verslag van de wedstrijd als ook bij de afzonderlijke bespreking van de opgevoerde werken regelmatig zeer diepgaand en uitermate deskundig in op de stukken, waarbij vooral de aanpassing van het opgevoerde werk aan de mogelijkheden van het ensemble werd getoetst. Enig inzicht op de visie van de jury omtrent de repertoirkeuze geven de jury-rapporten: ‘De keuze der stukken was over het algemeen verantwoord, al kregen wij de indruk dat zij meer dan eens vooral aan enkele hoofdvertolkers was aangepast. Dit laatste had dan een sterk individueel spel ten gevolge, een spel evenwel, waarin vaak de onderbezetting en onderschatting van de bij- en nevenrollen het uiteindelijk resultaat verzwakte’. (Ve Tournooi 1956/57) ‘Bepaalde stukken konden haast niet door de beugel wat hun in- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trinsieke waarde betrof. Anderen waren minder gelukkig gekozen en slechts een paar beantwoordden ten volle aan datgene wat men van een wedstrijdstuk mag eisen’. (VIe Tournooi 1957/58) Tot de laatste categorie behoorden, naar het oordeel van de jury, ‘De reiziger van Forceloup’ van Georges Sion, gespeeld door de ‘Tierlantijnen’ uit Weert en gehonoreerd met een tweede prijs en ‘De Kamer waarin wij leven’ van Graham Greene, gespeeld door ‘Brederode’ te Schiedam en goed voor de eerste prijs. Tot de midden-categorie werden gerekend ‘Vingers liegen niet’ van Raymond Swerts (een thriller met voldoende mogelijkheden, doch niet voldoende uitgediept) en ‘Het spook van Canterville’ van Oscar Wilde (een stuk enkel als ontspanning aanvaardbaar, doch liever niet gezien in het kader van een wedstrijd). Tot de eerste categorie behoorden als zeer zwak-melodramatisch ‘Kathelijne’ van Yvonne Wagemans en ‘De Zon tegemoet’ door Maarten van Vugt, ‘een zeer sentimentele brok, die de grens van het melodramatische steeds weer overschreed, op het drakerige af. Het was bestendig een zoeken naar uiterlijke effecten’. Bij het VIIIe Tournooi (1959/60) merkte de jury op:
In het XIIe Tournooi (1963/64) kwam de jury in haar rapport tot een vrijwel gelijkluidende conclusie: ‘Hoe rijk ook aan beloften heeft dit tournooi niet dat hoge niveau bereikt van sommige der voorgaande. De telkens weer opnieuw verwachte hoogvlieger kwam evenmin. Twee oorzaken: verkeerde keuze van stukken en onjuiste taakopvattingen van regisseurs. Diverse verenigingen hebben hun krachten overschat en stukken gebracht, welke zij niet aankonden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mede gelet op de mogelijkheden van de groep kwam de jury naar aanleiding van de gemaakte keuze tot de volgende conclusie: ‘De knecht van twee meesters’ van Goldoni. Een zeer goede keuze. Ondanks de grote bezetting, vlotte en naar alle kanten verantwoorde uitvoering. ‘Blaffen tegen de maan’ van D.F. Frank. Een jammerlijk geval van zelfoverschatting. De gehele avond is een vergeefse worsteling geweest met een thema, dat de spelers nergens aansprak, laat staan in zijn greep kreeg. Het stuk is nogal tweeslachtig gecomponeerd, waarin het vervloeien der twee elementen wellicht meer gevaren dan mogelijkheden meebrengt. Regisseur en spelers zullen dit stuk moeten màken. ‘Wrok om gisteren’ van J. Osborne. De jury gelooft niet in de dramatische kwaliteit van het stuk. Het stuk drijft uitsluitend op effecten. De keuze van het stuk is voor de groep om technische en praktische redenen (bezetting) ongelukkig. ‘Kant noch wal’ van John Vaszary. De verrassing was dat de Haagse kandidaat van dit niet zo waardige stuk, iets te licht van standing en vrij saai, een vertolking gaf, die tot een eervolle prestatie werd. ‘De Regenmaker’ van Richard Nash. Goede keuze van goed stuk. ‘Ninotchka’ van M. Lenguel. Goede keuze van aanvaardbaar stuk. ‘Parkstraat 13’ van Axel Ivers. Een verouderd aandoende thriller. Geen gelukkige keuze voor de groep. In het jury-rapport van het XIIIe Tournooi (1968/69) ging de jury in het algemeen verslag voor het eerst expliciet in op de keuze van het stuk: ‘De jury werd hier voor een probleem gesteld, dat zij ernstig benaderd en van verschillende zijden bekeken heeft. Dit probleem: moet zij behalve met de kwaliteit van de toneelprestatie ook rekening houden met