Wat is de hel?
(1919)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendIII.DEZE leer nu, hoe vreemd ook aan den inhoud van het bewuste denken onzer eeuw, krijgt al meer vat op de wereldconscientie. En ongedachte steun wordt zelfs baar verleend van de zijde van hen, die met klem van menschelijk bedenken ertegen protesteeren. Wie den ontwikkelingsgang van de hedendaagsche nieuw-religieuze beweging gadeslaat, zal overal uitspraken aantreffen, die den zedelijken kern van het vergeldings-geloof, van welk standpunt dan ook, trachten te benaderen. Heel het terrein te overzien is ons thans niet mogelijk. Slechts twee van de meest op den voorgrond tredende stelsels willen we noemen: het spiritisme en de moderne theosofie. Het spiritisme! Welk een ommekeer heeft deze occultistische beweging in het denken en voelen der menschheid al niet gebracht! En al is het waar, dat ook de volgelingen van deze beweging het geloof in de hel afwijzen (vgl. bl. 6 en 7), toch heeft het spiritisme meer dan één element uit de bijbelsche prediking van de strafplaats van de slaven der zonde op eigen gezag naar voren gebracht en zoo, zijns ondanks, zijdelings steun geboden aan de desbetreffende leer der Schrift. Daar is allereerst de gedachte, dat geestelijke machten, ook de kwade geestelijke energieën, toch een zekere plaatselijke gebondenheid hebben, en dat ook haar bestaanswijze niet van | |
[pagina 58]
| |
de idee der localiteit, der ruimtelijkheid, kan worden losgemaakt. De ‘berichten’ die, naar de spiritisten voorgeven, van ‘geesten’ ontvangen zijn, loopen weliswaar onderling zeer uiteen; maar dat de geestenwereld dan toch ergens een plaatselijk bestaan heeft, wordt niet ontkend. Over de geestenwereld wordt immers zooal bericht, ‘dat zij op aarde is; dat zij buiten den dampkring is; dat zij zich bevindt aan gene zijde van den Melkweg; dat die wereld ééne sfeer heeft; drie sferen, zes sferen, zes en dertig sferen, een oneindig aantal sferen’.Ga naar voetnoot1) In elk geval spreken zich de meeste spiritisten uit voor het bestaan van verscheiden ‘concentrische sferen’, die zich boven de aarde verheffen.Ga naar voetnoot2) Zelfs zegt men, dat uit geestenopenbaringen gebleken is, ‘dat de planeten en sterren door geestelijke wezens bewoond worden, die daar in hun astraal lichaam den loopbaan voortzetten, dien zij hier op aarde hadden begonnen’.Ga naar voetnoot3) Maar dit is alles nog niet. Niet alleen de onsterfelijkheid der ziel wordt door de meesteGa naar voetnoot4) herauten van het spiritisme geleerd, wijl ‘uit de magische psychologie vanzelf het bestaan volgt van een wezenskern, die niet door de afwisselende toestanden van het lichaam en evenmin door den dood daarvan getroffen wordt’,Ga naar voetnoot5) maar ook heeft het spiritisme in een tijd van plomp materialisme de wereld weer eens opgeschrikt met de prediking van den samenhang tusschen de zedelijke ontwikkeling van het leven aan deze en aan gene zijde van het graf. Wie hier op aarde een laag zedelijk standpunt innam, die wordt door den dood niet ineens tot engel of heilige omgeschapen! En zóó sterk is deze gedachte aan het spiritisme eigen, dat zelfs op den bodem van zijn beschouwing plaats kwam voor de tamelijk strenge zedelijke vergeldingsleer van Emma Hardinge.Ga naar voetnoot6) Dankbaar nemen wij, | |
[pagina 59]
| |
voor ons doel, nota ook van dergelijke uitspraken der spiritistische levensbeschouwing, al kan ze ook voor het overige de onze niet zijn. Ze stemmen zelfs den luchthartigsten mensch tot nadenken tenminste. Niet minder opmerkelijk is het feit, dat ook de theosofie meer dan één punt van aanraking heeft met de boven ontwikkelde gedachten over de hel. Het is waar, o zeker, dat in het wezen der zaak de theosofie even goed als het spiritisme ontzaglijk ver afblijft van den bijbel met zijn prediking van eeuwige straf. Beide toch nemen een trapsgewijze loutering en een evolutie der gescheiden geesten tot hooger leven aan. En wat ook door sommige spiritisten - onder anderen Allan KardecGa naar voetnoot1) - reeds gepredikt was, dat werd door de moderne theosofie nog weer duidelijker verkondigd: er is een reïncarnatie, een zielsverhuizing. De stervende mensch laat zijn stoffelijk lichaam achter ‘gehuld in het violet-grijze etherische lichaam en verzonken in de beschouwing van het panorama van zijn vroeger leven, dat zich in het stervensuur voor hem ontrolt, volledig, in iedere bijzonderheid’. En als hij ook zijn etherisch lichaam afgeschud heeft, dan gaat hij over tot de astraalwereld, en wordt gelouterd in kama-loka, een plaats, waar de voorbereiding geschiedt voor zijn volgende incarnatie. Hier, in kama-loka, ‘ontwaakt dan ieder in de hem eigene sfeer’; zeven afdeedeelingen zijn er, en daaronder ook de ‘hellen’, waar in schrikkelijke deformatie en wanstaltigheid de diepgezonken zondaren toeven. ‘Wat de mensch zaait, dat zal hij ook maaien’; dit principe heerscht ook daar.Ga naar voetnoot2) Men gevoelt: 'n groot principieel verschil is er voorzeker tusschen deze opvatting èn die van den ouden bijbel. Maar welkom is desondanks ons de verkondiging van de onsterfelijkheid der ziel, van den samenhang tusschen tegenwoordig en toekomstig bestaan. En vooral de uit het | |