de intrinsieke en artistieke waarde van een te beoordelen stuk, speciaal wanneer dit spel van dien aard is dat het de kracht van de uitbeelding vrijwel teniet doet? Zij was van oordeel dat ook de keuze van het stuk verantwoord moet zijn, en dat een verantwoorde keuze tot de wedstrijdeisen van het Tournooi behoort, wil dit zijn betekenis in de wereld van het waardevolle amateurtoneel bewaren en uitbreiden. Het blijspel “Patcy” is samengesteld uit een reeks weinig inhoudende situaties, getekend op bekende patronen met alleen maar naar effect zoekende figuurscheppingen. In hun aller contacten zit geen levensgroei, geen greintje geestelijke waarde, kortom zitten alleen maar elementen, die op het effect bij het publiek berekend zijn. Komt er, vanwege het effect, een verandering, dan komt zij onlogisch en onvoorbereid. Met een “happy-end”, dat niet meer betekent dan een “slot”, zoals het publiek zich dat wenst’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In volgende jury-rapporten wordt op dit aspect nu regelmatig teruggekomen: ‘Meer dan één groep’, aldus Mon Govaerts in het eindrapport van het XXIe Tournooi (1972/73), ‘heeft, gezien het resultaat van de voorstellingen, problemen gehad in verband met de keuze:
Bij de montering echter bleek de keuze niet te beantwoorden aan de natuurlijke capaciteiten enerzijds, of, beantwoordde het werk in vormgeving niet aan het fenomeen toneel. Wij zijn er ons van bewust dat de keuze van een stuk een van de moeilijke problemen is bij het amateurtoneel. Bij ‘een niet juiste keuze’ rijzen er én voor de acteurs én voor de regie nieuwe problemen met het gevolg, dat het stuk onvoldoende dramatisch uitgewerkt of onvoldoende dramatisch uitgewerkt kan worden. Het contact acteur-publiek doet geforceerd en kunstmatig aan; het gelooft er niet in en de opvoering glijdt over het publiek heen. In zulk geval wordt het publiek onvoldoende gesensibiliseerd om ontvankelijk te staan ten opzichte van de actie, de dramatiek en de evolutie, kortom ten opzichte van het toneelspel. De regie tracht dan deze tekorten op te vangen op alle mogelijk denkbare manieren. Acteurs worden overgeregiseerd, er komen niet verantwoorde tekstcoupures en wijzigingen voor of de regie laat meer dan ons lief is met het stemvolume van de acteurs omspringen. Het publiek voelt maar al te goed, dat er wat hapert en gebruikt dan zelf de volgende zin: ‘het stuk kwam niet helemaal over’. Het repertoire van het XXIe Tournooi bestond uit de volgende werken: ‘Het Ei’ van F. Marceau, ‘Allerzielen’ van H. Heyermans, ‘De drielingsbroeders’ van A. Collalto, ‘Pas op dat je geen woord zegt’ van D.F. Frank, ‘Alles voor de tuin’ van Edw. Albee, ‘De wonderdoenster’ van Gibson en ‘De Lusitaanse Bullebak’ van P. Weiss. Bij het XXIIe Tournooi herhaalde Arend Hauer als voorzitter van de jury de waarschuwing, reeds bij het IIIe Tournooi gegeven: ‘Speel niet klakkeloos het repertoire van het beroepstheater na, doch tracht zelf eens wat meer initiatief aan de dag te leggen’. Over de opvoeringen van het XXIIIe Tournooi (1974/75) zegt A. Hauer in het algemeen jury-rapport: ‘een boeiend en zeer gevarieerd repertoire’. Verheugd toonde zich de jury over de opvoering van ‘drie stukken van eigen bodem, stuk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor stuk geschreven door toneelschrijvers met duidelijk talent, en van zeer verschillende aard’. Bedoeld worden hier opvoeringen van: ‘Terug naar Warschau’ van Jan Staal, ‘Uitgang’ (première) van Jan Zuidgeest en ‘Waarom slaap je niet, liefje?’ van Jos Vandeloo. Wat het opvoeren van Nederlandstalig werk betreft - een groot aantal jaren kwam er geen Nederlands werk op het repertoire voor - dient men de vraag te stellen of het niet op de weg ligt van het Tournooi der Lage Landen ook uitdrukkelijk de toneelschrijfkunst in de Zuidelijke Nederlanden te bevorderen? Men zou b.v. eens in de vijf jaar een Tournooi kunnen uitschrijven, waaraan alleen met oorspronkelijk Nederlandstalig werk kan deelgenomen worden en dan bij voorkeur werk dat van recente datum moet zijn. Werk van Nederlands-Limburgse auteurs troffen we - afgezien van het eerste (nood-)Tournooi - in de bijna vijfentwintig jaar niet aan.
Alvorens nader in te gaan op de verrichtingen van regisseurs, acteurs en actrices dienen we allereerst de beoordelingsnormen van de jury te kennen. In de slotrede van het IIIe Tournooi (1945/55) gaf de voorzitter een samenvatting van de beoordelingspunten door de jury:
De jury, bestaande uit drie leden (één lid te benoemen door het Nederlands Centrum voor Amateurtoneel, één lid door de Belgische federaties en één lid door het organiserend comité) gaf voor elke voorstelling maximaal (3 × 100 punten): 3 punten. De beoordeling geschiedde normaliter volgens onderstaande tabel.
Van elke voorstelling werd door de jury een uitvoerig rapport opgesteld, dat ook ter kennis werd gebracht van de deelnemende vereniging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van een onderlinge vergelijking, en zelfs een vermelding van de behaalde punten door de verenigingen binnen het Tournooiverband, hebben wij hier afgezien, omdat toegekende punten (en in feite zelfs klasseringen) alléén gelden binnen de grenzen van één Tournooi en slechts bij benadering vergeleken kunnen worden met de prestaties van voorgaande of volgende Tournooien. Opmerkingen over de kwaliteit van een bepaalde voorstelling gelden in zekere zin ook slechts voor de voorstelling binnen dat bepaald Tournooi. Een toneelvoorstelling is immers een momentopname, het resultaat van een avond, waarbij veelal toevallige factoren een rol spelen. Daarom is het volgende beperkt tot algemene opmerkingen van de jury, gemaakt over zaken die tot het wezen van een goed gegeven voorstelling behoren: de regie, de mise-en-scène, de homogeniteit van de groep, uitspraak en rolkennis en de aankleding. Over regie en regievoering werden in vrijwel elk van de drieëntwintig algemene jury-rapporten alsmede in de 159 jury-beoordelingen van de opgevoerde stukken zeer behartenswaardige dingen gezegd, die in feite culmineren in wat Mon Govaerts in het eindrapport van het XVe Tournooi (1966/67) over de regie constateert: ‘Wat de regie betreft, blijft er nog steeds heel wat werk te leveren. Het klaar doortrekken van de intrige, de climaxen, het zuiver uitspelen van voorname knooppunten en van de eindfase, kortom, wat is de draad en wat is stoffering. Dit wordt weleens vergeten in het vuur van het spel. De regie moet er naar streven om de mogelijkheden die een stuk biedt op de planken tot hun volle recht te laten komen. Hiermee bedoelen wij geenszins, dat de regisseur te pas of te onpas op effecten moet jagen, maar dat hij uit de gegevens van de tekst een spel, een evolutie, een aankleding (decor, licht, grime, kledij) een esthetisch-technische oplossing moet distilleren, die hem het best lijkt om zijn doel te bereiken. Dit doel is de levende wenzens, besloten in het werk van een auteur, aan een derde - het publiek - tot hun rijkste ontplooiing te laten evolueren. De regisseur is de hoofdschakel tussen auteur en publiek en hij mag noch de ene, noch de andere geweld aandoen. Dit lijkt niet alleen een zware opdracht, dit is wel degelijk een zware opdracht. Want als regisseur heeft hij af te rekenen met de mogelijkheden van zijn spelersmateriaal, elk acteur afzonderlijk; problemen met jongere en oudere rollen; problemen met bezetting, vrouwelijke en mannelijke. Dan staat de regisseur bij de amateurgezelschappen voor een speciale taak: het is immers zo dat de meeste acteurs en actrices moeten opgeleid worden binnen de kring van de eigen vereniging’. Aan de opsomming van deze mogelijkheden en moeilijkheden, waren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er nog een aantal toe te voegen: ‘De regie schonk meermalen niet voldoende aandacht aan het ensemble-spel, aan de groep als geheel. Bovendien kwamen daarbij detail-verzorging en tempo meer dan eens in het gedrang. Te vaak nog werden geen levende figuren op de planken gezet, maar rol-vertolkers, tekst-weergevers zonder meer’. (Rapport 