[pagina 60]
| |
Boeddhisme overgenomen leer van het karma, de wet der zedelijke oorzakelijkheid, heeft de wereld met diepen ernst wederom voorgehouden, dat niet alleen het goede, maar ook het kwade voortwerkt; dat de mensch zelf de oorzaak is van zijn eigen wee; dat ‘alle gedachten, woorden, daden, iets nalaten hetwelk zich als zedelijk resultaat gelden laat’;Ga naar voetnoot1) dat de gevolgen van het kwaad eenvoudig onvermijdelijk zijn. En dat een duisterling der ongerechtigheid niet zoomaar wordt een zoon des lichts. Wij kunnen ons niet anders dan verblijden, indien, wat voor ons waarheid is, al is 't ook maar ‘onder een deksel’ gepredikt wordt (Filipp. 1:18). Wie naar den antieken bijbel niet langer luisteren wil, die leene dan maar zijn oor aan deze dogma's van de allermodernste structuur. Zoodra hij gezien zal hebben, dat hier in anderen vorm veel terugkeert van wat alle eeuwen door de bijbel geleerd heeft, zóó gauw zal groeien in hem de overtuiging, dat, wie met een ernstig gezicht luistert naar spiritisten-wijsheid en theosofische cursus-verhandelingen, gruwelijk dom is, als hij grinnikt om den bijbel. Misschien - wie weet - komt iemand onder wie zoo denken, nog eens tot de slotsom, dat de absolute, van geen schipperen en plooien wetende bijbelleer, toch om haar consequenties aannemelijker is dan de halfslachtige en tegenstrijdige spiritistische en theosofische vergeldingsprediking. Wij voor ons willen noch de eene, noch de andere beschouwing (hoe sterk de bekoring van haar oppervlakkig optimisme ook zijn moge) uitruilen voor de stroeve leer der Schrift. Zoolang het spiritisme zelf zegt, dat het van de ‘hoogere’ geesten geen berichten ontvangen kan,Ga naar voetnoot2) zóólang laten we zijn aanhangers hun onbewezen droombeeld van ‘alles komt terecht’, een stelling, die dus slechts door lagere geesten kan verkondigd zijn. Hun ‘hoogere sfeer’ is evenmin te bewijzen als onze ‘hemel’ of hel. En wat de theosofie | |
[pagina 61]
| |
betreft: al te vreemd is ons de idee van een ziele-loutering door verschillende incarnaties heen, die buiten het bewustzijn omgaat. Wat is dat voor ziele-loutering, als de ziel in telkens verschillende lichamen huizen moet, maar zich van haar vorig lichamelijk leven niets met bewustheid herinneren kan? ‘Waar ik mij zoo weinig van mijn onmiddellijken voorganger in de reeks der incarnaties herinner, daar heb ik moeite, levendig te beseffen, dat mijn opvolger geen andere dan Ik-zelf zal wezen’.Ga naar voetnoot1) Voorwaar, hier is een prediking van een zielsproces van loutering en verreining, dat spot met de eerste beginselen der ethiek. Geloove wie wil aan zulk een wondere heiligmaking, die buiten het bewustzijn goeddeels omgaat; zoolang de gewetens spreken, zóólang zal ons verstand ons zeggen, dat voor zulke ‘heiligmaking’ geen andere zekerheid te vinden is, dan wel in een zeer bizar en vooral buitensporig ‘geloovig’ geloof! Met de werkelijkheid voor oogen komt men er eerder toe, aan de hel te gelooven, dan aan den theosofischen eindelijken hemel - voor iedereen.
We zouden meer kunnen noemen, om én het spiritisme én het modern-theosofisch stelsel te bestrijden. Maar het gegevene moge volstaan. Voor ons doel zij het thans genoeg, den vinger te leggen op uitspraken als deze uit den theosofischen hoek (te vinden in een opstel over: de kracht van karma): ‘Alleen een dwaas kan veronderstellen, dat hij de inwendige bronnen van zonde kan vernietigen door zijn lichaam te vernietigen.’ En: ‘er is geen ontkomen door den dood aan de hoogste noodzakelijkheid van zelf-onderwerping’.Ga naar voetnoot2) Geen ontkomen..... En als ik de menschen noodig, daarover nu eens na te | |
[pagina 62]
| |
denken, dan leg ik hun de vraag voor van de aller-modernste predikers der laatste dogma's die de zoekende menschheidsgeest heeft willen formuleeren. Wie ooren heeft om te hooren, die hoore! |
|