1956/57) ‘De bijrollen werden opvallend verwaarloosd. Een stuk kan niet een spel zijn van enkele hoofdfiguren met wat meelopers daar rond. Het moet één natuurlijk geheel vormen. Er bestaan op toneel geen kleinere rollen. Waar een korte rol wordt genegeerd, wordt de essentie van een stuk afgebroken’. (Rapport 1955/56) ‘De regie voeren en tegelijkertijd een hoofdrol spelen in hetzelfde stuk blijft steeds een gevaarlijke onderneming, zoals ook hier weer is gebleken. Het biedt ernstige moeilijkheden in verband met de zelfcontrôle, de greep op de medespelers en het zicht op het totaal’. (Rapport 1969/70) Uiteraard waren er naast vele op- en aanmerkingen ook vele lofprijzingen voor de regisseurs, die variëren van ‘zorg en toewijding’ tot ‘technisch knap, beheerst en doorleefd’. Ook in de regievoering was een duidelijk opgaande lijn te constateren. De regievoering komt vooral tot uitdrukking in de mise-en-scène, die een van de belangrijkste uitdrukkingsmiddelen van het toneel is. Hierover zegt A. Hauer in het jury-rapport van het XXIIIe Tournooi: ‘Toneel is een strategisch bewegingsspel, waarbij de innerlijke en onderlinge spanningen en verhoudingen van de spelfiguren helder in beeld gebracht kunnen worden. Enscèneren is niet enkel een willekeurig verplaatsen der spelers, maar een nauwkeurig nagaan, hoe die spanningen en verhoudingen zich gedurende de ontwikkeling van het spel doorlopend wijzigen. Door dit via de mise-en-scène in beeld te brengen, wordt de toeschouwer duidelijk en aanschouwelijk gemaakt, wat diep in de spelfiguren leeft aan gevoelens en ook gedachten. Alles op het toneel dient voorbereid te zijn en zichtbaar te worden gemaakt’. Het is duidelijk dat, gelet op de opmerkingen gemaakt bij de regie, die uiteindelijk allen weer op de mise-en-scène zijn terug te voeren, de regisseurs bij de enscenering weleens in moeilijkheden raakten. Wat dit betreft lijkt de opmerking, gemaakt in het jury-rapport van het XXe Tournooi (1971/72), alleszeggend: ‘Het gebeurde wel eens, dat we regie en spelers zagen omspringen met een slordige mise-en-scène en dat ook décors en rekwisieten verkeerd of onvoldoende betrokken werden bij het spel, of (en dat is eigenlijk ondenkbaar) de hoogstnodige décor- en rekwisietenelementen ontbraken’. Hierbij dient echter aangetekend te worden dat de technische mogelijkheden in Zaal Raeven, waar twintig Tournooien zich afspeelden, zeer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beperkt waren. Het toneel in zaal Raeven was slechts 6 meter breed en 5 meter diep. Het XXIe Tournooi en volgende vonden plaats in het nieuwe Maaslandcentrum te Elsloo. Homogeniteit binnen een voorstelling ontstaat als de regievoering en de enscenering goed is. De homogeniteit van de spelende groepen kreeg bij de beoordeling steeds alle aandacht van de jury en besliste in menig geval over de vraag wie het hoogst geklasseerd werd. In het jury-rapport van 1956/57 werd reeds gesteld: ‘De jury acht niet het belangrijkste, dat een groep over enkele bijzonder vlotte en boeiende acteurs en actrices beschikt (al onderschat zij hun waarde niet), maar dat een uitvoering door allen gezamenlijk op een verantwoord niveau gedragen wordt, zelfs indien er de sterren of vedetten afwezig zijn’. Werd er in de jury-rapporten van de eerste tien à vijftien Tournooien nog al eens geconstateerd, dat te weinig zorg werd besteed aan de keurige uitspraak van het algemeen Nederlands, dat te stil en te snel gesproken werd, woord en zinsaccenten verkeerd gelegd, dat er in de dictie sprake was van pathos, declamatietoon of melodramatiek, in het XXIe Tournooi constateert de jury: ‘Elke groep pakte praktisch uit met een zeer goede rolkennis, een goede toneeltaal, verzorgd en verantwoord décor, licht, geluid, grime en costumering. Wij vinden het prettig te constateren, dat de toneeltechniek bij de amateurgroepen een normaal verschijnsel geworden is’. Jury, deelnemers en pers zijn vol lof over het Elsloose publiek, dat niet alleen regelmatig zorgt voor een volle zaal, maar zich ook een meelevend, gedisciplineerd en deskundig publiek toont. Door een jarenlang toneelpracticum heeft het kijk op toneel gekregen, waardoor een grote betrokkenheid ontstaat tussen acteurs en toeschouwers en derhalve een bijzonder bevruchtende wisselwerking. De deskundigheid van het publiek blijkt bij voorbeeld hieruit, dat niet zelden de uitslag van de publieksjury en de deskundige jury samenvallen of grotendeels overeenstemmen. In een beschouwing over de prijsuitreiking van het XIIIe Tournooi zegt Paul Haimon in een artikel ‘Amateurtoneel kreeg hart onder de riem gestoken’ in het Limburgs Dagblad: ‘In Elsloo heeft men van het begin af gestreefd naar een opvoering van het cultureel peil. Dit zowel bij de spelers als bij het publiek. Wat de spelers betreft, die nooit zulke alleen-maar-amateurs zijn of zij hebben een vonkje van het kunstenaarsschap, anders presteren ze niets, daar mocht dat geloof in artistieke vooruitgang niet voorbarig heten. In Elsloo hebben wij ervaren, dat daar het publiek met het peil der opvoeringen is meegegroeid. Men zit er bij een zwaar stuk, dat een enorme concentratie moet vragen van een niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
literair onderlegd publiek, als dit jaar “Een maan voor de misdeelden” van Eugene O'Neill, meer geboeid dan het publiek in een grote schouwburg. Het publiek kende de opvoering van dit stuk, juist als de jury, het hoogste aantal punten toe’Ga naar eind18. Loe Maas, de stuwer, adviseur en werker van het eerste uur achter het Tournooi te Elsloo, veelvuldig jury-voorzitter, zegt in De Nieuwe Limburger over het Tournooi der Lage Landen het volgende: ‘Het Tournooi is al jarenlang een even interessante als in grote Nederlandse en Vlaamse kringen nauwkeurig bespiede spiegel van het amateurtoneel en als zodanig, als afspiegeling, van praktische betekenis voor het amateurtoneel. Het Tournooi registreerde in al die jaren als een manometer de kwaliteitsschommelingen in de gerenommeerde groepen; liet zien hoe groepen vanuit de mist der onbekendheid zich opeens of na jaren van hard werken bij de besten plaatsten; het leerde dat als een groep op een of twee sterken steunt, dit geen bewijs is voor de amateurtoneellistische gezondheid van dit gezelschap en dat alleen een hecht ensemble tot goede en bekroonde prestaties leidt. Het demonstreerde bovenal, dat het vooral de regisseurs zijn met hun onmisbare kwaliteiten, die de toneelstukken maakten of braken; van de regisseurs, die met hun uitgepuurde visie, hun durf en hun fantasie in mise-en-scène, figuur-tekening, beweging en tekstzegging, op hun acteurs en actrices wisten over te brengen, én van de regisseurs, die daarin gedeeltelijk of zelfs grotelijks te kort schoten. Met de kwaliteit van de regisseurs staat of valt het amateurtoneel’Ga naar eind19. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage IVan de 72 voorstellingen, door Belgische verenigingen gegeven, werden er 40 met een 1e, 2e of 3e prijs bekroond, terwijl 13 maal een eerste prijs werd verworven.
Uit België traden de navolgende gezelschappen op:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage IIUit Nederlands-Limburg traden de navolgende gezelschappen op, waarbij tevens wordt vermeld in welke mate en hoe vaak zij tot de eerste drie prijswinnaars behoorden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage IIIVan de 42 voorstellingen tenslotte, door Nederlandse verenigingen buiten Limburg gegeven, werden 11 voorstellingen met een 1e, 2e of 3e prijs bekroond, terwijl 5 maal een eerste prijs werd behaald. Uit Nederland - buiten Limburg - traden de navolgende groepen op:
Meervoudig prijswinnaar, waarbij uiteraard het aantal keren, dat deelgenomen werd, in de beoordeling dient betrokken te worden, werden:
|
|